ECLI:NL:RBHAA:2006:AW2567

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
295594 CV EXPL 05-7440
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke vordering tot wegneming van bomen bij erfgrens en niet-ontvankelijkheid van partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot de wegneming van bomen die zich nabij de erfgrens bevinden. De zaak betreft een burenconflict waarbij eiser, na de verkoop van zijn perceel, niet meer als eigenaar kan optreden in de procedure. De kantonrechter heeft op 20 april 2006 uitspraak gedaan. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de nieuwe eigenaren van het perceel van eiser niet in het geding zijn betrokken, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn vordering. Gedaagde heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd over het bestaan van een erfdienstbaarheid, maar ook deze vordering is niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen alleen door de eigenaar van de grond kunnen worden ingesteld en dat de voormalige eigenaar, eiser, geen gebruiksrecht meer heeft. De uitspraak concludeert dat beide partijen niet-ontvankelijk zijn in hun respectieve vorderingen en dat zij ieder hun eigen proceskosten dienen te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 295594 CV EXPL 05-7440
datum uitspraak: 20 april 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. S. Schuurman,
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. L.A.H.M. Creemers.
De procedure
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde] (vordering in conventie).
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord. Daarbij is een tegenvordering ingesteld (vordering in reconventie).
Vervolgens heeft de kantonrechter zich met de griffier ter plaatse begeven teneinde de in deze procedure bedoelde bomen, alsmede de betrokken erven, in het bijzijn van partijen en hun gemachtigden te bezichtigen, hetgeen heeft plaatsgevonden op 23 maart 2006. Op uitnodiging van de kantonrechter was daarbij aanwezig de heer [xxx], ambtenaar van de gemeente Wormerland, die als informant is gehoord. Na afloop van de bezichtiging hebben alle aanwezigen zich begeven naar het dorpshuis te Neck, voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking.
Van dit alles zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Voorafgaande aan de bezichtiging hebben partijen nog stukken in het geding gebracht.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vorderingen
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen –kort samengevat- tot het verwijderen van de in deze procedure bedoelde bomen voor zover deze binnen twee meter van de erfgrens staan en het inkorten van bomen die zich buiten deze twee meter grens bevinden, voor zover deze door hun hoogte hinder veroorzaken, alsmede het verwijderen van doorschietende wortels, althans schadevergoeding en betaling van buitengerechtelijke incassokosten, alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat door verjaring een erfdienstbaarheid tot het dulden van de in deze procedure bedoelde bomen ten gunste van het erf aan de [adres] te [woonplaats] en ten laste van het erf aan de [adres]A te [woonplaats] is ontstaan, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
De verweren
De verweren strekken tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de respectieve vorderingen.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [gedaagde] is in 1981 eigenaar geworden van het perceel plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats]. Hij heeft daarop een woning gebouwd.
2. [gedaagde] heeft een tiental bomen geplant vlakbij de grens met het aangrenzende perceel, (thans) plaatselijk bekend als [adres]A te [woonplaats]. Het gaat om een drietal esdoorns en een zevental zilverberken. Deze bomen hebben thans een hoogte bereikt variërend tussen de 10 en 15 meter. Aan de bovenzijde hangen ze iets over.
3. [eiser] is in of omstreeks 2000 eigenaar geworden van het hiervoor bedoelde perceel aan de [adres]A te [woonplaats]. Hij heeft daarop eveneens een woning gebouwd op korte afstand van de erfgrens met het perceel van [gedaagde] en (dus ook) de bomen.
4. Bij brief van 2 juni 2005 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij hinder ondervindt van bedoelde bomen en de overhangende takken en heeft hij [gedaagde] aangezegd deze overhangende takken alsmede de bomen zelf te verwijderen. Hierop heeft [gedaagde] inderdaad de nodige snoeiwerkzaamheden laten verrichten, maar de bomen hangen aan de bovenzijde nog steeds over de perceelsgrens heen. [gedaagde] heeft geweigerd de bomen zelf te verwijderen.
1. Nadat [eiser] zijn hiervoor onder 3. bedoelde perceel met nieuwbouwhuis had verkocht, is de eigendom daarvan op 8 maart 2006 overgedragen aan [yyy en zzz]. De nieuwe eigenaren van dit perceel hebben zich niet in de onderhavige procedure gevoegd. In de koopakte is wel bepaald dat zij € 10.000 van de koopsom retour zullen ontvangen als de in deze procedure bedoelde bomen niet uiterlijk op 1 augustus 2007 zijn verwijderd.
6. Binnen de gemeente Wormerland geldt geen van de gewone wettelijke regeling afwijkende minimum afstand voor het hebben van bomen bij de erfgrens. Verder is voor het wegnemen alsmede het ernstig beschadigen van de onderhavige bomen een kapvergunning nodig van Burgemeester en Wethouders. Ingevolge het geldende beleid in deze wordt in beginsel geen kapvergunning verleend om reden dat bomen licht wegnemen en/of bladoverlast e.d. veroorzaken.
De beoordeling van het geschil
Zowel voor de vordering als de tegenvordering heeft te gelden dat deze in beginsel alleen door, respectievelijk tegen de eigenaar van de grond kunnen worden ingesteld.
Voor wat betreft het burenrecht, waarop de vordering van [eiser] is gegrond, is weliswaar in de rechtspraak bepaald dat bepaalde burenrechtelijke vorderingen ook door of tegen een gebruiker/niet-eigenaar (zoals de huurder) kunnen worden ingesteld, maar deze uitbreiding gaat niet zover dat deze ook geldt voor een voormalig eigenaar, zoals [eiser], die zelf geen gebruiksrecht meer heeft op de grond. Een en ander dient te worden beoordeeld naar de situatie zoals deze ten tijde van de vonniswijzing bestaat. Dat betekent dat [eiser] niet (meer) in zijn vordering kan worden ontvangen. Daaraan kan niet afdoen dat [eiser] jegens de nieuwe eigenaren een contractueel belang heeft gehouden bij toewijzing van de vordering tegen [gedaagde]. Dat de nieuwe eigenaren jegens [eiser] hebben doen blijken prijs te stellen op het wegnemen van de bomen leidt evenmin tot een andere uitslag. Vastgesteld moet worden dat de nieuwe eigenaren niet in het geding zijn verschenen, terwijl evenmin is gebleken dat zij dat zouden wensen. Nog daargelaten dat voeging en tussenkomst in dit stadium van de procedure gelet op artikel 218 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering formeel niet meer mogelijk is, heeft in elk geval te gelden dat aanhouding van de zaak teneinde te onderzoeken of de nieuwe eigenaren wellicht alsnog bereid zijn in dit geding te verschijnen, geen grondslag vindt in het recht.
Voor wat betreft de tegenvordering ligt de zaak niet anders. [gedaagde] is dienaangaande dus eveneens niet ontvankelijk.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
In conventie en in reconventie:
Partijen worden over en weer niet-ontvankelijk verklaard in hun respectieve vorderingen.
Partijen dienen ieder hun eigen kosten te dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.