Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. Bij overeenkomst van 16 februari 2002 heeft [gedaagde] aan [eiser] bedrijfsruimte verhuurd, bevattende ongeveer 4500 m² kasruimte, alsmede ongeveer 125 m² verwerkingsruimte.
b. Die huurovereenkomst bevat de volgende bepaling:
“Het gehuurde mag uitsluitend worden gebruikt als kasruimte. Het is verhuurder bekend dat huurder de ruimte voor andere doeleinden zal gaan gebruiken, te weten als stallingruimte. Het gebruik van het gehuurde voor andere doeleinden dan het voor de verhuurde opstallen geldende bestemmingsplan is en blijft te allen tijde voor rekening en risico van de huurder. De huurder verklaart zich hierbij dan ook op de hoogte te zijn van het voor het gehuurde geldende bestemmingsplan.”
c. Op de huurovereenkomst tussen partijen zijn algemene bepalingen van toepassing (hierna: de algemene bepalingen).
d. Artikel 9.1 van de algemene bepalingen luidt als volgt:
“Tenzij het werkzaamheden betreft die moeten worden beschouwd als geringe en dagelijkse reparaties als bedoeld in de wet (…), dan wel werkzaamheden aan zaken die niet door of vanwege verhuurder in, op of aan het gehuurde zijn aangebracht, zijn voor rekening van verhuurder:
a. onderhoud, herstel en vernieuwing van constructieve onderdelen van het gehuurde, zoals funderingen, kolommen, balken, bouwvloeren, daken, platten, bouwmuren, buitengevels;
b. onderhoud, herstel en vernieuwing van trappen, traptreden, rioleringen, goten, buitenkozijnen, en dergelijke. Ter zake van rioleringen geldt onverminderd het onder 9.2.4 gestelde;
c. vervanging van onderdelen en vernieuwing van installaties zoals de lift-, centrale verwarmings- en hydrofoorinstalatie;
d. buitenschilderwerk.”
e. Artikel 17.1 van de algemene bepalingen luidt als volgt:
“Bij niet beschikbaar zijn van het gehuurde op de overeengekomen ingangsdatum (…) is huurder tot de datum waarop het gehuurde hem ter beschikking staat, geen huurprijs en geen vergoeding wegens bijkomende leveringen en diensten verschuldigd (…).”
f. Nadat [eiser] met ingang van 1 december 2002 ongeveer 100 m² verwerkingsruimte aanvullend had gehuurd van [gedaagde], hebben partijen op 11 oktober 2003 een tweede aanvullende huurovereenkomst gesloten waarbij [eiser] ongeveer 2000 m² kasruimte huurt van [gedaagde] met ingang van 1 november 2003.
g. Die tweede aanvullende huurovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“2.1 Verhuurder en huurder zijn overeengekomen dat het gehuurde gefaseerd, per subdelen van ongeveer 500 m², door huurder afgenomen zal worden.”
“2.2 Per periode van drie maanden zal huurder minimaal een subdeel van 500 m² van het gehuurde afnemen.”
“4.1 In verband met het gefaseerd in gebruik nemen van het gehuurde zal de huurprijs minimaal op basis van het navolgend tijdschema worden aangepast.”
“5. In plaats van de in de huurovereenkomst bedoelde bankgarantie zal huurder totdat de totale extra aan te huren kasruimte is afgenomen, persoonlijk garant staan voor de richtige nakoming van al hetgeen de huurder ingevolge de huurovereenkomst, of eventuele verlenging daarvan (…) of wegens voor de huurder verrichte diensten aan de verhuurder of zijn rechtverkrijgende(n) verschuldigd zal worden.”
“5.2 Zodra de gehele circa 2.000 m² kasruimte door huurder is afgenomen zal huurder aan de verhuurder een bankgarantie stellen.”
“5.3 Het bedrag van de bedoelde persoonlijke garantstelling c.q. bankgarantie bedraagt de huurprijs van 3 maanden van de dan geldende huurprijs te vermeerderen met BTW.”
