ECLI:NL:RBHAA:2006:AW7402

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
118395/HA ZA 05-1498
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van het voormalige gasfabriekcomplex De Groote Weiver te Krommenie

In deze zaak vordert de Gemeente Zaanstad de ontruiming van het voormalige gasfabriekcomplex De Groote Weiver te Krommenie, dat sinds 1984 door de Stichting tot behoud van het voormalig gasbedrijf in gebruik is genomen. De Gemeente stelt dat er een overeenkomst tot gebruik voor onbepaalde tijd is ontstaan, die rechtsgeldig is opgezegd. De Stichting betwist het bestaan van deze overeenkomst en voert aan dat de vordering tot ontruiming verjaard is. De rechtbank oordeelt dat de Gemeente voldoende bewijs heeft geleverd dat de Stichting onrechtmatig gebruik maakt van het pand, en dat de verjaringstermijn niet is voltooid door stuiting. De rechtbank wijst de ontruimingsvordering toe en bepaalt dat de Stichting het pand binnen acht weken na betekening van het vonnis moet ontruimen. Tevens wordt de Stichting veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente, die zijn begroot op EUR 1233,60. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan gedurende een jaar na de termijn van ontruiming ten uitvoer worden gelegd tegen een ieder die zich in het pand bevindt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 118395 / HA ZA 05-1498
Vonnis van 3 mei 2006
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZAANSTAD,
wier zetel is in Zaanstad,
eiseres,
procureur mr. B.C. Romijn,
tegen
de stichting
STICHTING TOT BEHOUD VAN HET VOORMALIGE GASBEDRIJF,
gevestigd en kantoorhoudende te Krommenie, gemeente Zaanstad,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. S. Baggen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de Gemeente en de Stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 21 maart 2006 met de daarin genoemde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Gemeente is eigenares van het voormalige gasfabriekcomplex te Krommenie, gelegen aan de Weiver 37 te Krommenie (verder: De Groote Weiver), bestaande uit bedrijfsgebouwen, woningen en erf, kadastraal bekend gemeente Krommenie sectie B nr. 8692.
2.2. Op 29 juni 1984 is De Groote Weiver in gebruik genomen door krakers. Op 20 februari 1985 is de Stichting opgericht. De Stichting heeft De Groote Weiver ontwikkeld tot sociale ruimte voor zowel buurtbewoners als voor bezoekers uit de regio. In De Groote Weiver worden op niet-commerciële basis allerlei activiteiten georganiseerd.
2.3. Op 16 januari 1989 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) besloten:
"Ten aanzien van het gebruik van het pand Weiver 37 te Krommenie door de Stichting De Groote Weiver, de gedoogsituatie met drie jaar te verlengen. (tot 1-1-'92)
Aantek.
1. gedogen wordt bij brief medegedeeld i.p.v. het sluiten van een convenant
2. in de brief opnemen dat dit gedogen onverlet laat dat voldaan moet worden aan de drank- en horecavereisten."
2.4. In de nota op basis waarvan voornoemd besluit is genomen is de volgende passage opgenomen over de toekomst van het pand:
"Beleid is dat het pand gesloopt moet worden zodra uitvoering gegeven kan worden aan stadsvernieuwing ter plaatse. Uitvoering is afhankelijk van het moment waarop sanering van het zgn. gasfabriekterrein zal plaatsvinden. Hierover is op dit moment weinig te zeggen. In 1989 zal de provincie een saneringsonderzoek uitvoeren op basis waarvan opname in een provinciaal bodemsaneringsprogramma zal plaatsvinden. Niet kan worden ingeschat wanneer het terrein daadwerkelijk gesaneerd zal worden. Aangenomen wordt dat het nog zeker drie jaar duurt voor met stadsvernieuwingsactiviteiten op de gemeentewerf kan worden begonnen.(...)"
2.5. Op 22 februari 1989 heeft het college de Stichting geschreven:
"Hierbij delen wij u mede dat wij besloten hebben het gebruik van het pand Weiver 37 door Uw stichting te gedogen tot 1 januari 1992.(...)"
2.6. Op 5 februari 2003 is een convenant gesloten tussen de staatssecretaris van volkshuisvesting, de provincie Noord-Holland en - onder andere - de gemeente Zaanstad, betreffende de bodemsanering van voormalige gasfabriekterreinen in de provincie Noord-Holland, waaronder De Groote Weiver. Op dezelfde datum is een saneringsovereenkomst gesloten tussen gedeputeerde staten van Noord-Holland en het college.
