ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7905

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
292428 CV EXPL 6849-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaringstermijn bij kennelijk onredelijk ontslag en gevolgen van onregelmatig ontslag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, betreft het een vordering van [eiser] tegen Bonar Floors N.V. wegens kennelijk onredelijk ontslag. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 6 januari 2005 door Bonar Floors opgezegd met een te korte opzegtermijn, wat door de gemachtigde van Bonar Floors is erkend. Bij brief van 10 februari 2005 werd aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] meegedeeld dat er een opzegtermijn van drie maanden gold, maar dat er slechts één maand was opgezegd. Bonar Floors heeft toegezegd om [eiser] nog twee maanden salaris uit te betalen, wat ook is gebeurd.

De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 3 november 2005 naar de dagvaardingsprocedure is verwezen. [eiser] vorderde een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag, maar Bonar Floors heeft verweer gevoerd en zich beroepen op verjaring van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 7.683 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, is gaan lopen op 2 maart 2005. Dit betekent dat de termijn op 31 oktober 2005 was verstreken, voordat het verzoekschrift tot schadevergoeding op de griffie werd ontvangen.

De kantonrechter oordeelt dat de vordering van [eiser] niet ontvankelijk is, omdat de verjaringstermijn is verstreken. Het feit dat er een te korte opzegtermijn is gehanteerd, leidt niet tot een verlenging van de verjaringstermijn, maar enkel tot schadeplichtigheid wegens onregelmatig ontslag. De rechter heeft [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 400,-- voor het salaris van de gemachtigde van Bonar Floors. Dit vonnis is uitgesproken op 30 maart 2006 door mr. F.M. Visser, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 292428 CV EXPL 6849-05
datum uitspraak: 30 maart 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. H.P. de Vos,
tegen
Bonar Floors N.V.
te Krommenie,
gedaagde partij,
hierna te noemen Bonar Floors,
gemachtigde mr. H.J. Bronsgeest,
De procedure
Bij beschikking van 3 november 2005 is de zaak, die bij verzoekschrift aanhangig was gemaakt, op de voet van het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering naar de dagvaardingsprocedure verwezen.
Vervolgens is Bonar Floors bij deurwaardersexploot opgeroepen om verweer te voeren tegen de in het verzoekschrift omschreven vordering tot toekenning van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
Hierop heeft Bonar Floors geantwoord.
Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, Bonar Floors zal veroordelen aan [eiser] te betalen een door de kantonrechter op de voet van artikel 7.681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek te bepalen schadevergoeding, met rente en kosten.
Het verweer
Het verweer strekt tot niet ontvankelijkheid wegens verjaring van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan die door Bonar Floors met vergunning van het CWI op 6 januari 2005 per 1 maart 2005 is opgezegd.
2. Bij brief van 10 februari 2005 heeft de gemachtigde van Bonar Floors aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] laten weten dat een te korte opzegtermijn in acht was genomen, nu een opzegtermijn van drie maanden gold in plaats van één maand. Daarom werd toegezegd dat aan [eiser] wegens onregelmatig ontslag nog twee maanden salaris zou worden uitbetaald, hetgeen is gebeurd.
De beoordeling van het geschil
Ingevolge het bepaalde in artikel 7.683 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek verjaart een vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag na verloop van zes maanden. Met Bonar Floors ben ik van oordeel dat deze verjaringstermijn is gaan lopen op 2 maart 2005, zodat deze op 31 oktober 2005, toen het verzoekschrift tot toekenning van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag op de griffie werd ontvangen, ruimschoots was verlopen. Van een eerdere rechtsgeldige stuiting is niet gebleken.
Daaraan kan niet afdoen dat bij het ontslag een te korte opzegtermijn in acht is genomen, nu dat niet leidde tot voortduring van de arbeidsovereenkomst, doch slechts tot schadeplichtigheid wegens onregelmatig ontslag.
Het verweer is dus gegrond, zodat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
[eiser] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van Bonar Floors tot op heden begroot op € 400,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.