“6. Verhuurder en huurder zijn voorts overeengekomen dat het gehuurde op basis van de volgende uitgangspunten zal worden opgeleverd, te weten:
- Verhuurder zal zorgdragen dat totaal twee doorgangen worden gerealiseerd met een afmeting van circa 6.000 * 3.200 mm (breedte*hoogte). Onder doorgang wordt een open verbinding verstaan tussen de reeds gehuurde kasruimte en aan te huren kasruimte;
- De eerste doorgang zal worden gerealiseerd bij afname van totaal circa 500 m², de tweede zal worden gerealiseerd bij afname van totaal circa 1.500 m²;
- Verhuurder zal zorgdragen voor het leegruimen (gewas, verwarmings- en waterleidingen) van de aan te huren kasruimte;
- Verhuurder zal zorgdragen voor de reparatie van de beglazing van de af te nemen kasruimte, dusdanig dat, voorzover van kasruimte mag worden verwacht, de kasruimte nagenoeg wind- en waterdicht is;
- Verhuurder zal zorgdragen dat het beluchtingssysteem in de aan te huren kasruimte in bedrijf wordt gesteld.”
h. Bij aangetekende brief van 10 oktober 2004 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Middels deze brief willen wij u aansprakelijk stellen voor de door [eiser] geleden schade aan de door [eiser] gehuurde extra 1000 m².
(…)
Daarom zal [eiser] per 01 november geen huur meer betalen voor de door ons gehuurde 1000 m² en de huurprijs weer aanpassen naar 3622,09 per maand totdat de problemen professioneel zijn opgelost en de door [eiser] geleden schade is vergoed.”
i. Bij aangetekende brief van 19 april 2005 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd tot herstel van alle hem bekende gebreken binnen zes weken daarna en tevens het realiseren van herstel binnen twee weken te bevestigen.
j. Bij brief van 7 juni 2005 heeft de gemachtigde van [eiser] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“De strekking van deze brief is dat ik hierbij namens cliënten de huurovereenkomst voor wat betreft de voormalige kwekerij/kasruimte (in totaal 2000 m² groot) krachtens het (tweede) allonge d.d. 11 oktober 2003 behorende bij de huurovereenkomst d.d. 16 februari 2002, ontbind vanaf de data waarop u de deelruimten aan cliënten had behoren op te leveren (…), te weten: 1 november 2003 (500 m²), 1 februari 2004 (500 m²), 1 mei 2004 (500 m²) en 1 augustus 2004 (500 m²).
(…)
Voorop staat dat u -helaas- weigert de door cliënten gesignaleerde gebreken (die vervolgens door een onafhankelijke deskundige in klare taal zijn bevestigd in zijn rapport van Lehman Kassenbouw Montage d.d. 13 april j.l., waarvan ik hierbij een kopie voeg) te (doen) verhelpen. U hebt de sommatiebrief annex ingebrekestelling d.d. 19 april j.l. genegeerd. Ook hebt u het daarin geformuleerde voorstel om de kwestie in goed overleg tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen genegeerd.
(…)
Teneinde geen enkel misverstand te laten bestaan over de rechtspositie van huurcontractspartijen wijs ik u uitdrukkelijk erop dat u uw nader met cliënten overeengekomen bijzondere opleveringsverplichtingen ingevolge art. 6 van het voormelde allonge (onder resp. het derde, vierde en vijfde gedachtenstreepje) willens en wetens hebt geschonden.
(…)”
k. Het Zuid-Nederlands Expertisebureau B.V. (hierna: ZNEB) heeft op 9 augustus 2005 een rapport uitgebracht na een door dit bureau verricht onderzoek naar de kwaliteit van de gehuurde bedrijfsruimte en de nakoming van gemaakte afspraken. Genoemd bureau heeft het onderzoek verricht in aanwezigheid van beide partijen.
l. Het onder k. vermelde rapport, waarin met “partij I” [gedaagde] en met “partij II” [eiser] wordt aangeduid, vermeldt het volgende met betrekking tot de in het tweede allonge in artikel 6 (zie ook hierboven onder g.) vermelde werkzaamheden:
“Wij stelden ter plaatse vast dat genoemde werkzaamheden waren uitgevoerd.
Afgesproken werd tevens dat door partij II een adequate vloerverharding zou worden aangebracht alsmede een beschermingsdoek tegen het dak ter opvang van eventueel vallend glas.
Ten aanzien van dit laatste stelden wij vast dat een grondverharding slechts gedeeltelijk was aangebracht (…) en dat van opvangdoek geen sprake was.”
m. Voorts vermeldt datzelfde rapport het volgende:
“De eerste huurperiode van circa 1 jaar verliep zonder noemenswaardige problemen waarbij de betalingen correct werden uitgevoerd.
