ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7883

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
294893 CV EXPL 05-7313
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst en verzekering tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Haarlem op 30 maart 2006, stond de huurkoopovereenkomst van een waterbed centraal, die door Arenda B.V. aan de gedaagde was verkocht. De overeenkomst bevatte een verzekering tegen inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid, waarbij de huurkooptermijnen zouden worden kwijtgescholden in geval van arbeidsongeschiktheid. De gedaagde, die als verhuizer werkte, werd op 9 december 2001 arbeidsongeschikt verklaard en beroept zich op de verzekering. Arenda B.V. weigerde echter de dekking, omdat de gedaagde eerder rug- en knieklachten had gehad, en stelde dat de arbeidsongeschiktheid niet onder de dekking viel.

De rechtbank oordeelde dat Arenda B.V. niet voldoende had aangetoond dat de arbeidsongeschiktheid van de gedaagde gerelateerd was aan de eerder genoemde klachten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde zich terecht op de verzekering kon beroepen, aangezien de arbeidsongeschiktheid niet bewezen was veroorzaakt door de eerdere klachten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde recht had op kwijtschelding van de huurkooptermijnen tot een maximum van 36 maanden, wat leidde tot een vermindering van de verschuldigde hoofdsom.

Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld om een bedrag van € 2.638,05 te betalen aan Arenda B.V., vermeerderd met rente. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Dit vonnis benadrukt de nauwe verbinding tussen de huurkoopovereenkomst en de verzekering, en bevestigt dat een beroep op de verzekering als verweer kan worden ingeroepen zonder dat een afzonderlijke vordering in reconventie nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 294893 CV EXPL 05-7313
datum uitspraak: 30 maart 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Arenda B.V.
te Rijswijk,
eisende partij,
hierna te noemen Arenda,
gemachtigde deurwaarder H.J. Jansen,
tegen
[gedaagde]
te [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde geen (procedeert in persoon).
De procedure
Arenda heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
Arenda vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan Arenda te betalen de somma van € 5.659,29 in hoofdsom met € 833,-- wegens buitengerechtelijke incassokosten en (verdere) rente en kos-ten.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Op of omstreeks 17 september 1999 heeft Arenda aan [gedaagde] in huurkoop verkocht een waterbed voor een bedrag van (in totaal) € 7.419,31, terug te betalen in 120 maandelijkse termijnen van € 93,84 met een slottermijn van € 207,24.
2. In het kader van deze overeenkomst is aan [gedaagde] een "verzekeringsverklaring" afgegeven, die kort gezegd hierop neerkomt dat de resterende termijnen (tot een maximum van 36 maanden) zullen worden kwijtgescholden, ingeval van (onder meer) arbeidsongeschiktheid van de klant.
3. Ingevolge de toepasselijke voorwaarden bestaat echter geen recht op kwijtschelding indien de reden van arbeidsongeschiktheid het gevolg is van op het moment van aanvrage bekende feiten.
4. Met ingang van 9 december 2001 is [gedaagde], die van beroep verhuizer was, arbeidsongeschikt verklaard in het kader van de WAO op grond van lichamelijke en psychische klachten. Hij heeft dit aan Arenda gemeld en heeft zich beroepen op de hiervoor onder 2. bedoelde "verzekeringsverklaring".
5. Hierop heeft Arenda aan [gedaagde] laten weten dat zijn arbeidsongeschiktheid niet onder de “dekking”viel omdat hij reeds eerder rugklachten en knieklachten had gehad.
6. Vervolgens is [gedaagde] gestopt met betalen. Omdat hij daarmee langer dan 2 maanden in gebreke is gebleven, is de restant-hoofdsom ineens opeisbaar geworden. Ook deze heeft [gedaagde] niettegenstaande behoorlijke aanmaning onbetaald gelaten.
De beoordeling van het geschil
De primaire stellingname van Arenda komt hierop neer, dat wordt vastgehouden aan de hiervoor onder 5. gegeven motivatie van de afwijzing van de “dekking”. Met [gedaagde] ben ik echter van oordeel dat deze motivering niet deugt. Om te beginnen blijkt uit niets dat de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde] iets uitstaande had met knie- en/of rugproblemen. Niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd is immers gebleven dat [gedaagde] is afgekeurd vanwege een chronische slijmbeursontsteking aan de armen en psychische klachten.
Voor het geval Arenda mocht hebben bedoeld aan te voeren dat ook laatstgenoemde klachten reeds bestonden bij het aangaan van de huurkoop moet worden vastgesteld dat dit is betwist en niet is bewezen. De slijmbeursontsteking is helemaal nieuw in het verhaal. Wèl was eerder sprake van psychische klachten, maar uit niets blijkt dat de klachten die hebben geleid tot de afkeuring een gevolg waren van de eerdere klachten. Psychische klachten zijn er van velerlei aard. De oorzaak is, anders dan bij somatische klachten, veelal niet precies vast te stellen.
In de dagvaarding verwijst Arenda nog naar een andere, veel preciezer geformuleerde dekkingsuitsluiting, waarin naast veroorzaken ook wordt gesproken van bevorderen en verergeren van de klachten, maar uit niets blijkt dat deze laatste formulering ooit deel heeft uitgemaakt van de aan [gedaagde] bij het sluiten van de huurkoop kenbaar gemaakte voorwaarden.
De subsidiaire, pas bij de mondelinge behandeling ontwikkelde stellingname van Arenda komt hierop neer dat [gedaagde] bij het aangaan van de “verzekeringsovereenkomst” zou hebben verzwegen dat hij eerder lichamelijke en psychische klachten zou hebben gehad. In het midden moet echter blijven of dit het geval is geweest, nu Arenda de overeenkomst desgevraagd niet wil vernietigen. Het standpunt van Arenda dat dit niet hoeft, omdat het enkele beroep van Arenda op de vermeende dekking niet afdoet aan de verschuldigdheid van de hoofdsom (geen verrekening mogelijk, terwijl geen tegenvordering is ingesteld strekkende tot nakoming van de gestelde verzekeringsovereenkomst) gaat niet op. Aangenomen immers al dat de hiervoor onder 2. bedoelde "verzekeringsverklaring" is aan te merken als een verzekeringsovereenkomst , nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daarvoor een premie heeft betaald, moet immers worden geconstateerd dat deze een onverbrekelijk deel uitmaakt van de huurkoopovereenkomst, zodat [gedaagde] zich daarop ook bij wijze van verweer tegen de vordering van Arenda mag beroepen.
De meer subsidiaire, eveneens pas bij de mondelinge behandeling ontwikkelde stellingname van Arenda, dat [gedaagde] hoogstens recht heeft op kwijtschelding van 36 maandtermijnen, gaat wèl op. Dat betekent dat [gedaagde] verschuldigd is € 5.659,29 -/- € 3.378,24 = € 2.281,05. De vordering blijkt in zoverre toewijsbaar.
De eveneens verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten moeten over laatstgenoemd bedrag worden begroot, hetgeen neerkomt op € 357,--.
In totaal moet [gedaagde] dus nog betalen € 2.638,05 plus rente.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan Arenda te betalen de somma van € 2.638,05 vermeerderd met 9,3% rente per jaar over € 2.281,05 vanaf 24 februari 2004 tot de dag dat betaald is.
Iedere partij draagt de eigen proceskosten.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.