ECLI:NL:RBHAA:2006:AV5237

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
301088 / VV EXPL 06-35
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon tijdens ziekte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 14 maart 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Lowland International B.V. [eiseres] vorderde betaling van haar loon, dat zij sinds december 2005 niet meer had ontvangen, terwijl zij arbeidsongeschikt was geraakt op 17 augustus 2005. De werkgever, Lowland, betwistte de vordering en stelde dat [eiseres] niet meer in dienst was, omdat zij een arbeidsovereenkomst met Artiria Shipping Company Limited had gesloten. De kantonrechter oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de arbeidsovereenkomst met Lowland was beëindigd. De kantonrechter wees erop dat Lowland zich als werkgever had gedragen en dat de betaling van het loon door Artiria geen zelfstandige betekenis had. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Lowland nog steeds bestond en dat Lowland verplicht was om het loon door te betalen tijdens de ziekte van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 301088 / VV EXPL 06-35
datum uitspraak: 14 maart 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. S.K. Schreurs
tegen
LOWLAND INTERNATIONAL B.V.
te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde partij
hierna te noemen Lowland
gemachtigde mr. M. Holtzer
De procedure
[eiseres] heeft Lowland op 9 februari 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2006, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld een regeling te beproeven, is de kantonrechter op 28 februari 2006 meegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt. Vonnis is bepaald op heden.
De feiten
De onderneming van Lowland levert personeel en aanverwante diensten aan de maritieme sector, bestaande uit scheepvaart, offshore, bagger, havens en visserij. Onderdeel van Lowland is “Lowland Medical services”.
[eiseres] is op 12 juli 2001 bij Lowland in dienst getreden in de functie van Medic (verpleegkundige) op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, een “salaried contract”, welke overeenkomst wordt beheerst door het Nederlands recht. Vanaf haar indiensttreding is [eiseres] steeds aan klanten van Lowland uitgeleend als medic. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 5.307,00 netto per maand, exclusief emolumenten.
Op enig moment - volgens [eiseres] vanaf januari 2004 en volgens Lowland vanaf februari 2004 - is het salaris betaald via het op Cyprus gevestigde bedrijf Artiria Shipping Company Limited (hierna: Artiria).
Na 1 maart 2004 heeft [eiseres] geen loonstroken meer ontvangen.
Op 17 augustus 2005 is [eiseres] arbeidsongeschikt geworden na een periode van 10 maanden gedurende welke zij (op 5 weken na) onafgebroken had gewerkt, ook tijdens de weekenden. Haar huisarts heeft geconcludeerd dat [eiseres] overwerkt was en leed aan zware bloedarmoede. [eiseres] is nog steeds arbeidsongeschikt, maar heeft zich jegens Lowland bereid en beschikbaar verklaard haar werkzaamheden voor Lowland te hervatten zodra zij daartoe in staat is.
Op 15 december 2005 heeft [eiseres] een op 1 december 2005 gedateerde brief ontvangen van [xxx], die als directeur van Artiria onder meer schrijft:
“We will like to inform you that as of december 1st 2005 we will discontinue paying your wages due to the fact that you are not entitled to any sick pay according to your contract. (…)Therefor we have no other choise than to end this contract.”
Bij brief van 21 december 2005 heeft [xxx] aan [eiseres] onder meer laten weten:
“We hereby acknowledge the receipt of your letter that you confirm your resignation as from 26th of January 2006.”
[eiseres] heeft bij brief van haar gemachtigde d.d. 6 januari 2006 Lowland gesommeerd het loon te blijven betalen en heeft bovendien geprotesteerd tegen de inhoud van de hiervoor geciteerde brieven van [xxx].
Vanaf december 2005 heeft [eiseres] geen loon meer van Lowland ontvangen.
De vordering
[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Lowland tot betaling van het overeengekomen loon vanaf december 2005, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
[eiseres] stelt daartoe onder meer het volgende. Anders dan Lowland en Artiria menen is Lowland nog steeds de werkgever van [eiseres]. [eiseres] heeft nimmer ingestemd met een einde van de arbeidsovereenkomst met Lowland. Anders dan Lowland tegenover haar heeft verklaard is er geen sprake van dat zij in plaats daarvan per 1 maart 2004 een (ongunstiger) day rate arbeidsovereenkomst heeft gesloten met Artiria, een voor haar onbekende, onbereikbare en niet te traceren vennootschap op Cyprus. Dat Artiria haar vanaf januari 2004 het loon heeft betaald, betekent niet dat Artiria haar werkgever is geworden. Volgens de procuratiehouder van Lowland, [yyy], betrof dit slechts een administratieve wijziging zonder verdere consequenties. Het door haar ontvangen netto loon veranderde ook niet.
