ECLI:NL:RBHAA:2006:AX6749
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- G. Guinau
- G.J. Deen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering na gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 24 mei 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die sinds 2 mei 1996 een bijstandsuitkering ontving, heeft op 3 april 2006 een gezamenlijke huishouding gaan voeren met haar partner. Naar aanleiding van deze wijziging heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 28 april 2006 besloten de bijstandsuitkering van verzoekster per 3 april 2006 te beëindigen, met als reden dat haar partner in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij en haar partner in financiële nood verkeren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er connexiteit moet bestaan tussen het bestreden besluit en de gevraagde voorlopige voorziening. Aangezien het verzoek verband houdt met de beëindiging van de bijstandsuitkering, kon de rechter zich niet uitlaten over de nieuwe aanvraag die verzoekster had ingediend. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster met ingang van 3 april 2006 een gezamenlijke huishouding is gaan voeren, wat betekent dat zij geen aanspraak meer kan maken op de bijstandsuitkering voor alleenstaande ouders. De voorzieningenrechter concludeert dat, hoewel de motivering van het beëindigingsbesluit niet volledig was, dit gebrek in de bezwaarprocedure kan worden hersteld.
Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het niet onwaarschijnlijk is dat de beëindiging van de bijstandsuitkering in de bezwaarprocedure in stand zal worden gelaten. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.