zaaknummer / rolnummer: 116800 / HA ZA 05-1262
Vonnis van 22 februari 2006
M. L. B.,
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. H.J.M. van Schie,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
procureur mr. B.P. van Overeem.
Partijen zullen hierna B. en Gemeente Haarlemmermeer genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 november 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 30 januari 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. B. is sinds 1998 bezig met de ontwikkeling van een erotisch uitgaanscentrum in de gemeente Haarlemmermeer, nader te noemen City4Love.
2.2. In opdracht van Gemeente Haarlemmermeer is in oktober 2003 een rapport uitgebracht naar aanleiding van een locatiestudie met betrekking tot City4Love. Deze studie omvat zes mogelijke locaties in de gemeente Haarlemmermeer.
2.3. Van de onder 2.2 genoemde zes locaties heeft B. gekozen voor de locatie A4-Brugrestaurant bij de verzorgingsplaats Den Ruygenhoek. B. heeft het betreffende perceel sinds 2004 in eigendom.
2.4. Voor de realisering van City4Love is noodzakelijk dat het bestemmingsplan wordt gewijzigd. Thans rust op het betreffende perceel een agrarische bestemming.
2.5. Gemeente Haarlemmermeer heeft ter (ambtelijke) voorbereiding van de bestemmingsplanwijziging een projectgroep opgericht, waar B. deel van uit maakt.
3. Het geschil
3.1. B. vordert – samengevat – primair veroordeling van Gemeente Haarlemmermeer om binnen drie maanden na betekening van het ten deze te wijzen vonnis een bestemmingsplanwijzigingsprocedure aan te vangen en voort te zetten ter zake het bestemmingsplan Landelijk Gebied voor de locatie A4-Brugrestaurant bij de verzorgingsplaats den Ruygenhoek op straffe van een dwangsom, dan wel subsidiair voor recht te verklaren dat Gemeente Haarlemmermeer onrechtmatig heeft gehandeld, doordat zij het genoemde bestemmingsplan niet tenminste overeenkomstig artikel 33 lid 1 Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: Wet RO) éénmaal binnen de tien jaren heeft herzien.
3.2. Gemeente Haarlemmermeer voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Met Gemeente Haarlemmermeer is de rechtbank van oordeel dat het primaire deel van de vordering van B. niet kan worden toegewezen, omdat dit zou betekenen dat de rechter aan de gemeente een bevel zou geven om een bestemmingsplan, zijnde een algemeen verbindende regeling, te herzien. Op die manier zou de rechtbank ingrijpen in de procedure van politieke besluitvorming en afweging van belangen, ook van de niet bij deze procedure betrokken partijen, terwijl in het onderhavige geval de Wet RO daarvoor nu juist de bevoegdheid geeft aan de in die wet genoemde bestuursorganen volgens de in die wet voorgeschreven procedure.
4.2. Ook het subsidiaire deel van de vordering van B. acht de rechtbank niet toewijsbaar. Met recht stelt B. dat de in artikel 33 lid 1 RO genoemde termijn van tien jaren niet is nageleefd. Het betreffende bestemmingsplan Landelijk Gebied is immers op 24 november 1988 vastgesteld door de gemeenteraad en op 11 juli 1989 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en is sindsdien niet herzien. Genoemde termijn is echter een termijn van orde. Bovendien is het doel van artikel 33 lid 1 RO dat gemeentelijke bestemmingsplannen aangepast blijven aan zich wijzigende omstandigheden. Deze regeling strekt niet mede tot bescherming van het individuele vermogensbelang van derden – als B. – die mogelijk schade lijden doordat een gemeente genoemde termijn van orde niet naleeft (vgl. AB 2005, 127). Derhalve is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 6:163 BW.
4.3. Voorts staat naar het oordeel van de rechtbank aan toewijzing van de vordering van B. in de weg dat uit de thans door B. gestelde feiten niet kan volgen dat Gemeente Haarlemmermeer onrechtmatig heeft gehandeld. Daartoe is redengevend dat Gemeente Haarlemmermeer, nadat zij haar medewerking had toegezegd aan de plannen van B. voor City4Love, een locatie-onderzoek heeft laten uitvoeren en dat Gemeente Haarlemmermeer, nadat B. op basis van dat onderzoek een keuze had gemaakt voor een locatie, een projectgroep heeft ingesteld ter voorbereiding van de bestemmingsplanherziening die de realisatie van City4Love mogelijk moet maken. Mede gelet op dit feitelijk handelen van Gemeente Haarlemmermeer is door B. onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat Gemeente Haarlemmermeer, zoals B. betoogt, weliswaar haar medewerking heeft toegezegd, maar die niet daadwerkelijk verleent.
4.4. Voorts is van belang dat B. eerst na het gereed komen van het locatie-onderzoek in 2003 de keuze voor de locatie A4-Brugrestaurant heeft gemaakt en dat Gemeente Haarlemmermeer vervolgens actief een bestemmingsplanherziening is gaan voorbereiden. Vóór de keuze voor de genoemde locatie had B. geen belang bij herziening van het bestemmingsplan. Zonder toelichting, die ontbreekt, kan niet gezegd worden dat Gemeente Haarlemmermeer ná die keuze van B. de realisering van het project heeft getraineerd. Gemeente Haarlemmermeer heeft ter comparitie aangegeven onder welke omstandigheden de bestemmingsplanwijziging op de door B. gewenste wijze kan worden ingediend. Daarbij zijn partijen, met name voor wat betreft de streekplanherziening en de ontsluiting naar de rijksweg A4, afhankelijk van derden zoals de provincie en rijkswaterstaat. Met Gemeente Haarlemmermeer is de rechtbank van oordeel dat van Gemeente Haarlemmermeer alleen kan worden gevergd dat zij een wijzigingsvoorstel indient, als kan worden voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 10 Wet RO. Zolang andere bestuursorganen met hun besluitvorming de realisering van City4Love blokkeren, is een bestemmingsplanwijziging die City4Love tot uitgangspunt neemt niet in overeenstemming met de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.5. Tot slot wijst de rechtbank erop dat het B. vrij staat om, indien hij meent dat de door Gemeente Haarlemmermeer opgeworpen beletselen geen hout snijden zodat voor verder uitstel geen reden bestaat, voor het door hem beoogde project een bouwvergunningsaanvraag kan indienen en zo een beslissing kan afdwingen.
4.6. De slotsom is dat de vordering van B. zal worden afgewezen. B. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Haarlemmermeer worden begroot op:
- vast recht 244,00
- salaris procureur 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.148,00
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt B. in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Haarlemmermeer tot op heden begroot op EUR 1.148,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2006.?