Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast, waarbij met betrekking tot de te noemen verslagen geldt dat “Duijnhoven” de woordvoerder van FNV en/of de vakverenigingen en “Haveman” respectievelijk “Rijk” de woordvoerder van Corus zijn geweest:
a. Het document genaamd “CAO akkoord voor de Sociale Eenheid Corus IJmuiden
2002 – 2004” bevat onder meer het volgende:
“Er is een nieuwe structurele ouderenregeling afgesproken waarbij medewerkers op 60, 10% en medewerkers van 61 jaar, 20% korter kunnen werken met volledige doorbetaling van het loon en volledige opbouw van pensioen.
Indien men daarnaast nog extra verlof opneemt voor eigen rekening, bijvoorbeeld door middel van gespaarde dagen, zal tot een nog nader te bepalen ondergrens, eveneens sprake zijn van volledige opbouw van pensioen.
Ter toelichting: Per 1 januari 2002 is de leeftijd van het ouderdomspensioen verlaagd naar 62 jaar (eindloonregeling).”
b. De CAO voor de Sociale Eenheid IJmuiden van Corus zoals deze gold voor de periode van 1 februari 2002 tot en met 31 maart 2004 bevatte onder meer het volgende:
“5.1 Toepasselijkheid van de Algemene Regeling
Op de arbeidsovereenkomst tussen de Onderneming en haar werknemers zijn van toepassing de bepalingen van deze Algemene Regeling, waarvan de tekst als bijlage C aan deze Collectieve Arbeidsovereenkomst is toegevoegd.”
c. Artikel 3.3.1 van die Algemene Regeling (hierna: artikel 3.3.1 AR) luidt -voor zover hier van belang- als volgt:
“Het dienstverband eindigt door:
(…)
h. het bereiken van de 62-jarige leeftijd.”
d. Artikel 7A.2 van die Algemene Regeling (hierna: artikel 7A.2 AR) luidt -voor zover hier van belang- als volgt:
“De werknemer heeft vanaf het bereiken van de 60-jarige leeftijd de mogelijkheid tot het werken in deeltijd van 90%, waarbij de Onderneming 100% van het inkomen blijft betalen.
Voor de werknemer vanaf 61 jaar bestaat de mogelijkheid van het werken in deeltijd van 80%, waarbij de Onderneming 100% van het inkomen blijft betalen.”
e. Het Protocol CAO van 23 februari 2004 vermeldt dat de tussen partijen overeengekomen CAO die gold van 1 februari 2002 tot en met 31 maart 2004 werd verlengd met tien maanden tot en met 31 januari 2005.
f. Het Protocol CAO van 23 maart 2005 bevat onder meer het volgende:
“(…)
1.1 De CAO zal van kracht zijn van 1 februari 2005 tot en met 30 september 2006.
1.2 De afspraken zoals deze zijn vastgelegd in de CAO en de Algemene Regeling tot en met 31 januari 2005 zullen, in zoverre deze niet reeds zijn vervuld of in zover niet hieronder anders is bepaald, ook van kracht zijn van 1 februari 2005 tot en met 30 september 2006.
(…)
Iedere werknemer behoudt de mogelijkheid om op 62 jaar te stoppen met werken.
(…)
Uiterlijk in juni 2005 zal in het locatieoverleg overeenstemming bereikt worden over een nieuwe pensioen- en ouderenregeling op grond van aan partijen voor te leggen, uitgewerkte alternatieven waarin genoemde uitgangspunten gerealiseerd worden.