(…)
Tijdens onze expertise was sprake van zeer zware regenval waarbij bleek dat genoemde hulpconstructie onvoldoende juist functioneerde. Hemelwater stroomde in ruime hoeveelheid binnen over de centrale verbindingsweg (…). Deze situatie oordeelden wij als onwenselijk.
Partij I zegde toe het probleem weg te (laten) nemen en lekkages door deze gebrekkige voorziening te voorkomen, in casus de overloop van horizontale goot (…) in kunststof bak zodanig te construeren dat overloop wordt voorkomen.
De capaciteit van het rioolsysteem oordeelden wij als voldoende.
Een stalen schoorconstructie van de hoofdstaalconstructie was op 2 plaatsen geheel doorgeroest (…). De stijfheid van de staalconstructie wordt hierdoor negatief beïnvloed.
Partij I zegde herstel op korte termijn toe.
Diverse stalen kolommen zijn ter plaatse van de betonnen poeren goeddeels doorgeroest (…). Dit beïnvloedt eveneens de stijfheid van de basisstaalconstructie.
Ook deze omissie zal door partij I worden hersteld waarbij werd afgesproken dat, ter stoppen van het corrosieproces, alle poerverbindingen in de menie zullen worden gezet.
Genoemde kas bezit een achtergevel van een houten basisconstructie, bezet met verticaal glas (…).
Ter plaatse van de nok is de verbinding met de houten eindgording los waardoor beweging in de gehele gevel ontstaat en reeds enig glas is uitgevallen.
Partij I zegde zowel glas als constructieherstel toe.
Partij II reclameerde slechte verbindingen tussen houten gordingen en het aluminium roedendak in z’n algemeenheid.
Het onderhoud hieraan oordeelden wij weliswaar matig doch kon door partij II voorafgaande aan de huurovereenkomst zijn onderkend en behoort derhalve tot het door partij I regulier uit te voeren onderhoud.
(…)
Met het geheel danwel partieel herstel van de door ons waargenomen omissies zijn kosten verbonden van naar schatting €2.200,-- inclusief B.T.W.
(…)”
n. ZNEB heeft vervolgens op 1 december 2005 aan de gemachtigde van [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“Inzake opmelde aangelegenheid hebben wij ons expertiserapport op 9 augustus 2005 aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam ingezonden.
In dit rapport hebben wij aanbevelingen gedaan met betrekking tot het opheffen van diverse geconstateerde gebreken.
(…)
Op 22 november 2005 ontvingen wij opdracht tot het controleren van de in dit expertiserapport herstelde gebreken.
Op 30 november 2005 hebben wij (…), waarbij de heer [naam ] aanwezig was opgenomen en het navolgende geconstateerd, een en ander chronologisch volgens het rapport;
1. Herstel/aanpassing tussengoot bij met beton verharde verbindingsweg. Zoals uit de foto’s 1 en 2 blijken is de hemelwaterafvoer met vergaarbak verplaatst onder de gootbodem waardoor hemelwater direct via deze nieuw aangebrachte constructie kan wegstromen via een ondergrondse afvoer buiten het warenhuis.
2. Herstel schoorconstructies tussen de bestaande geverfd stalen kolommen op betonpoeren.
Zoals uit de foto 3 blijkt zijn de schoren vastgelast aan de stalen kolommen.
3. Diverse stalen kolommen zijn ter hoogte van de betonpoeren door corrosievorming aangetast.
In opdracht van cliënt zijn de onderzijde van de stalen kolommen ingekort en verlengd met nieuwe gelijkwaardige profielen en deze voorziene van een verf-/ menielaag.
De hoogte is derhalve niet gewijzigd. (…)
4. Herstel houtverbindingen houten nokgordingen met houten gordingen van de zadeldakconstructie.
Op deze aansluiting is in opdracht van uw cliënt een horizontale balk aangebracht en deze middels bouten bevestigd aan de bestaande constructie en de blankglasruiten herplaatst. (…)
Op basis van ons bezoek ter plaatse kunnen wij thans stellen dat de eerder geconstateerde gebreken naar behoren zijn hersteld.
(…)”
o. [gedaagde] heeft [eiser] een aantal malen bij afzonderlijke (al dan niet aangetekende) brieven aangemaand over te gaan tot aanvulling van de bankgarantie en/of betaling van de huurachterstand.