ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9647

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/634001-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. de Greeve
  • S. Steenmetser-Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en mensensmokkel met witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, mensensmokkel en witwassen. De verdachte was betrokken bij het verschaffen van toegang tot Nederland voor illegale vreemdelingen, waarbij hij samen met anderen handelde uit winstbejag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de organisatie die zich bezighield met mensensmokkel vanuit China naar Nederland. Hij heeft onder andere vliegtickets geregeld en telefonische contacten onderhouden over de smokkeloperaties. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag, dat afkomstig was uit de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de tapgesprekken en andere bewijsmiddelen in het dossier beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast, die zijn gebruikt of voorbereid voor de gepleegde strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 26 juni 2006
Tegenspraak
STRAFVONNIS (art. 138 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te ([adres],
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord, Zuyder Bos, te Heerhugowaard.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissingen
3.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 4, 5 en 8 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is de betrokkenheid van verdachte bij de feiten 4, 5 en 8 niet aangetoond. Wat betreft feit 8, dat de officier van justitie in tegenstelling tot de feiten 4 en 5 wèl bewezen acht, overweegt de rechtbank het volgende. Voor zover het bewijs zou kunnen steunen op het enige bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt, namelijk de inhoud van het gesprek, gevoerd op 28 februari 2005 (tapgesprek dossierpagina 615019), geldt dat verdachte betwist dat hij deelnemer is aan dit gesprek. Het gesprek is gevoerd met een telefoon die in gebruik was bij en op naam stond van een medeverdachte. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) concludeert in haar deskundigenrapport van 9 juni 2006 dat niet beoordeeld kan worden of dit telefoongesprek door verdachte is gevoerd. Er zijn dus onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat de verdachte als deelnemer aan dit gesprek is aan te merken.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 23 maart 2005 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie die gevormd werd door verdachte en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk (kort gezegd) mensensmokkel in vereniging als bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht oud en artikel 197a Wetboek van Strafrecht.
2.
hij omstreeks 17 januari 2005 in Nederland, in vereniging met anderen, vier onbekend gebleven Chinese personen, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door en uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland,
immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of een in het vooruitzicht gestelde beloning,
- telefonische contacten gelegd en onderhouden over de (wijze van) smokkel van die vier (Chinese) personen en
- vervolgens die vier Chinese personen van het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol met behulp van een Schipholpas via uitgang D6 en vervolgens via het geopende hek nabij de loods van Avia Trading buiten het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol gebracht en
- vervolgens aldaar die vier Chinese personen met een grijze bestelbus van het merk Opel, type Vivaro met het kenteken [nummer] weggebracht naar een plek nabij De Hoek en
- vervolgens aldaar die vier Chinese personen met een personenauto van het merk Volkswagen, type Passat met het kenteken [nummer] opgehaald en vervolgens weggebracht,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat die toegang en die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk was.
3.
hij omstreeks 17 januari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Vleuten en/of Nieuwegein, in vereniging met anderen twee (Chinese) personen, te weten [betrokkene] en [betrokkene], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang toten uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland,
immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders,
al dan niet tegen betaling van een geldbedrag of een in het vooruitzicht gestelde beloning,
- vliegtickets van Shanghai via Amsterdam naar Paramaribo voor die [betrokkene] en [betrokkene] geregeld en
- telefonische contacten gelegd en onderhouden over de wijze van en het verloop van de smokkel en de plaats en het tijdstip van de overdracht van die [betrokkene] en [betrokkene] en
- die [betrokkene] en [betrokkene] een mobiele telefoon met het telefoonnummer [nummer]) en een simmkaart verstrekt en
- vervolgens door middel van die telefoon aan die [betrokkene] de instructies gegeven samen met [betrokkene] naar de derde verdieping te gaan en daar op de zwarte ligstoelen te gaan slapen en de telefoon uit te zetten om te voorkomen dat de batterij leegraakt en deze in de ochtend weer aan te zetten en
- vervolgens telefonische contacten onderhouden om die [betrokkene] en [betrokkene] vanaf het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol door een Schipholmedewerker buiten het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol te brengen en
- vervolgens die [betrokkene] en [betrokkene] in een hotel op Schiphol Mercure ondergebracht, om die [betrokkene] en [betrokkene] de volgende dagen van het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol buiten het beschermde gebied van de luchthaven Schiphol te brengen,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat die toegang en dat verblijf wederrechtelijk terwijl hij, verdachte van het plegen van vorenomschreven feit een gewoonte maakt.