2.7. De gemeenteraad van de gemeente Zaanstad heeft op 20 maart 2003 - verkort weergegeven - besloten tot sanering van drie voormalige gasfabriekterreinen in Krommenie, Wormerveer en Zaandam.
2.8. Op 11 november 2003 besluit het college naar aanleiding van het projectvoorstel: 'Project: sanering en herontwikkeling gasfabriekterreinen Wormerveer en Krommenie d.d. 17 oktober 2003', onder meer en hier van belang:
"(...)
? de directeur van de diensten Wijken en Stad op te dragen een aantal (milieu) aspecten nader te onderzoeken in relatie tot de mogelijke functies en opbrengsten op de vml gasfabriekterreinen in Krommenie en Wormerveer; hierover binnen een maand laten rapporteren
? in te stemmen met het interactieve werk- en besluitvormingstraject voor de sanering en herontwikkeling van de gasfabriekterreinen en voor Krommenie dit traject pas te starten nadat over bovenstaande punten duidelijkheid is verkregen.
? In principe uit te gaan van het behoud van De Groote Weiver.
(...)"
2.9. Op 11 december 2003 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de Stichting en van de Gemeente over de voortgang van de sanering. Bij brief van 21 december 2003 heeft de (toenmalige) voorzitter van de Stichting de voor De Groote Weiver verantwoordelijke wethouder, wethouder Linnekamp, verzocht om in overleg te treden over de sanering en over de positie van De Groote Weiver.
2.10. Bij brief van 11 december 2003 heeft de Arbeidsinspectie aan de gemeente bericht:
"(...) Het uitvoeren van de voorgenomen sanering onder het bestaand gebouw, levert tijdens de uitvoering zodanige veiligheids- en gezondheidsrisico's op voor de betrokken werknemers en toezichthouders, alsmede voor De Groote Weiver omgeving, dat in een dergelijk geval conform het geldende handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie tegen de uitvoerende partij zal worden opgetreden. In concreto bestaan zwaarwegende argumenten tegen de voorgenomen bodemsanering terwijl het gebouw blijft staan.(...)"
2.11. Op 11 maart 2004 is de gemeentelijke klankbordgroep gasfabriekterrein Krommenie geïnformeerd over de voortgang van de sanering. Onder meer is geschreven:
"De gemeenteraad besloot op 20 maart 2003 de gasfabriekterreinen in Krommenie, Wormerveer en Zaandam te saneren. De raad sprak toen de wens uit om De Groote Weiver op het gasfabriekterrein in Krommenie te behouden.
Nog geen besluit
De afgelopen maanden is een aantal varianten voor sanering in Krommenie en behoud van De Groote Weiver onderzocht. Er is door de gemeente nog geen keuze gemaakt voor een van de varianten. Met deze brief wil ik u graag informeren over de voortgang van dit onderzoek. Tegelijkertijd worden ook het bestuur van De Groote Weiver hier over geïnformeerd, evenals het Wijkbeheer Krommenie en de leden van de gemeenteraad.(...)"
2.12. Uit een notitie van 20 december 2004 van de (gemeentelijke) Werkgroep Groote Weiver aan de wethouder volgt dat er in het voorjaar 2004 een studie heeft plaatsgevonden naar diverse saneringsvarianten. In de notitie staat onder meer:
"De Raad heeft verzocht de mogelijkheden te onderzoeken of (de functie van) De Groote Weiver kan worden behouden. Op basis daarvan is in eerste instantie onderzocht of het mogelijk is de Groote Weiver te behouden bij sanering. Hierover is in april 2004 gerapporteerd aan het raadscluster Stedelijk Beheer.
(...)
Uit de variantenstudie bleek dat - indien gesaneerd wordt volgens de voorwaarden van het convenant (verontreiniging verwijderen) het onvermijdelijk is dat de Groote Weiver wordt gesloopt. Indien niet aan de voorwaarden van het convenant (wordt voldaan, toevoeging rb), draagt de provincie niet bij aan de sanering (35,4% van de kosten).(...)"
Verder wordt in de notitie waarin een programma van eisen is opgenomen, aangeleverd door de Stichting, ingegaan op het zoeken van een alternatieve locatie voor De Groote Weiver.
