ECLI:NL:RBHAA:2006:AX7214

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/2659 DK
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douaneregeling actieve veredeling met equivalentieverkeer en de voorwaarden voor vrijstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen X B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst P. De zaak betreft de toepassing van de douaneregeling actieve veredeling met equivalentieverkeer. Eiseres, X B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten en aanvullende specifieke douanerechten, opgelegd door de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de equivalente goederen van dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken moeten zijn als de invoergoederen. Eiseres heeft betoogd dat zij aan deze voorwaarden heeft voldaan, maar de inspecteur heeft dit betwist. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de inspecteur beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de goederen niet aan de eisen voldeden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de termijn voor de invoer van de goederen stilzwijgend was verlengd, waardoor eiseres niet in gebreke was gebleven. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de eerdere uitspraak op bezwaar vernietigd en de uitnodiging tot betaling vernietigd. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres en is het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummer: AWB 05/2659 DK
Uitspraakdatum: 22 mei 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V, gevestigd te Z, eiseres,
gemachtigde A
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder,
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan de rechtsvoorgangster van eiseres, de besloten vennootschap B B.V., met dagtekening 15 maart 2004 een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) met het kenmerk (...) opgelegd. B B.V. is op 16 augustus 2003 gefuseerd met eiseres, waarbij eiseres de verkrijgende en B B.V. de verdwijnende vennootschap was.
Eiseres heeft bij brief van 19 maart 2004, ontvangen op 22 maart 2004, bezwaar ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 mei 2005 het bezwaar ongegrond verklaard. Daartegen is door eiseres bij brief van 23 juni 2005, door de rechtbank ontvangen op 24 juni 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2006 te Haarlem.
Namens eiseres zijn daar verschenen C en D, alsmede gemachtigde, voornoemd, bijgestaan door E. Namens verweerder is verschenen F, bijgestaan door G.
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
2. Feiten
2.1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit het produceren van groente- en champignonconserven. Met ingang van 1 juni 1993 is aan B B.V. en aan H B.V. een vergunning actieve veredeling met systeem inzake schorsing verleend. Op grond van deze vergunning konden de vergunninghouders onder meer champignons en champignonconserven verwerken respectievelijk bewerken tot champignonconserven. De vergunning noemt als modaliteiten (onder 1.1):
“1.1 MODALTEITEN
a. equivalentieverkeer: van toepassing
b. voorafgaande uitvoer: van toepassing
c. driehoeksverkeer: niet van toepassing”
De vergunning vermeldt voorts:
“7.1. EQUIVALENTIE VERKEER
Vrijstelling kan eveneens worden verleend indien de uit te voeren veredelingsprodukten zijn verkregen door veredeling van zgn. EQUIVALENTE GOEDEREN. Bij toepassing van het equivalentieverkeer bevinden de invoergoederen zich in de douane-situatie van de equivalente goederen en deze laatste bevinden zich in de douane-situatie van de invoergoederen.
Onder equivalente goederen wordt verstaan communautaire goederen, die ter vervanging en in plaats van de invoergoederen worden gebruikt voor de vervaardiging van de veredelingsprodukten. Hieraan zijn de volgende eisen gesteld:
a. De equivalente goederen moeten onder dezelfde GN-code vallen, van dezelfde handelskwaliteiten zijn en dezelfde technische kenmerken bezitten als de invoergoederen.
b. De equivalente goederen mogen zich ten opzichte van de invoergoederen in een verder stadium van veredeling bevinden MITS DE VERVANGENDE GOEDEREN HET WEZENLIJKE DEEL VAN DE VEREDELING IN HET BEDRIJF VAN VRIJSTELLINGGENIETENDE ONDERGAAN of in het bedrijf waar genoemde veredelingshandeling voor zijn rekening wordt verricht.
7.2. VOORAFGAANDE UITVOER
a. Toegestaan wordt dat de vrijstelling eveneens wordt verleend voor veredelingsprodukten, die voorafgaand aan de invoer van de invoergoederen worden uitgevoerd, welke zijn vervaardigd uit goederen uit het vrije verkeer die onder dezelfde GN-code vallen, dezelfde handelskwaliteit hebben en dezelfde technische kenmerken vertonen als de invoergoederen.
b. (...)
c. De invoer moet uiterlijk zes maanden na de daaraan voorafgaande uitvoer plaatsvinden onder overlegging van (een copie van) de bijbehorende aangifte ten uitvoer. Deze termijn kan echter in bijzondere gevallen op een met redenen omkleed verzoek van vrijstellinggenietende worden verlengd zonder dat de totale duur meer dan twaalf maanden mag bedragen.”