6.
hij in de periode van 15 december 2004 tot en met 22 januari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, Ruinen en/of Vleuten, in vereniging met anderen, een persoon, te weten [betrokkene], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland immers heeft/hebben hij verdachte, en/of zijn mededader(s), tegen betaling van een geldbedrag of een in het vooruitzicht gestelde beloning:
- die [betrokkene] een simmkaart gegeven en
- een kopie van het paspoort van die [betrokkene] gemaakt en
- telefonische contacten gelegd en onderhouden teneinde te bewerkstelligen dat
- die [betrokkene] vanuit Peking naar Amsterdam zou worden gesmokkeld en
- (vervolgens) die [betrokkene] de instructie gegeven bij aankomst op de luchthaven Schiphol zijn paspoort te verscheuren en door het toilet te spoelen,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die toegang wederrechtelijk was,
terwijl hij, verdachte van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit
een gewoonte maakt.
7.
hij op 29 januari 2005, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag van 46.070 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3 Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting de betrouwbaarheid van de in het dossier opgenomen tapgesprekken betwist.
De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende.
De opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken die voor het bewijs worden gebezigd zijn gesprekken die gevoerd zijn met telefoons en telefoonnummers die op naam van verdachte staan. Verdachte heeft erkend dat de twee telefoons, die onder hem beslag zijn genomen, van hem zijn, dat hij ze heeft gebruikt en dat onder meer het telefoonnummer [nummer] zijn telefoonnummer is. Verdachte heeft weliswaar opgemerkt dat hij zijn telefoons soms aan een ander uitleende, maar hij heeft niet vermeld wanneer, hoe vaak en aan wie hij zijn telefoons heeft uitgeleend. Zeker nu verdachte van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om een aantal van de opgenomen gesprekken te beluisteren, mocht van hem worden verwacht dat hij zou opgeven door wie de aan hem toegeschreven gesprekken dan wel zijn gevoerd, of tenminste, in welke gesprekken degene die zijn telefoon leent aan het woord is.
De inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken wordt bovendien ondersteund door de observaties van verbalisanten en de inhoud van de rest van het dossier. De samenvattingen van de telefoongesprekken zoals die zich in het dossier bevinden zijn adequaat te noemen, gezien de vergelijking met de volledig uitgewerkte gesprekken.