2.13. Op 2 maart 2005 heeft het college aan de raad geschreven:
"Over de sanering van het voormalig gasfabriekterrein van Krommenie besloten wij op 1 maart jl:
De sanering uit te voeren volgens de variant waarbij de vervuiling wordt verwijderd, in een eenmalige operatie. Hiervoor is het nodig De Groote Weiver te slopen;
Nader te onderzoeken of en op welke wijze in herhuisvesting kan worden voorzien;
(...)
Een procedure te starten die leidt tot ontruiming van De Groote Weiver, waardoor sloop kan plaatsvinden;
(...)
Ons besluit ten behoeve van een meningspeiling aan u voor te leggen;
Met in achtneming van deze meningspeiling een raadsvoordracht te doen voor de wijze van sanering en de gevolgen voor De Groote Weiver."
2.14. Op 6 juli 2005 heeft het college het bestuur van de Stichting op de hoogte gesteld
van het raadsbesluit inzake sanering van De Groote Weiver:
"(...) De gemeenteraad heeft op 23 juni jl. besloten het gasfabriekterrein in Krommenie te saneren door de vervuiling te verwijderen. Hierbij is het nodig De Groote Weiver te slopen. De raad heeft daarom besloten over te gaan tot herhuisvesting van De Groote Weiver op het Visserspad 1a en heeft daar een bijdrage van € 250.000,-- voor ter beschikking gesteld, naast de provinciale bijdrage van € 400.000,--.
Verder is door de raad opdracht gegeven om in het traject van herhuisvesting uw stichting te begeleiden, de noodzakelijke procedures te starten en benodigde overeenkomsten met uw stichting en woningstichting Parteon (De Woonmij) op te stellen. Daarbij gaat de raad uit van een bijdrage van uw stichting van minimaal € 15.000,-- jaarlijks.(...)"
2.15. Op 23 september 2005 heeft het college aan de Stichting geschreven:
"Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Zaanstad besloten het gasfabriekterrein in Krommenie te saneren door de vervuiling te verwijderen. Voor de uitvoering van deze sanering is het noodzakelijk dat het pand de Groote Weiver wordt gesloopt. Zoals wij u reeds eerder bij brief van 6 juli 2005 hebben medegedeeld, dient het pand uiterlijk 1 april 2006 door de huidige gebruikers, de Stichting De Groote Weiver te worden verlaten.
De gemeente stelt zich op het standpunt dat tussen de gemeente en de stichting sprake is van een overeenkomst tot gebruik voor onbepaalde tijd. Gelet op het feit dat het pand gesloopt dient te worden, zeggen wij hierbij de overeenkomst tot gebruik op per 1 april 2006. Dientengevolge dient u het gebruik van het pand uiterlijk per genoemde datum te beëindigen. (...)"
1.16. In reactie op voornoemde brief heeft de Stichting op 10 oktober 2005 laten weten niet bereid te zijn het gebruik van De Groote Weiver te staken omdat - verkort weergeven - de Gemeente de Stichting geen bruikbaar alternatief heeft aangeboden en de Stichting niet overtuigd is van het standpunt van de Gemeente dat sloop van De Groote Weiver noodzakelijk is om het terrein te kunnen saneren.
1.17. Verder heeft de Stichting geschreven:
"U schrijft dat de gemeente zich op het standpunt stelt dat zij met ons een overeenkomst tot gebruik voor onbepaalde tijd is aangegaan. Hoewel het de gemeente vrij staat standpunten in te nemen merken wij graag op dat van een overeenkomst zeker geen sprake is. Wij hebben het pand 21 jaar geleden gekraakt en hebben het pand sindsdien naar eigen goeddunken opgebouwd en gebruikt voor vele maatschappelijke doeleinden. Wij hebben daartoe nimmer een overeenkomst met de gemeente gesloten en hebben daar ook nooit de noodzaak voor ingezien. Wij hadden het pand immers al in gebruik. Overigens zijn wij wel benieuwd naar het standpunt van de gemeente aangaande wanneer en met wie precies een overeenkomst is gesloten.(...)"
1.18. Op 12 december 2005 heeft het hoofd bodemsanering van de provincie Noord-Holland namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aan het hoofd van de afdeling milieu van de gemeente Zaanstad onder meer geschreven:
"(...)
Eerder is door gedeputeerde Milieu, de heer Moens, aan u uitstel verleend van de in 2003 gesloten saneringsovereenkomst gestelde termijn, om uiterlijk in 2004 tot sanering van bovengenoemde locatie over te gaan. Dit uitstel is verleend onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de gunning van de sanering dit jaar gestart moet zijn.
Ik constateer dat alles in het werk is gesteld om de gunning nog in 2005 plaats te laten hebben.
(...) U heeft ons derhalve schriftelijk verzocht met de planning die uitgaat van gunning van de werkzaamheden in voorjaar 2006 akkoord te gaan.
De alternatieve planning geeft een realistischer beeld van de werkzaamheden en in de komende maanden zal een stuk onzekerheid worden weggenomen aangaande procedures, waardoor belangrijke financiële risico's kunnen worden vermeden.
Na een en ander met de heer Moens doorgesproken te hebben kan ik gelet op voorgaande dan ook akkoord gaan met de nieuwe planning. Overigens wel onder de strikte voorwaarde dat het merendeel van het werk in 2006 zal moeten zijn uitgevoerd.(...)"
1.19. Op 20 januari 2006 heeft de Stichting wethouder Linnekamp geïnformeerd niet akkoord te gaan met de zijdens de Gemeente voorgestelde alternatieve locatie voor de Stichting:
"(...) Hierbij mag worden aangetekend dat de volgende twee bezwaren het zwaarst wegen: Allereerst het feit dat de noodzaak van sloop van ons pand nog niet was en nog steeds niet is bewezen. Ten tweede dat de financiële druk door de hoogte van de maandelijkse huur zo groot is, dat dit niet op te brengen is, zeker voor een niet-commerciële en ideële organisatie die wij zijn en willen blijven. (...)"
1.20. Bij brief van 20 februari 2006 volgt de reactie van Linnekamp op voornoemde brief van de Stichting:
"(...)
Op twee aspecten van uw brief wil ik nader ingaan:
1. volgens u ligt er bij de gemeente de verantwoordelijkheid om een voor beide partijen, dat wil zeggen de gemeente en De Groote Weiver, bevredigende oplossing te bieden. De gemeenteraad heeft hierin inderdaad haar verantwoordelijkheid genomen en een alternatief geboden voor De Groote Weiver, een aanbod dat in tijden van bezuinigingen, uniek is. Niet alleen wordt een alternatief geboden; ook wordt fors, meer dan 50%, bijgedragen aan de huur én verbouwing van het alternatieve pand. Ik constateer daarentegen dat van uw kant helaas geen enkele serieuze bijdrage wordt geleverd om een oplossing in zicht te brengen. U legt nu zelfs extra eisen, zoals het kantoorgedeelte van het Visserspad, op tafel.
2. U stelt dat ik aan uw antwoord niet het recht kan ontlenen om bepaalde toegezegde bedragen voor andere doeleinden te gebruiken.
Ik maak u er opmerkzaam op dat van een toezegging van bedragen geen sprake is. De gemeenteraad én de provincie Noord-Holland hebben bedragen gereserveerd voor herhuisvesting van De Groote Weiver (verbouwing pand en huur). De enigen die daardoor het recht hebben zich uit te spreken over de aanwending van de bedragen zijn de gemeenteraad respectievelijk de provincie. (...)"
Ten aanzien van het saneringsplan:
1.21. Op 9 februari 2006 heeft het college een besluit genomen inzake de Ernst, Urgentie en Instemming saneringsplan. Hieraan ligt onder meer ten grondslag het ernst- en urgentiebesluit van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland d.d. 24 februari 1997, dat betrekking heeft op De Groote Weiver.
1.22. Tegen voornoemd besluit van het college heeft de Stichting op 21 maart 2006 beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is aan de voorzitter van de Afdeling geen schorsing gevraagd van het besluit.
2. Het geschil
2.1. De Gemeente vordert dat de Stichting door de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld het complex van het voormalige gasbedrijf aan het Weiver te Krommenie, kadastraal bekend gemeente Krommenie, sectie B nr. 8692, te ontruimen en te verlaten met medeneming van al wie en wat zich aldaar van haar of van harentwege bevindt en dit complex geheel leeg en ontruimd aan eiseres op te leveren, uiterlijk op 31 maart 2006, met machtiging van de Gemeente om deze ontruiming zonodig zelf te bewerkstelligen en daartoe hulp in te roepen van de sterke arm van justitie, met veroordeling van de Stichting in de kosten het geding;
alsmede dat indien de ontruiming wordt uitgesproken op grond van onrechtmatig gebruik in de zin van 557a, lid 3, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de rechtbank zal bepalen dat het vonnis tot één jaar na de dag waarop het is uitgesproken dan wel bekrachtigd, dan wel, indien de rechtbank een termijn stelt als bedoeld in artikel 557a, lid 1, Rv, tot één jaar na de dag waarop die termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet.
2.2. De Gemeente legt aan haar vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. De Stichting is vanaf haar oprichting op 20 februari 1985 zonder recht of titel verbleven in het voormalige gasfabriekcomplex te Krommenie (hierna: het complex). Op 22 februari 1989 heeft de Gemeente een schriftelijke gedoogverklaring afgegeven. De Gemeente stelt zich primair op het standpunt dat er vanaf deze datum sprake is van een overeenkomst tot gebruik voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst is opgezegd bij brief van 23 september 2005. Subsidiair stelt de gemeente zich op het standpunt dat er sprake is van onrechtmatig gebruik van het complex door de Stichting.
2.3. De Stichting voert verweer tegen de vorderingen van de Gemeente en heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De Gemeente heeft aan haar vordering tot ontruiming van De Groote Weiver primair ten grondslag gelegd dat de Stichting niet langer gerechtigd is om in De Groote Weiver te verblijven, nu de Gemeente de overeenkomst met de Stichting tot gebruik van De Groote Weiver voor onbepaalde tijd heeft opgezegd per 1 april 2006. De Stichting ontkent het bestaan van een dergelijke overeenkomst.
3.2. Door de Gemeente is ter onderbouwing van haar stellingen naar voren gebracht dat, nu de Stichting op basis van het gedoogbesluit uit 1989 het gebruik van De Groote Weiver heeft voortgezet en dit gebruik na afloop van de gedoogtermijn - 1 januari 1992 - stilzwijgend heeft voortgezet, het gedogen door tijdsverloop is uitgemond in een overeenkomst van gratis gebruik voor onbepaalde tijd. Dit argument miskent echter dat gedogen niet meer inhoudt dan dat tegen een onrechtmatige toestand niet wordt opgetreden zonder dat de onrechtmatigheid wordt weggenomen. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld kan niet worden vastgesteld dat er anderszins tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het gebruik van De Groote Weiver.
3.3. De conclusie uit het voorgaande is dat niet anders kan worden geoordeeld dan dat er, vanaf het moment dat De Groote Weiver gekraakt werd, sprake is van een als onrechtmatig te kwalificeren inbreuk op het eigendomsrecht van de Gemeente. Hierop baseert de Gemeente haar subsidiaire grondslag tot ontruiming.
3.4. De Stichting voert hiertegen, onder verwijzing naar het arrest van Hof Arnhem d.d. 14 mei 2002 (WR 2003, 68), als meest verstrekkende verweer aan dat de vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand is verjaard omdat de Gemeente tegen dit langdurige, meer dan twintig jaar durende, onrechtmatige gebruik nimmer is opgetreden.
3.5. Bij hetgeen hierover wordt overwogen kan de rechtbank de vraag of er sprake is van een onrechtmatige toestand waarvoor één verjaringstermijn geldt of, in verband met herhaalde en voortgezette handelingen door diverse krakers, meerdere verjaringstermijnen, in het midden laten, nu vaststaat dat de Stichting vanaf haar oprichting in februari 1985 in De Groote Weiver verblijft.
3.6. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:314, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW), begint de verjaringstermijn met de aanvang van de dag volgende op die waarop de onmiddellijk opheffing van de onrechtmatige toestand gevorderd kon worden. In deze zaak is de termijn aangevangen op 21 februari 1985, daags na oprichting van de Stichting. Indien van stuiting van de verjaring niet zou blijken, zou de verjaring zijn voltooid op uiterlijk 20 februari 2005.