2.2. In het rapport van 28 november 2001 betreffende het door de Belastingdienst / Douane Q ingestelde onderzoek bij B B.V. over de periode 1998 tot en met juni 2000, naar de aanvaardbaarheid van de aangiften en de naleving van (onder andere) de vergunning actieve veredeling wordt onder 4.4 vermeld:
“Ik heb geconstateerd dat er bij de vastlegging van de in- en uitgaande goederen niets vastgelegd is betreffende de kwaliteit. Er is tot de controle slechts een hoeveelheidadministratie van het netto uitlekgewicht bijgehouden waarbij alle classes door elkaar heen gebruikt zijn. Op deze manier is de vrijstellingsrekening ook gezuiverd. (...) Bij de controle is uitgegaan van de verkoopcijfers uit de administratie van B. Deze verkoop is ingedeeld in de diverse klassen. (...) Per 1 januari 2001 zijn de goederen voorzien van een uniek artikelnummer. Hierdoor is de goederenstroom door het bedrijf goed te volgen, zodat de kwaliteit en de technische kenmerken vastliggen ervan binnenkomst tot uitgaan. Voor deze datum is geen eenduidige indeling naar technische kenmerken te maken. Gezien de controlefrequentie stel ik voor hierin te berusten.”
2.3. In het rapport van 1 maart 2004 betreffende het door de Belastingdienst / Douane Q ingestelde onderzoek bij eiseres over de periode 2001 tot en met de intrekking van de vergunning op 20 december 2002, naar aanvaardbaarheid van de aangiften en de naleving van de vergunning actieve veredeling wordt onder 3.4 vermeld:
“3.4 Controle bevinding equivalentieverkeer logistieke administratie
(...) Onderwerp van controle zijn de zendingen uit China van de leverancier J Co. PTE. Ik heb de drie criteria die het gebruik van equivalentieverkeer toestaan getoetst en vastgesteld dat over het kalenderjaar 2001 niet wordt voldaan aan een juiste uitwisseling van communautaire goederen en ingevoerde goederen in de subklasse 10.
Deze klasse bestaat uit hele champignons met als omschrijving: SW-Grade in vaten 18-20 mm.
In hoofdstuk 4 van dit rapport wordt de goederenbeweging van de verschillende champignons per subklasse weergegeven. Hieruit blijkt dat de uitwisseling van de verschillende in subklasse gegradeerde champignons voor wat betreft de technische kenmerken niet voldoet aan de voorwaarden voor equivalentieverkeer.
De verschillen in de klassen komen ook tot uitdrukking bij het analyseren van de gemiddelde inkoopprijzen van de champignons die betrokken zijn van de leverancier J Co. PTE gevestigd in China. De onderstaande matrix geeft de gemiddelde inkoopprijzen weer over het kalenderjaar 2001. (...)
Goederenomschrijving hoeveelheid betaald inkoopprijs
SW F-GRADE 492.014 $ 410.809,18 $ 0,83
F1-HEEL 30-35MM VIN VAT 45KG 27.000 $ 23.760,00 $ 0,88
E-HEEL 30-35MM VIN. VAT 45KG 13.500 $ 13.230,00 $ 0,98
C-HEEL 25-30MM VIN. VAT 45KG 27.000 $ 27.000,00 $ 1,00
SW B-GRADE 121.425 $ 129.631,35 $ 1,07
B1-HEEL 20-23MM VIN. VAT45KG 13.500 $ 14.850,00 $ 1,10
B2-HEEL 23-25MM VIN. VAT45KG 13.500 $ 14.850,00 $ 1,10
SW A-GRADE IN VATEN 18-20MM 934.815 $1.051.801,69 $ 1,13
SW A-GRADE IN VATEN 15-18MM 40.500 $ 47.587,50 $ 1,18
A2-HEEL 18-20MM VIN. VAT 45KG 13.500 $ 16.200,00 $ 1,20
(...)”
Voorts is in het controlerapport van 1 maart 2004 onder 6.1 vermeld:
“Van het juist gebruik van equivalentieverkeer in de zin van de douanevergunning is alleen sprake indien wordt voldaan aan drie criteria. (...) Tevens is vastgesteld dat de termijn van zes maanden bij voorafgaande uitvoer niet in acht is genomen, alsmede de formaliteiten met betrekking tot de codering (vak 37) op het formulier “enig document”. ”
2.4. Tot de gedingstukken behoort een verklaring van 22 april 2004 aan C van het Productschap Tuinbouw waarin onder meer is vermeld:
“(...) De champignons klasse 1-heel worden geëxporteerd onder de norm 15/35 mm.
2. Deze aanduiding geschiedt op grond van productschapvoorschriften zoals deze in de periode 2001-2002 van kracht waren op grond van de Verordening PT verduurzaamde groenten en vanaf 1 juni 2001 Verordening PT verduurzaamde champignons 2000. Deze voorschriften delen de hele champignons in in de klasse I klein, middel, middelgroot en groot. De klasse I-heel “klein” betreft een sortering van 15-35 mm (diameter hoed). Een kopie van deze Verordeningen voegen wij bij als bijlage.
(...)Technisch gezien merken wij hierbij op dat:
- de betreffende grootte 18/20 binnen de range 15/35 valt
- kwalitatief gezien de producten hele verwerkte champignons in de range 15/35 aan elkaar gelijkwaardig zijn, het maakt kwalitatief niet uit of in deze range de champignon een maat heeft van 20 mm of 30 mm.
- wij geen publiek vastgestelde voorschriften kennen die een verder verfijning van het voorschrift 15/35 inhouden.(...)”
2.5. Tot de gedingstukken behoren voorts vijf uitvoeraangiften EX-3 met dagtekening respectievelijk 15 januari 1999, 19 januari 1999, 19 januari 1999, 26 januari 1999 en 27 januari 1999, waarop respectievelijk is vermeld “geldigheidsduur verlengd tot 15-01-2000”, “geldigheidsduur verlengd tot 19-01-2000”, “geldigheidsduur verlengd tot 19-01-2000”, “geldigheidsduur verlengd tot 26-01-2000” en “geldigheidsduur verlengd tot 27-01-2000”.
Verder behoort tot de gedingstukken een verklaring van K van expediteur L B.V. waarin onder meer is vermeld:
“(...) Als bijlage voegen wij enkel uitvoerdocumenten EX-3 bij, waarin schriftelijk melding wordt gemaakt van verlenging van de geldigheidstermijn met zes maanden. Tevens voegen wij een schrijven bij welk gericht is aan de douanepost Q Trade Port waarin om verlenging van de invoertermijn wordt verzocht van de EX-3 (ED 68) uitvoerdocumenten (...) . Op dit schrijven is de aantekening geplaatst en tevens gewaarmerkt met een dienstzegel, dat de verlenging is toegestaan volgens punt 7.2 in de vergunning.
Nadat dit enkele keren had plaatsgevonden, werd onderling afgesproken met ambtenaren die de zuiveringsafrekeningen in ontvangst namen, dat de verlenging niet telkens schriftelijk aangevraagd diende te worden. Uit de vergunning bleek volgens de ambtenaar, dat dit verder zonder voorbehoud kon worden toegestaan.”
2.6. Naar aanleiding van de onder 2.2 vermelde controle is eiseres uitgenodigd te betalen:
- € 56.512,72 douanerecht
- € 884.330,00 aanvullend specifiek douanerecht: 191,00/100 kg netto uitlekgewicht
- € 20.449,96 compenserende interesten/rente.
3. Geschil
In geschil is of de uitnodiging tot betaling terecht aan eiseres is uitgereikt wegens het niet voldoen aan de verplichtingen welke voortvloeien uit het gebruik van de douaneregeling actieve veredeling met equivalentieverkeer.
4. Standpunten van partijen
4.1. Eiseres stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat zij in het equivalentieverkeer champignons met dezelfde technische kenmerken en dezelfde handelskwaliteit heeft uitgewisseld en derhalve voldaan heeft aan de voorwaarden van het equivalentieverkeer. Zij stelt voorts dat, gelet op de uitkomst van de controle in de voorgaande periode, op grond van het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel geen UTB meer kan worden opgelegd. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt de termijn die in het kader van de voorafgaande uitvoer is vastgesteld voor de invoer van de invoergoederen te hebben nageleefd, doordat er een stilzwijgende afspraak met de Douane Q was om geen schriftelijke verlenging van de termijn te vragen. Termijnverlenging was middels de zuiveringafrekeningen ook steeds impliciet was geaccepteerd, waardoor zij er op mocht vertrouwen dat de termijn op 12 maanden was gesteld. Tot slot stelt eiseres dat het verzoek om verlenging alsnog op grond van artikel 543 van de Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek (hierna: UCDW) dient te worden toegewezen.
4.2. Verweerder stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat het bij equivalentieverkeer, al dan niet met toepassing van voorafgaande uitvoer, in ieder geval moet gaan om gelijkwaardige en volledig uitwisselbare goederen. De afmeting van de hoed van de champignon dient tot een technisch kenmerk gerekend te worden. Verweerder is van mening dat voor deze afmeting moet worden aangesloten bij de indeling die door eiseres zelf wordt gehanteerd, als overgenomen op pagina 2 van het controlerapport van 1 maart 2004. Uit vergelijking blijkt dat vanwege een verschil in de diameter van de hoed de technische kenmerken van de ingevoerde goederen niet overeenstemmen met de uitgevoerde goederen.
Naast dit verschil in technische kenmerken bestaat ook een verschil in handelskwaliteit, hetgeen het prijsverschil verklaart. De prijs van de champignons loopt op van $ 0.83 voor grote champignons tot $ 1.20 voor champignons van de kleinste soort. Voor het verleden geldt dat belanghebbende onder andere niet in staat was aan te tonen dat de equivalente goederen dezelfde (handels)kwaliteit en technische kenmerken bezaten als de invoergoederen, maar dat gelet op de controlefrequentie hierin was berust. Hiermee is echter geen in rechte te beschermen vertrouwen gewekt. De niet-communautaire goederen dienen binnen een termijn van zes maanden voor de regeling te zijn aangegeven. Deze termijn blijkt ook uit punt 7.2, letter c van de vergunning.
5. Beoordeling van het geschil
Met betrekking tot de equivalentie
5.1. Op grond van artikel 114, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW kunnen de voor de in het vrije verkeer gebrachte goederen geldende rechten bij invoer worden terugbetaald of kwijtgescholden, indien deze goederen in de vorm van veredelingsprodukten uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd. Op grond van artikel 114, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van het CDW wordt onder equivalente goederen verstaan: communautaire goederen die in plaats van de invoergoederen worden gebruikt voor de vervaardiging van veredelingsproducten.
Artikel 541, eerste lid, van de UCDW preciseert dat equivalente goederen onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld en dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken moeten hebben als de invoergoederen.
5.2. Eiseres heeft champignons ingevoerd met goederencode 0711 9040 (champignons, (...), van het geslacht Agaricus). Tussen partijen is niet in geschil dat de als equivalente goederen gebruikte champignons onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur vallen. Wel betwist zijn de handelskwaliteit en technische kenmerken van de goederen.
5.3. In het CDW, noch in de UCDW is bepaald wat onder technische kenmerken en handelskwaliteit dient te worden verstaan. Evenmin geeft de aan eiseres verleende vergunning actieve veredeling aan wat onder technische kenmerken en handelskwaliteit van champignons dient te worden verstaan. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat verweerder, die tot navordering is overgegaan, bewijs bijbrengt van de juistheid van zijn stelling dat geen sprake is van dezelfde handelskwaliteit en dat de goederen niet dezelfde technische kenmerken bezitten.
5.4. Voor wat betreft de handelskwaliteit ziet de rechtbank onvoldoende grond voor het oordeel dat de equivalentiegoederen van een andere handelskwaliteit zouden zijn dan de invoergoederen. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de prijsverschillen tussen de verschillende champignons op een verschil in handelskwaliteit duiden. De geringe prijsverschillen zijn eerder, zoals eiseres heeft toegelicht, prijsschommelingen als gevolg van een verschil in het tijdstip van aankoop. Eiseres heeft in dit verband gewezen op het verschil in prijs van slechts $ 0,06 tussen twee vergelijkbare champignons, te weten SW B-Grade en SW A-Grade (18-20 mm). Tevens heeft eiseres in dit kader toegelicht dat zij artikelnummers hanteert met het oog op enerzijds traceerbaarheid van haar producten, en anderzijds op homogeniteit bij het afvullen van de conserven en dat deze artikelnummers derhalve niet duiden op een verschil in handelskwaliteit.