De door verdachte expliciet betwiste telefoongesprekken zijn door het NFI onderzocht met als vergelijkingsmateriaal een gesprek waarvan de verdachte ook ter zitting expliciet heeft aangegeven dat hij de spreker is. Uit het deskundigenrapport van het NFI van 9 juni 2006 blijkt dat van het door verdachte betwiste materiaal er slechts twee gesprekken zijn waarover de onderzoeker geen oordeel kan geven. Van deze twee gesprekken is er maar één met een telefoontoestel van verdachte gevoerd, het andere wordt in het dossier niet aan verdachte toegeschreven. Dat de overige gesprekken volgens de onderzoeker “mogelijk” of “waarschijnlijk” door de verdachte zijn gevoerd ziet de rechtbank, bezien in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen, als een bevestiging van de aanname dat verdachte de spreker is. Het betwiste gesprek B-1992 wordt door de rechtbank voor het bewijs niet gebezigd.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak betoogd nu geen sprake zou zijn van een voltooid delict doch slechts van voorbereidingshandelingen of een poging.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende. Uit de door verdachte en diens medeverdachten gevoerde telefoongesprekken blijkt dat verdachte ervan op de hoogte was dat op 17 januari 2005 nog twee personen aan zouden komen op Schiphol, die verdachte net als de vier onbekend gebleven personen, die hij in de nacht van 16 op 17 januari 2005 zou ophalen en verder zou vervoeren. Verdachte heeft gelet op hetgeen er eerder die nacht bijna fout ging met één van zijn medeverdachten overleg over een mogelijk nieuwe plek waar deze personen worden opgehaald, krijgt van een medeverdachte het telefoonnummer, waarmee de personen die op Schiphol wachten om te worden opgehaald contact met zijn medeverdachten in China hebben onderhouden en waarop zij nadere instructies hebben gekregen over hun verblijf op de luchthaven, en heeft contact met medeverdachten over het verblijf van eerdergenoemde personen op de luchthaven en het moment waarop zij zouden worden opgehaald. Verdachte heeft zodoende meegewerkt aan het binnen Nederland komen van de gesmokkelden. Voor bewijs van het bestanddeel ‘toegang tot Nederland’ is volgens vaste jurisprudentie het enkele landen op een luchthaven binnen Nederlands grondgebied voldoende. Het wederrechtelijk verblijf baseert de rechtbank op het feit dat de personen volgens instructie van de organisatie op de luchthaven hebben overnacht zonder in het bezit te zijn van geldige reisdocumenten en met de bedoeling om door de organisatie buiten het beschermde gebied te worden gebracht zonder zich te melden bij de autoriteiten.
Ook ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van een voltooid delict nu verdachte niet betrokken is geweest bij de vervolmaking van het delict. Ook dit verweer verwerpt de rechtbank. Het delict, waarbij verdachte behulpzaam is geweest, was voltooid nu de gesmokkelde [betrokkene] op Schiphol aanwezig was. Uit de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat verdachte de specifieke taak had om de gesmokkelde op te halen van Schiphol. Dat verdachte deze specifieke taak niet heeft kunnen uitvoeren door de staandehouding van de gesmokkelde, neemt niet weg dat het bewezenverklaarde strafbare feit is voltooid.
Wat betreft feit 7 heeft de raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in wezen in plaats van witwassen heling is tenlastegelegde en dat omdat uit de bewijsmiddelen niet valt op te maken welk specifieke misdrijf het onderhavige onder verdachte in beslag genomen geldbedrag afkomstig is, vrijspraak dient te volgen. Ook dit verweer treft geen doel, nu telastegelegd is: witwassen.
Uit de hieronder gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en andere personen in de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken in de periode voorafgaand aan de aanhouding van verdachte praten over “geld wit over maken”, “witgeld” en na de aanhouding van verdachte in verband met de verdenking van witwassen over het “erkennen van bedragen”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de ruim 46.000 euro die bij hem in diens pantalon en portefeuille is aangetroffen wilde gebruiken voor het opzetten van een nieuwe zaak in Nederland en in het vooronderzoek bij de KMar dat hij door het geld mee te nemen naar China en daarna over te maken naar Nederland vragen van de bank wilde voorkomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat het geld deels van hemzelf en deels uit leningen was verkregen. In zijn eerste verklaring bij de KMar heeft verdachte nog verklaard dat hij geen schriftelijke geldleenovereenkomsten was aangegaan en geen afspraken heeft gemaakt over de afbetalingstermijn en rente in verband met de onderhavige leningen. Later heeft verdachte een procedure op grond van 552a Sv aanhangig gemaakt onder overlegging van geldleenovereenkomsten die waren gedateerd voor en op 29 januari 2005 – de dag waarop verdachte met het onderhavige geldbedrag werd aangehouden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de afspraken wel waren vastgelegd in geldleenovereenkomsten en dat deze dateerden van voor zijn aanhouding. Gelet op de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken van verdachte en andere personen, de tegenstrijdige verklaringen van verdachte over het bestaan van nadere schriftelijke afspraken met betrekking tot de leningen en de achteraf in het geding gebrachte geldleenovereenkomsten, en het feit dat om onduidelijke redenen het vliegticket van verdachte door een ander is betaald, kan het niet anders dan dat verdachte geld bij zich had dat buiten het zicht van de fiscus dan wel politie en justitie diende te blijven en hij achteraf met de geldleenovereenkomsten een legale status aan dat geldbedrag heeft proberen te geven.