(…)”
g. Het Verslag van de Startbijeenkomst van de CAO onderhandelingen 2005 van 20 januari 2005 vermeldt onder meer het volgende:
als voorstel van FNV:
“Werknemers vanaf 60 jaar krijgen de mogelijkheid hun werkweek verder te verkorten met een halve dag met behoud van salaris en de omvang van hun vk-rechten. Voor werknemers ouder dan 61 jaar moeten deze rechten gelijk zijn aan die van 61 jaar.”
als voorstel van De Unie:
“Om de kwaliteit van de arbeid te bevorderen en de duur van de arbeidsparticipatie te vergroten, stellen wij voor om voor medewerkers vanaf 60 jaar een 4 daagse werkweek in te stellen met behoud van salaris.”
als voorstel van VHP-Corus:
“VHP Corus stelt voor de huidige deeltijdregeling zoals die nu bestaat voor werknemers vanaf 60 jaar als volgt aan te passen:
? Vanaf de leeftijd van 60 jaar wordt het deeltijdpercentage verlaagd van 90% naar 80%.
? Vanaf de leeftijd van 61 jaar wordt het deeltijdpercentage verlaagd van 80% naar 70%.
? Gelijktijdig gaat vanaf 59 jaar een deeltijdpercentage van 90% gelden.
De daarbij behorende andere afspraken uit de huidige regeling blijven onverlet van toepassing.”
Als mededeling door of namens Corus:
“Ten aanzien van leeftijdsbewust personeelsbeleid heeft Corus het duidelijke doel om medewerkers zo veel mogelijk te ondersteunen in het gezond behalen van het pensioen in het eigen werk. In een volgend CAO overleg zal Corus dieper op deze materie ingaan met daarbij ook aandacht voor arbeidsongeschiktheid en hoe daarmee om te gaan.”
h. Het Verslag van de Tweede Dag van de CAO onderhandelingen 2005 van 3 februari 2005 vermeldt onder meer het volgende:
“Duijnhoven vraagt of Haveman ook iets zegt over de leeftijd waarop medewerkers kunnen stoppen met werken. Over stoppen met 62 jaar. Hij memoreert dat de leeftijd eerst is opgetrokken van 60 naar 62 jaar. Op grond hiervan zijn de huidige regelingen ontstaan. Hij wil van Haveman weten wat zijn standpunt is ten aanzien van die regelingen.
Haveman antwoordt dat het Sociaal Akkoord, landelijk afgesproken met instemming van werkgevers, werknemers en het kabinet, uitgaat van pensionering op 65 jaar. Nu wordt binnen onze organisatie veel geld besteed aan vroeger met pensioen kunnen gaan. Corus wenst meer individuele zeggenschap voor de medewerkers bij de keuze om vroeger met pensioen te gaan. Hoe dat er precies uit zou moeten zien is onderwerp van de discussies die nu tussen partijen gevoerd dienen te worden. De “pot met geld” staat niet ter discussie en dat is belangrijk om vast te houden.
Duijnhoven vraagt of Haveman nu bedoeld dat de leeftijdsverlofregelingen niet zullen worden teruggedraaid door Corus.
Haveman benadrukt nogmaals dat daarbij oplossingen gezocht dienen te worden in verband met de WBG richting levensloopregeling.
(…)
Haveman benadrukt nogmaals dat Corus, het hele kluster van VV-voorstellen bij elkaar nemende, van mening is dat uitbreiding van de collectieve rechten niet de richting is, die Corus als onderneming wenst in te slaan. Corus wenst geen uitbreiding van de collectieve rechten, maar meer individueel maatwerk en heeft, om dat te bereiken, andere instrumenten.
(…)”
i. Het Verslag van de Vierde Dag van de CAO onderhandelingen 2005 van 14 februari 2005 vermeldt onder meer het volgende:
“Haveman vervolgt zijn reactie op de reacties van de vakverenigingen.
Inzake de regeling voor 60- en 61-jarigen is Corus er geen voorstander van deze deeeltijdregeling nog verder uit te breiden. Er zijn in de vorige CAO afspraken gemaakt. In het licht van de WGB dienen deze ook opnieuw te worden bezien en Corus richt zich erop medewerkers zolang mogelijk gezond aan het werk te houden.