5.5. Met betrekking tot de technische kenmerken is niet alleen in geschil of deze voor de invoergoederen en equivalentiegoederen gelijk zijn maar ook of en in hoeverre de diameter van de hoed van champignon als een technisch kenmerk moet worden beschouwd. Eiseres stelt dat tot deze kenmerken slechts behoren: een zwam van de soort “Agaricus”, bestaande uit mycelium (ondergedoken gedeelte van de zwam) en een vruchtlichaam, welk vruchtlichaam bestaat uit een steel met daarop een hoed met plaatjes en sporen. Verweerder gaat er daarentegen vanuit dat de afmeting van de hoed een technisch kenmerk van de champignon vormt, en verweerder staat voor dat de door eiseres gehanteerde indeling in subklassen 10 tot en met 15 leidt tot de conclusie dat de technische kenmerken tussen de invoer- en equivalentiegoederen niet overeenkomen. De rechtbank rekent de diameter van de hoed tot de technische kenmerken van een champignon. In de Verordening (EG) nr. 982/2002 van de Commissie van 7 juni 2002 (inwerking getreden per 1 januari 2003) tot vaststelling van de handelsnorm voor champignons, wordt voor de sorteringsvoorschriften aangesloten bij de diameter van de hoed. Ook in de Verordening van het Productschap voor Groenten en Fruit wordt voor de indeling in klassen de diameter van de hoed gehanteerd. De rechtbank beschouwt deze onderverdelingen als de in de branche gebruikelijke en ziet dan ook voor de bepaling of goederen dezelfde technische kenmerken hebben geen aanleiding voor een verdergaande indeling van champignons in subklassen zoals door verweerder voorgestaan. Dat eiseres om haar moverende redenen intern een nog verfijnder systeem van subklassen hanteert doet hier niet aan af, en kan niet tot het oordeel leiden dat de technische kenmerken van de equivalentiegoederen en invoergoederen niet overeen komen.
5.6. Aan de vraag of de inspecteur niet meer tot navordering kon overgaan omdat dit in strijd zou komen met het vertrouwensbeginsel en/of het gelijkheidsbeginsel komt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet meer toe.
Met betrekking tot de termijn
5.7. Op grond van artikel 543 van de UCDW wordt bij voorafgaande uitvoer in de vergunning vermeld binnen welke termijn de niet-communautaire goederen voor de regeling moeten worden aangegeven, waarbij rekening moet worden gehouden met de tijd die nodig is voor de aanschaf en het vervoer van de goederen naar de Gemeenschap. De termijn mag niet langer zijn dan zes maanden, maar kan worden verlengd tot uiterlijk twaalf maanden. Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen kan de termijn zelfs na het verstrijken van de oorspronkelijke termijn worden verlengd.
5.8. Uit de hiervoor onder 5.7 aangehaalde bepaling volgt niet dat het met redenen omklede verzoek tot verlenging tot twaalf maanden enkel schriftelijk mag geschieden op straffe van nietigheid van het verzoek. Het al dan niet schriftelijk indienen van het verzoek dient alleen een bewijsrechtelijk doel. Eiseres heeft gelet op het vermelde onder 2.5 aannemelijk gemaakt dat de termijn steeds stilzwijgend zou worden verlengd, ook als eiseres niet uitdrukkelijk om verlenging had verzocht. Onder deze omstandigheden mocht eiseres vertrouwen op verlenging van de termijn tot twaalf maanden.
Conclusie
5.9. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:75, Awb en artikel 7:15, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt vastgesteld:
Kosten beroep: uittreksel uit het handelsregister € 11, de reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse van C en D om de zitting bij te wonen ad € 74; voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 805 (1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1); in totaal derhalve € 890.
Kosten bezwaar: de reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse van C om de hoorzitting bij te wonen ad € 35; voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 322 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 161 en een wegingsfactor 1); in totaal derhalve € 357.
7. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de uitnodiging tot betaling;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 890, en wijst de Staat aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het bezwaar ten bedrage van € 357 onder aanwijzing van de Staat die dit bedrag aan eiseres dient te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E. Polak, voorzitter, en mrs. A.P.M. van Rijn en A. Roelvink-Verhoeff, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier.
Afschrift
verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.