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Feit 2 mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meer personen
Feiten 3 en 6 telkens: mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meer personen, terwijl hij
daarvan een gewoonte maakt
Feit 7 witwassen
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte voor de feiten 1, 2, 3, 6, 7 en 8 gevorderd tot een gevangenisstraf voor de duur van viereneenhalf jaar en verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2, 9 tot en met 30, 36, 37 en 51 tot en met 63 en 94 zoals genoemd op de beslaglijst van 12 juni 2006 met parketnummer [nummer] en de nummers 1 tot en met 5 zoals genoemd op de beslaglijst van 12 juni 2006 met parketnummer 15/532396-05. Voornoemde beslaglijsten zijn als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verschaffen van toegang tot en uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland van illegale vreemdelingen, kortweg mensensmokkel. Bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de smokkel van zeven verschillende personen, waardoor verdachte van mensensmokkel een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich met mensensmokkel bezighield en was een belangrijke contactpersoon in Nederland voor onder anderen medeverdachte [medeverdachte], die het vertrek van de gesmokkelde personen vanuit China regelde. Uit de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat de organisatie zich op grote schaal bezighield met de smokkel van personen van China naar Europa, en dat verdachte actief betrokken was bij de smokkel van meerderjarige personen via de luchthaven Schiphol. Uit het dossier valt voorts af te leiden dat verdachte zelf de rol van afhaler of begeleider vervulde, maar ook dat hij in de positie was om anderen daarvoor in te schakelen. Verdachte wist dat de gesmokkelde personen grote sommen geld moesten betalen om hun reis en verblijf in Nederland en hun doorreis naar een ander land in Europa te bekostigen. Hiermee wordt uit winstbejag misbruik gemaakt van de kennelijk grote wens van de gesmokkelden of hun familie om zich in Europa te vestigen, terwijl dit voor hen op legale wijze vaak niet mogelijk was.
Mensensmokkel valt onder de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van grote onrust veroorzaken. Door commerciële mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen doorkruist, maar wordt ook bijgedragen tot het instandhouden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het beeld van de ‘echte’ asielzoeker daardoor kan worden geschaad, terwijl het draagvlak om de echte asielzoekers (politieke vluchtelingen in de zin van de conventie van Genève) ruimhartig op te vangen daardoor in ernstige mate wordt ondermijnd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een grote som geld.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte recentelijk is veroordeeld in Italië voor mensensmokkel. Deze straf is niettemin lager dan door de officier van justitie geëist, omdat niet is aangetoond dat verdachte zich, in tegenstelling tot bepaalde medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan de mensensmokkel van minderjarigen en het onttrekken van minderjarigen aan het wettig gezag als bedoeld in artikel 279 Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer [nummer] nummers 2, 9 tot en met 30, 36, 37 en 51 tot en met 63 en 94 dienen te worden verbeurd verklaard. Een kopie van die lijst is als bijlage III bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit. Van de voorwerpen van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 15/532396-05 dienen de nummers 1 tot en met 5 verbeurd verklaard te worden. Een kopie van die lijst is als bijlage IV bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 140, 197a (oud), 197a van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 4, 5 en 8 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals
hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
Van bijlage III:
Nummers 2, 9, 10, 21, 25, 29, 30, 36, 37, 51, 54, 55, 56, 62, 63 en 94
Van bijlage IV:
Nummers 1, 2, 3, 4, 5
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Van bijlage III:
Nummer 4
Van bijlage IV:
Nummers 7, 8, 9 en 10
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. De Greeve en Steenmetser-Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Venselaar,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2006.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen