ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8587

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630477-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. De Jong-Overtoom
  • mrs. Terwiel-Kuneman
  • Greuter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelierszaak met DNA-bewijs en geurproef

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 24 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een juwelierszaak in Haarlem op 17 december 2004. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, met name met betrekking tot het DNA-onderzoek en de betrouwbaarheid van een geurproef. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder bloedsporen die tijdens de overval waren aangetroffen en DNA-analyses uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De rechtbank concludeerde dat het bloedspoor afkomstig kon zijn van de verdachte of zijn eeneiige tweelingbroer, met een kans van minder dan één op een miljard dat een willekeurig individu hetzelfde DNA-profiel zou hebben. De rechtbank wees de veronderstelling van de verdediging dat de overvaller het bloed opzettelijk had achtergelaten om iemand anders te beschuldigen als volstrekt onaannemelijk van de hand.

De rechtbank oordeelde verder dat de geuridentificatieproef, die een geurovereenkomst tussen de verdachte en een aangetroffen sjaal vaststelde, conform het protocol was uitgevoerd en als aanvullend bewijs kon worden gebruikt. Gezien het gebrek aan een steekhoudende verklaring van de verdachte voor het bloedspoor, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte samen met een ander de overval had gepleegd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 17 december 2004 in Haarlem, samen met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een groot aantal horloges en sieraden had weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van de juwelierszaak was gepleegd.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op en wees vorderingen van benadeelde partijen toe, waaronder schadevergoeding aan een slachtoffer van € 420,-- en aan een andere benadeelde partij van € 722,--. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [Winkel A] niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat deze schade niet van eenvoudige aard was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630477-05
Uitspraakdatum: 24 mei 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2005, 14 december 2005, 1 maart 2006 en 10 mei 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2004 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (groot) aantal horloges (onder meer van de merken Breitling, Rolex en Cartier) en een (groot) aantal sieraden, waaronder (gouden) herenringen en oorbellen, en/of , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Winkel A] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die sieraden en/of horloges onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen één of meer medewerkers van genoemde [Winkel A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) voorzien van bivakmutsen die [Winkel A] zijn binnengegaan, aldaar vervolgens met hamers/harde voorwerpen vitrines heeft/hebben ingeslagen, terwijl daarbij verdachte en/of één van zijn
mededaders een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden op één of meer medewerkers van die [Winkel A] (in ieder geval op [slachtoffer 2]);
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsverweren
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het DNA-onderzoek en het resultaat daarvan geen sluitend bewijs opleveren tegen verdachte en daarnaast dat de geurproef niet kan worden gebruikt als bewijsmiddel omdat onvoldoende vaststaat dat de proef betrouwbaar is.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het volgende.
Op grond van de bevindingen van de politiefunctionarissen, de verklaringen van de aangeefsters en die van de getuigen kan worden vastgesteld dat er in [Winkel A] in Haarlem op 17 december 2004 een gewapende overval heeft plaatsgevonden door twee personen. Bij die overval zijn etalageruiten en vitrines kapot geslagen en is een aantal horloges en sieraden ontvreemd. Op een showtableau in de etalage, vanwaar sieraden zijn weggenomen, zijn bloedsporen aangetroffen. De veronderstelling van de verdediging dat de overvaller(s) het bloed bewust op het showtableau zou(den) kunnen hebben achtergelaten om iemand anders zwart te maken, wijst de rechtbank, gelet op de omstandigheden - de overval heeft in een zeer kort tijdsbestek plaatsgevonden waarbinnen de overvallers zijn binnengedrongen, een grote hoeveelheid horloges en sieraden hebben weggenomen en weer zijn ontkomen - als volstrekt onaannemelijk van de hand. Het kan niet anders zijn dan dat het bloed afkomstig is van iemand die op het moment van de overval in de winkel aanwezig is geweest.
Uit DNA-onderzoek, verricht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), blijkt dat het bloedspoor afkomstig kan zijn van [betrokkene] of van zijn eeneiige tweelingbroer [verdachte], waarbij de kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het aangetroffen bloedspoor vele malen minder is dan één op 1 miljard. De rechtbank acht het uitgesloten dat [betrokkene] bij de overval betrokken was, aangezien uit het dossier blijkt dat hij gedetineerd zat ten tijde van de overval. Uit het DNA-onderzoek blijkt voorts dat de kans dat een andere broer van de eeneiige tweeling [betrokkene] en [verdachte] hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het bloedspoor ongeveer 1 op de 3.000.000 bedraagt en dat deze kans ten aanzien van één van de vier andere broers 1 op de 750.000 bedraagt. Op grond daarvan acht de rechtbank de kans dat één van de vier andere broers bij de overval betrokken was dermate klein dat deze, mede gelet op de verklaringen die deze broers hebben afgelegd en hetgeen overigens over hen in het procesdossier over hen is vermeld, buiten beschouwing moet worden gelaten. Daarbij wijst de rechtbank erop dat verdachte heeft volstaan met het noemen van de mogelijkheid dat het bloed afkomstig zou kunnen zijn van een van zijn vier andere broers, terwijl ter onderbouwing van zijn verweer, bij de gemelde kans, meer had mogen worden verwacht.
De uitkomst van het DNA-onderzoek wordt ondersteund door de resultaten van de geuridentificatieproef die heeft geleid tot het vaststellen van een geurovereenkomst tussen de in [Winkel A] aangetroffen sjaal en de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de proef conform het daartoe geldende protocol uitgevoerd en is het resultaat daarvan bruikbaar als aanvullend bewijs. Op basis van deze uitkomsten komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte, nu een steekhoudende verklaring voor het aantreffen van een van hem afkomstig bloedspoor ontbreekt, de overval samen met een ander heeft gepleegd.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 17 december 2004 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot aantal horloges onder meer van de merken Breitling, Rolex en Cartier en een aantal sieraden, waaronder gouden herenringen en oorbellen, toebehorende aan [Winkel A] of [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader die sieraden en horloges onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerkers van genoemde [Winkel A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond dat verdachte en zijn mededader in de [Winkel A] met hamers/harde voorwerpen vitrines hebben ingeslagen, terwijl daarbij verdachte of zijn mededader een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op één of meer medewerkers van die [Winkel A], in ieder geval op [slachtoffer 2].
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het tenlastegelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft hij gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 420,-- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, de vordering van de benadeelde partij [Winkel A] toe te wijzen tot een bedrag van € 50.000,-- en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 785, 85 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om bij toewijzing van de respectievelijke vorderingen telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2 Strafmotivering
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een overval op een [winkel] in een winkelcentrum te Haarlem, waarbij een van de daders een vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op een verkoopmedewerkster heeft gericht en de daders vitrines hebben ingeslagen waarna ze in rap tempo een aantal sieraden hebben weggenomen. Op dat moment waren er meerdere klanten in de winkel aanwezig. Het gaat hier om een ongewoon brutale manier van optreden. Er is grote schade aan de winkel aangericht. Een en ander moet een grote impact hebben gehad op aanwezigen in de winkel, in het bijzonder de getroffen winkelier, voor wie het overigens niet de eerste keer was dat haar winkel is overvallen.
Dit delict behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de directe slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke feiten lijden vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 620,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, wegens gebrek aan onderbouwing, niet tot het gevorderde bedrag toewijsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit en tot het gevorderde bedrag van € 200,-- redelijk en billijk voorkomt. De vordering is ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van € 220,--, eenvoudig vast te stellen en vloeit rechtstreeks voort uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook tot een bedrag van in totaal € 420,-- worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.785,80 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden ten gevolge van psychische schade. De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet tot het gevorderde bedrag toewijsbaar is, omdat deze deels niet onderbouwd is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 722,--, eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit.
De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [Winkel A] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 50.000,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering, aangezien deze schade niet van eenvoudige aard is, zich niet leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregelen
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [benadeelde partij 1] is toegewezen, te weten € 420,-- respectievelijk € 722,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 8 respectievelijk 14 dagen hechtenis.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 36f, 310, 312
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 420,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer 388058919, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 420,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van € 722,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij 1], voornoemd, rekeningnummer 2507443, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 722,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [Winkel A] niet-ontvankelijk in de vordering.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. De Jong-Overtoom, voorzitter,
mrs. Terwiel-Kuneman en Greuter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van der Zalm,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2006.
mr. Terwiel-Kuneman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.