ECLI:NL:RBHAA:2006:AX1155

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
308146 VV EXPL 06-40
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagverbod tijdens ziekte en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 11 mei 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. [eiser] vorderde de nietigheid van zijn ontslag, dat per 1 mei 2006 was gegeven, en herstel van de arbeidsverhouding, met doorbetaling van salaris en andere vergoedingen. De werkgever, H.E.M. Hotels & Restaurants B.V., beroept zich op de uitzonderingsbepaling van artikel 7.670b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, die het mogelijk maakt om een werknemer te ontslaan bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, zelfs als de werknemer ziek is.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] was sinds 7 mei 2001 in dienst bij H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. en was de enige werknemer die nog in dienst was na een eerdere ontslagronde. In 2005 raakte [eiser] arbeidsongeschikt en in september 2005 werd H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. een zelfstandige vennootschap zonder verdere activiteiten. De werkgever vroeg en verkreeg een ontslagvergunning van het CWI, waarna het ontslag volgde.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet in strijd was met het opzegverbod bij ziekte, omdat de werkzaamheden van de onderneming waren beëindigd. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de zaak niet geschikt was voor een spoedprocedure en dat de subsidiaire vordering ook niet toewijsbaar was, omdat er onvoldoende bewijs was voor kennelijk onredelijk ontslag of slecht werkgeverschap. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 308146 VV EXPL 06-40
datum uitspraak: 11 mei 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. P.P. Otte
tegen
H.E.M. Hotels & Restaurants
te Warder (gemeente Zeevang)
gedaagde partij
hierna te noemen H.E.M. Hotels & Restaurants B.V.
gemachtigde mr. P. Habermehl.
De procedure
Op gronden zoals in de dagvaarding vermeld heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. strekkende tot het verkrijgen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad.
Op deze terechtzitting heeft H.E.M. Hotels & Restaurants B.V., na afwijzing van een verzoek om aanhouding, geconcludeerd voor antwoord.
Daarna hebben partijen hun respectieve standpunten nader toegelicht.
De gemachtigde van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. heeft zich daarbij bediend van pleitnotities.
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen. Deze aantekeningen worden zo nodig in de vorm van een proces-verbaal uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald, te 10.00 uur.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering.
[eiser] vordert als onmiddellijke voorziening bij voorraad dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair
zal bepalen dat het aan [eiser] per mei 2006 gegeven ontslag nietig is, althans de arbeidsverhouding te herstellen, met veroordeling van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. tot doorbetaling van het salaris vanaf 1 mei 2006, met nabetaling van achterstallig salaris en onkostenvergoedingen, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, wettelijke verhoging en wettelijke rente en met veroordeling van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. om deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken;
subsidiair
H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. zal veroordelen aan [eiser] te betalen de somma van € 35.602,50 wegens kennelijk onredelijk ontslag;
alles met veroordeling van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. in de proceskosten.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eiser] is op 7 mei 2001 op arbeidsovereenkomst bij H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. in dienst getreden tegen een salaris van (op het laatst) € 3.560,25 bruto per maand, exclusief € 178,76 bruto per maand wegens pensioentoeslag.
2. H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. hield zich bezig met het verlenen van administratieve diensten aan enkele Hotels van de H.E.M. groep, waarvan H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. deel uitmaakte. Daartoe had zij 7 werknemers in dienst.
3. In 2004 heeft H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. van het CWI toestemming gekregen om 6 van haar werknemers te ontslaan. Voor [eiser] werd de ontslagvergunning geweigerd, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de arbeidsplaats van [eiser] was vervallen. Daarna was [eiser] dus nog de enige overgebleven werknemer, die feitelijk geheel en al was uitgeleend aan H.E.M. Hotel Amsterdam B.V.
4. Vervolgens is [eiser] in 2005 arbeidsongeschikt geraakt. Deze arbeidsongeschiktheid wegens ziekte duurt tot op heden voort.
5. Hierop heeft H.E.M. Hotel Amsterdam B.V. laten weten geen gebruik meer te willen maken van de diensten van de arbeidsongeschikte [eiser].
6. Per 20 september 2005 maakt H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. geen onderdeel meer uit van het (al dan niet voormalige) H.E.M. concern. De aandelen zijn vervreemd aan een andere vennootschap die geen formele banden heeft met dit concern, althans met H.E.M. Hotel Amsterdam B.V.
7. De nieuwe directie van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. heeft uiteindelijk geen nieuwe activiteiten meer ontwikkeld in deze vennootschap. Daarin gebeurt in feite niets meer. Vanwege het einde van de uitlening van [eiser] heeft H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. opnieuw een ontslagvergunning gevraagd bij het CWI en deze keer ook gekregen. Met gebruikmaking daarvan is de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2006 beëindigd.
De beoordeling van het geschil
[eiser] beroept zich primair op de nietigheid van het gegeven ontslag vanwege het opzegverbod bij ziekte, zoals bedoeld in artikel 7.670 van het Burgerlijk Wetboek.
H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. stelt zich echter op het standpunt dat het ontslag is gegeven vanwege de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, zoals bedoeld in artikel 7.670b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
Vooralsnog is voldoende aannemelijk geworden dat de voorheen door H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. verrichte ondernemingsactiviteiten, die uiteindelijk nog slechts bestonden uit het aan H.E.M. Hotel Amsterdam B.V. ter beschikking stellen van haar enig overgebleven werknemer, zijn beëindigd. Nadat H.E.M. Hotel Amsterdam B.V. had laten weten geen behoefte meer te hebben aan de toen arbeidsongeschikte [eiser] kwam de laatste bedrijfsactiviteit van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. te vervallen. Dat betekent dat de arbeidsongeschiktheid van [eiser] niet (langer) in de weg stond aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst door H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. met gebruikmaking van de verleende ontslagvergunning.
De primaire vordering kan, voor zover deze uitgaat van het bestaan van een opzeggingsverbod, dus niet slagen.
De primair gevorderde nabetaling van loon en onkostenvergoedingen met nevenvorderingen kunnen evenmin worden toegewezen. Betwist is dat tekort is betaald. Om te beginnen is het geldelijk belang van deze deelvordering relatief gering is, hetgeen de spoedeisendheid raakt. Verder moet worden vastgesteld dat dienaangaande geen verantwoorde beslissing kan worden genomen zonder een nader feitelijk onderzoek, waartoe de onderhavige procedure zich niet leent.
De vordering strekkende tot het verstrekken van deugdelijke salarisspecificaties kan gelet op het voorgaande enkel nog betrekking hebben op de tot 1 mei 2006 gedane betalingen. Net zoals bij deze betalingen zelf (althans de gestelde tekorten daarop) moet echter worden geoordeeld dat dit onderdeel van de vordering onvoldoende spoedeisend is.
De subsidiaire vordering is evenmin toewijsbaar. Aan [eiser] moet worden toegegeven dat de door haar aan H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. verweten onwaarachtige samenspanning met H.E.M. Hotel Amsterdam B.V., teneinde een zieke werknemer te kunnen lozen, indien bewezen, het aan haar gegeven ontslag kennelijk onredelijk maakt. Dat is eveneens het geval indien bewezen mocht worden dat H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. zich in deze op andere wijze heeft schuldig gemaakt aan slecht werkgeverschap. Dit kan in het kader van de onderhavige spoedprocedure echter niet voldoende worden onderzocht. Daarvoor wordt [eiser] dus eveneens verwezen naar de bodemprocedure.
Samengevat dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De vordering wordt afgewezen.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van H.E.M. Hotels & Restaurants B.V. tot op heden worden begroot op € 400, -- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 mei 2006, in tegen-woor-digheid van de griffier.