3.7. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld volgt dat er veelvuldig contacten zijn geweest tussen de Gemeente en de Stichting over de uitvoering van saneringsplannen ter plaatse van De Groote Weiver en de daarmee samenhangende gevolgen voor de huisvesting van de Stichting. Aan het besluit van het college van januari 1989 om de Stichting - tijdelijk, voor de duur van drie jaar - te gedogen in De Groote Weiver lag reeds ten grondslag dat het voormalige gasfabriekterrein - op termijn - gesaneerd diende te worden. Concrete gesprekken tussen partijen hierover zouden reeds vanaf eind 2002, voorafgaand aan het besluit dat de gemeenteraad van Zaanstad op 20 maart 2003 heeft genomen over de sanering van de drie voormalige gasfabriekterreinen in de gemeente, hebben plaatsgevonden. Uit de zijdens de Stichting overgelegde stukken volgt dat voornoemde contacten in ieder geval hebben plaatsgevonden vanaf 11 december 2003, zijnde de datum waarop een gesprek is gevoerd tussen vertegenwoordigers van de Stichting en van de Gemeente over de voortgang van de sanering van De Groote Weiver.
3.8. Weliswaar hebben de contacten tussen partijen niet eerder geleid tot een concrete poging van de Gemeente om De Groote Weiver te ontruimen, maar niet kan worden ontkend dat zijdens de Gemeente de (sanerings) plannen altijd kenbaar zijn gemaakt. Hierbij is nimmer uitgesloten dat de sanering van het terrein wellicht gepaard zou moeten gaan met de sloop van De Groote Weiver.
3.9. De rechtbank stelt vast dat de Stichting de eigendom van de Gemeente erkent. Dit volgt niet alleen uit de met de Gemeente gevoerde gesprekken over de sanering en over de consequenties hiervan voor de huisvesting van de Stichting, maar ook uit de stellingen van de Stichting in deze procedure waaraan zij de onrechtmatigheid van haar verblijf in De Groote Weiver ten grondslag legt.
3.10. Met deze erkenning van het eigendomsrecht is de door de Stichting gestelde verjaring van de vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand op de voet van het bepaalde in artikel 3:318 BW gestuit.
3.11. De stuiting heeft in ieder geval plaatsgehad op 11 december 2003, nu, zoals hiervoor reeds overwogen, is komen vast te staan dat partijen op die datum met elkaar in gesprek zijn geweest over de sanering en de gevolgen voor De Groote Weiver. Conclusie uit het voorgaande is dat de door de Stichting ten verwere aangevoerde verjaring niet is voltooid zodat het beroep hierop faalt. Dit wordt niet anders als wordt uitgegaan van 29 juni 1984, de datum waarop De Groote Weiver voor het eerst is gekraakt. Alsdan zou de stuiting eveneens hebben plaatsgevonden voor voltooiing van de verjaring op 28 juni 2004.
3.12. Het enkele feit van inbreuk op een eigendomsrecht rechtvaardigt reeds toewijzing van de ontruimingsvordering van de Gemeente tenzij – zoals de Stichting bij conclusie van antwoord en ter zitting heeft aangevoerd – de Gemeente bij die vordering onvoldoende belang, in de zin van artikel 3:30 BW, zou hebben.
3.13. Door de Stichting is ten verwere aangevoerd dat de Gemeente niet voldoende belang heeft bij ontruiming, nu van de noodzaak tot sloop onvoldoende is gebleken.
3.14. Hierover wordt het volgende overwogen. De sloop is een rechtstreeks gevolg van een door het gemeentebestuur van Zaanstad gemaakte politieke keuze terzake van de sanering van De Groote Weiver. Alle bezwaren tegen het saneringsplan die door de Stichting in deze procedure ten verwere zijn aangevoerd, liggen niet hier, maar bij de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State ter beoordeling voor. Zo ook de grief van de Stichting dat de gemeenteraad ten onrechte zou zijn voorgehouden dat er na de sanering schone grond overblijft. Nu de Stichting tegen het saneringsplan weliswaar beroep heeft ingesteld, maar geen voorlopige voorziening heeft gevraagd bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het besluit niet is geschorst, strekt, zoals partijen reeds ter comparitie is voorgehouden, in deze procedure de rechtmatigheid van het saneringsplan de rechtbank tot uitgangspunt.
3.15. Nu zijdens de Gemeente voorts voldoende aannemelijk is gemaakt dat met de aanvang en, in ieder geval een gedeeltelijke, uitvoering van het saneringsplan op korte termijn, althans in het jaar 2006, een zwaarwegend financieel belang gepaard gaat, heeft de Gemeente voldoende gesteld om een actueel en concreet belang bij de vordering tot ontruiming van De Groote Weiver aan te nemen. Daar doet niet aan af dat, zoals door de Stichting betoogd, de Stichting niet in staat zou zijn - volledig - aan de vordering tot ontruiming te voldoen, omdat er naast de Stichting sprake is van vier andere gebruikers van De Groote Weiver, die als bewoners zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Het staat de Gemeente te allen tijde vrij deze bewoners alsnog in rechte te betrekken. Dat de Gemeente er wellicht, volgens de Stichting ten onrechte, van uit is gegaan dat deze bewoners allen bestuursleden zijn van de Stichting, maakt dit niet anders.
3.16. De conclusie uit het voorgaande is dat de Gemeente voldoende belang heeft bij ontruiming van De Groote Weiver, welk belang is gelegen in het kunnen uitvoeren van de sanering binnen de daarvoor door de provincie gestelde termijn.
3.17. Ter terechtzitting is vast komen te staan dat het belang van de Gemeente om De Groote Weiver per 1 april 2006 ontruimd te hebben is achterhaald door een gewijzigde planning van de saneringswerkzaamheden. Voorts is ter zitting op grond van de in zoverre onweersproken verklaring van P., projectleider van de sanering, duidelijk geworden dat de Gemeente uiterlijk op 18 juli 2006 een aanvang met de saneringswerkzaamheden dient te maken. Anderzijds heeft de Gemeente er op gewezen dat het in het belang van de Stichting is dat binnen afzienbare tijd duidelijkheid komt over vervangende huisvesting. De stelling van de Gemeente dat de hiervoor door zowel de Gemeente als de provincie gereserveerde gelden anders voor andere doeleinden aangewend zullen worden, is onweersproken gebleven.
3.18. Tenslotte is niet gebleken van behoefte aan enigerlei concrete informatie van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 557a, lid 2, Rv, temeer nu het de Gemeente zelf is die als eiseres optreedt.
3.19. De rechtbank zal met inachtneming van alle omstandigheden en belangen een termijn bepalen, zodanig dat de Stichting voldoende gelegenheid heeft om De Groote Weiver in alle rust te verlaten en dat de Gemeente in staat zal zijn op de geplande datum te starten met de werkzaamheden die verband houden met de beoogde sanering.
3.20. Nu alle weren van de Stichting falen en de ontruimingsvordering de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal deze op na te melden wijze worden toegewezen.
3.21. De gevorderde machtiging om de ontruiming zonodig zelf uit te voeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge de artikelen 556, lid 1 en 557 Rv overbodig is. Bij dat onderdeel van de vordering heeft de Gemeente geen belang. Immers, artikel 556, lid 1, Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door de deurwaarder. Indien hem dit noodzakelijk voorkomt, kan de deurwaarder op grond van artikel 2 van de Politiewet bij de ontruiming de hulp van de sterke arm van politie inroepen. Gelet op het bepaalde in de artikelen 430 juncto 434 Rv kan de te geven veroordeling tot ontruiming door de deurwaarder ten uitvoer worden gelegd zonder dat daartoe verdere machtiging noodzakelijk is.
3.22. De vordering dat het ontruimingsvonnis op de voet van artikel 557a Rv gedurende een jaar ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die het pand betreedt of zich daar bevindt, is toewijsbaar.
3.23. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Stichting worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
-dagvaarding EUR 85,60
-vast recht EUR 244,00
-salaris procureur EUR 904,00 (2 punten x factor 1 x tarief EUR 452,00)
EUR 1233,60
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. Veroordeelt de Stichting het complex van het voormalige gasbedrijf aan het Weiver te Krommenie, kadastraal bekend gemeente Krommenie, sectie B nr. 8692, bekend als De Groote Weiver, binnen 8 weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, met medeneming van al wie en wat zich aldaar van haar of van harentwege bevindt en dit complex geheel leeg en ontruimd aan de Gemeente op te leveren en het ontruimde nadien niet meer te betreden.
4.2. Veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1233,60.
4.3. Bepaalt dat dit vonnis tot een jaar na de dag waarop de onder 5.1 gestelde termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich in De Groote Weiver bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet.
4.4. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.5. Wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Miedema en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.?