(…)”
j. Het Verslag van de Vijfde Dag van de CAO onderhandelingen 2005 van 21 maart 2005 vermeldt onder meer het volgende:
“Haveman start zijn toelichting op de voorstellen van de zijde van Corus (…):
(…)
Corus heeft de volgende uitgangspunten op pensioengebied:
(…)
Met deze uitgangspunten ziet het voorstel van Corus er als volgt uit:
Schets van de nieuwe regeling (ingangsdatuim 1 januari 2006):
Pensioeningangsdatum 65 jaar
(…)
Deeltijdpensioen is eveneens mogelijk. Geen uitbreiding naar boven van de huidige deeltijdregeling voor senioren. Deze regeling blijft gelijk voor 60- en 61-jarigen en bij 62 jaar is er voor de medewerkers de eigen keuze voor stoppen met werken of deeltijdpensioen.
Duijnhoven interrumpeert met de mededeling dat in AR artikel 7A.2 staat “…vanaf het bereiken van de 60-jarige leeftijd …” En “…vanaf 61 jaar bestaat de mogelijkheid…”.
Haveman antwoordt dat dit nu geldt in het licht van het collectieve pensioen op 62 jaar.
Rijk vult aan dat in de huidige CAO het collectieve pensioen op 62 jaar staat.
Duijnhoven antwoordt dat die combinatie er nooit is geweest. Hij memoreert dat deze twee zaken op verschillende momenten zijn afgesproken met Henstra.
Rijk antwoordt dat er nu feitelijk de afspraak ligt dat een ieder op 62 jaar met pensioen gaat. 99,5% van de medewerkers gaat ook met 62 jaar met pensioen. Er ligt nu, in de nieuwe wetgeving, het onvoorwaardelijk recht op tot 65 jaar door te werken met opbouw van pensioen. Tegelijkertijd kan in de nieuwe voorstellen nog steeds iedereen stoppen met werken als dit wordt verkozen.
Duijnhoven stelt dat vakverenigingen de deeltijddagen erbij betrekken. Die zijn ook belangrijk.
Haveman memoreert dat deze deeltijdregeling voor senioren opgesteld is in het kader van de afschaffing van de VUT.
Duijnhoven antwoordt dat Haveman dan maar een CAO-wijzigingsvoorstel moet indienen voor AR artikel 7A.2. Dan verspreidt hij dit vervolgens in 10.000 exemplaren.
(…)”
k. Het Verslag van de Zesde Dag van de CAO onderhandelingen 2005 van 15 maart 2005 vermeldt onder meer het volgende:
“Duijnhoven verwoordt vervolgens het standpunt van de vakverenigingen t.a.v.:
12. Ouderenbeleid: de voorstellen inzake 59- en 61 jarigen worden ingetrokken.
Vakverenigingen stellen voor dat medewerkers vanaf 60 jaar 4 dagen kunnen werken, inclusief de vertaalsleutel naar de vijfploegendienst. Deeltijdpensioen vanaf 62 jaar wordt afgewezen.”
l. Het verslag van het op 30 november 2005 gehouden Technisch Overleg vermeldt onder meer het volgende:
“Duijnhoven wenst de gang van zaken rond de CAO-teksten aan de orde te stellen.
(…)
8. Deeltijd voor ouderen en deeltijd pensioen
Haveman brengt naar voren dat er ten aanzien van de deeltijd voor ouderen meerdere mogelijkheden zijn:
- de regeling kan ingaan twee jaren voor de individuele pensioendatum
- deeltijdpensioen kan afgesproken worden
- het kan gewoon blijven bestaan als een regeling voor de 60- en 61-jarigen.
Duijnhoven reageert dat het hem verbaast dat Corus nu hiermee komt en niet tijdens de CAO-onderhandelingen. Hij wijst erop dat in de CAO-tekst is opgenomen “vanaf het bereiken van de 60-jarige leeftijd ……” In zijn visie zijn de letterlijke teksten doorslaggevend.
Haveman merkt op dat dit onderwerp in de CAO-onderhandelingen van 2005 wel degelijk besproken is. Dit heeft echter nog niet tot overeenstemming tussen sociale partners geleid. Hij stelt voor hier bij de volgende vergadering op terug te komen.
(…)”
m. Het verslag van het op 14 december 2005 gehouden Locatie Overleg IJmuiden en Technisch Overleg vermeldt onder meer het volgende, waarbij “Duijnhoven” de woordvoerder van FNV is en “Haveman” namens Corus het woord heeft gevoerd:
“Duijnhoven antwoordt dat de vakverenigingen er niet mee akkoord gaan dat de tekst van AR 7A.2 wordt gewijzigd en hierover nu geen discussie wensen. Hij stelt voor dat Corus dit punt inbrengt bij de volgende CAO-onderhandelingen en zegt dat ook hier geldt “contract is contract”.
Haveman zegt dat er door partijen lang en duidelijk is gediscussieerd over de deeltijdouderenregeling. Dit punt is gekoppeld aan de pensioenleeftijd van 62 jaar. De pensioenleeftijd is gewijzigd van 62 jaar naar 65 jaar, opgelegd door de nieuwe wetgeving. Corus wenst derhalve ook de ermee verbonden ouderenregeling met overlegpartners inhoudelijk te bekijken. Corus wil aan de inhoud van deze regeling niet tornen, maar de regeling flexibel opneembaar maken nu ook de ingangsdatum van het pensioen voor de werknemers flexibel wordt. Vakverenigingen drijven de organisatie anders in een volstrekt onhandelbare situatie.
(…)
Haveman antwoordt (…) Kernpunt van het artikel inzake de deeltijd-ouderenregeling is het met pensioen gaan op 62-jarige leeftijd, niet het creëren van allerlei extra voordelen.
(…)”
n. Bij brief van 9 januari 2006 heeft Duijnhoven namens FNV het volgende aan Haveman van Corus Staal meegedeeld:
“De regeling waarbij medewerkers vanaf 60 jaar 90% en vanaf 61 jaar 80% in deeltijd kunnen werken waarbij de onderneming 100% van het inkomen blijft betalen, dient onverkort gehandhaafd te blijven zonder toevoegingen welke consequenties hebben voor medewerkers van 62 jaar en ouder! Ofschoon het woord ‘vanaf’ op zich al duidelijk genoeg is willen we dit nog eens benadrukken. Met andere woorden medewerkers van 62 jaar en ouder behouden dit specifieke deeltijdrecht zoals dat geldt voor 61 jarigen.
(…)
U oproepend om het overleg van 11 januari 2006 weer tot een constructief overleg te maken
(…)”
o. Bij brief van 10 januari 2006 heeft Corus aan de vakbonden de volgende informatie verschaft over de deeltijdouderenregeling:
“Corus kent een zogenaamde deeltijdouderenregeling waarbij de werknemer op
60-jarige leeftijd kan gaan werken in deeltijd van 90% en op 61-jarige leeftijd in deeltijd van 80%, waarbij de Onderneming 100% van het inkomen blijft betalen.
Deze bepaling is ingevoerd in de CAO van 1 februari 2002 toen het reguliere ouderdomspensioen inging op 62 jaar en de ontslagleeftijd 62 jaar was. Het betreft dus een afbouwfaciliteit voor de oudere werknemer om het rustiger aan te doen in de periode van 2 jaar voorafgaand aan het pensioen.
Als gevolg van de per 1 mei ingevoerde Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd, is de ontslagleeftijd met ingang van de nieuwe CAO per 1 februari 2005 gewijzigd van 62 jaar in 65 jaar. Verder geldt er op grond van nieuwe wetgeving en de gemaakte CAO-afspraken per 1 januari 2006 een nieuwe pensioenregeling waarbij het reguliere ouderdomspensioen ingaat op 65 jaar. Zoals eerder aangegeven blijft echter voor iedereen de mogelijkheid behouden om, net als onder de oude regeling en tegen een verglijkbaar inkomensniveau, vanaf 62 jaar met pensioen te gaan. De werknemer kan dus nog steeds stoppen op 62-jarige leeftijd en er is geen noodzaak om door te werken tot 65 jaar maar hij kan daar wel zelf voor kiezen.
Tijdens de CAO-onderhandelingen in 2005 hebben Corus en de VV gesproken over de gevolgen van de nieuwe ontslagleeftijd voor de deeltijdouderenregeling. Corus is van mening dat, gelet op de wijziging van de reguliere pensioenleeftijd, de betreffende CAO-bepaling in redelijkheid zo moet worden begrepen dat de faciliteit geldt voor een periode van twee jaar voorafgaand aan de individuele pensioeningangsdatum.
Wie vanaf 60 jaar van de faciliteit gebruik maakt zal derhalve met 62 jaar met penisoen willen gaan; wie eerst met 65 jaar met pensioen wil gaan, kan eerst vanaf 63 jaar van de faciliteit gebruik maken.
(…)”
p. Het verslag van het op 11 januari 2006 gehouden Technisch Overleg vermeldt onder meer het volgende:
“8. Deeltijd voor ouderen
Haveman zegt dat de onderneming haar opvatting over deze kwestie heeft neergelegd in de toegestuurde notitie.
Duijnhoven stelt dat de vakverenigingen de mening van de onderneming niet delen. Zij hebben het uitgangspunt dat een contract, eenmaal gesloten, niet tussentijds kan worden opengebroken. Er zijn nu al medewerkers die te maken hebben met dit punt. In hun visie is de letterlijke tekst van de CAO doorslaggevend.
Haveman antwoordt dat het standpunt van de vakverenigingen duidelijk is, dat van de onderneming eveneens. Het is wel degelijk nodig om dit nu te bespreken.
Rijk merkt op dat de vakverenigingen steeds de suggestie wekken dat Corus de CAO schendt. Corus doet dit niet. Hij verwijst nogmaals naar de toegezonden notitie.
Duijnhoven zegt dat er bij de CAO-onderhandelingen geen besluit over genomen is en wenst de onderneming veel succes met haar visie.
Haveman merkt op dat de wet de onderneming heeft gedwongen af te stappen van de pensioenleeftijd van 62 jaar. De onderneming heeft op geen enkele wijze laten merken dat zij van mening is dat iedereen tot 65 moet doorwerken. Vandaar de flexibilisering zoals voorgesteld.
Duijnhoven zegt dat Corus een brief over deze kwestie krijgt.
(…)”
q. Het (nog niet formeel vastgestelde) Verslag van het op 16 februari 2006 gehouden Technisch Overleg -voor zover kenbaar uit het door Corus als productie H overgelegde chronologische overzicht vermeldt onder meer het volgende:
“Haveman memoreert dat er overeenstemming is bereikt over de aangepaste CAO-teksten op één punt in artikel CAO AR 7A.2 na.
Duijnhoven stelt dat de vakverenigingen de mening van de onderneming niet delen. Zij hebben het uitgangspunt dat een contract, eenmaal gesloten, niet tussentijds kan worden opengebroken. Er zijn nu al medewerkers die te maken hebben met dit punt. In hun visie is de letterlijke tekst van de CAO doorslaggevend.
(…)
Rijk merkt op dat partijen het erover eens zijn dat zij het over één kwestie niet eens zijn.
Duijnhoven corrigeert hem en merkt op dat het er twee zijn, te weten artikel AR 7A.2 en FUWA.
Rijk antwoordt dat de kwestie AR 7A.2 dan bij de rechter ligt en partijen zullen zien wat daaruit komt.
(…)”