Lowland stelt dat [eiseres] op 1 maart 2004 haar handtekening heeft gezet onder de arbeidsovereenkomst met Artiria, maar [eiseres] betwist dat. Lowland beroept zich verder op een aantal e-mails die [eiseres] aan Lowland en [xxx] zou hebben verstuurd, maar [eiseres] betwist dat die e-mails van haar afkomstig waren. Zij betoogt verder dat de inhoud en de opmaak van die e-mails ook niet te rijmen zijn met de overige correspondentie en communicatie tussen partijen.
[eiseres] heeft noch aan Lowland noch aan Artiria een ontslagbrief gestuurd.
De arbeidsovereenkomst met Lowland bestaat nog steeds, alsmede de verplichting van Lowland om gedurende de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] het loon door te betalen. Omdat zij nu al maanden van inkomen verstoken is, heeft zij een spoedeisend belang bij haar vordering.
Het verweer
Lowland betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan. Niet alleen heeft [eiseres] geen spoedeisend belang bij haar vordering, zij heeft ook de verkeerde rechtspersoon in rechte betrokken. Lowland is namelijk sinds 1 maart 2004 niet meer de werkgever van [eiseres]. [eiseres] heeft er destijds zelf om fiscale redenen voor gekozen om een arbeidsovereenkomst met Artiria aan te gaan. Lowland is agent voor Artiria in Nederland en België. Niet alleen heeft [eiseres] de arbeidsovereenkomst met Artiria op 1 maart 2004 ondertekend, ook uit diverse e-mails van [eiseres] aan onder meer [xxx] en aan [zzz], offshore manager bij Lowland, blijkt dat [eiseres] Artiria als nieuwe werkgever beschouwde.
[eiseres] heeft Lowland mondeling laten weten dat zij een arbeidsovereenkomst met Artiria had gesloten en dat de arbeidsovereenkomst met Lowland diende te worden beëindigd. Artiria heeft vervolgens de salarisbetaling overgenomen. Dat [xxx] met [eiseres] heeft gecommuniceerd op briefpapier van Lowland zegt niets. Lowland is immers agent van Artiria en [xxx], directeur van Artiria, verricht haar werkzaamheden tevens op het kantoor van Lowland te Antwerpen.
Tot slot is Lowland van mening dat de vordering ook vanwege het restitutierisico moet worden afgewezen.
De beoordeling van het geschil
De voorlopige voorziening zoals gevraagd kan alleen worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat een soortgelijke (loon)vordering in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure tot een toewijzing van de vorde-ring van eiser zal leiden. De Kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit het geval is.
De kantonrechter verwerpt het verweer van Lowland dat [eiseres] geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Een loonvordering is in zijn algemeenheid naar haar aard spoedeisend, omdat een werknemer doorgaans voor zijn levensonderhoud van zijn loon afhankelijk is. Dat dit in deze zaak anders is, is niet gebleken.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze procedure niet is gebleken of aannemelijk geworden dat aan de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Lowland een einde is gekomen. Lowland heeft wel gesteld dat die mondeling door [eiseres] is beëindigd, maar Lowland heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] die stelling onvoldoende onderbouwd of met stukken gestaafd. Bij de overgelegde e-mails waar Lowland zich op beroept heeft [eiseres] de nodige kanttekeningen geplaatst. Zo heeft zij onder meer gemotiveerd betoogd dat een deel van die berichten niet van haar afkomstig waren.
Lowland heeft niet aannemelijk gemaakt dat [eiseres] een duidelijke, eenduidige verklaring heeft afgelegd die was gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Lowland. Zelfs als de handtekening onder het contract met Artiria van de hand van [eiseres] zou zijn, hetgeen door [eiseres] wordt betwist en waarvan de bewijslast bij Lowland ligt, dan betekent dat nog niet dat de arbeidsovereenkomst die [eiseres] en Lowland op 12 juli 2001 hadden gesloten daarmee tot een einde is gekomen. Dat Artiria vanaf begin 2004 het loon aan [eiseres] heeft betaald, heeft geen zelfstandige betekenis, zeker nu Artiria al vóór de ingang van de litigieuze overeenkomst het loon aan [eiseres] heeft betaald. Daar komt bij dat de kantonrechter voorshands aannemelijk acht dat Lowland zich - met name via [xxx] - als werkgever is blijven gedragen ten opzichte van [eiseres]. Waar Lowland stelt dat dit verklaard wordt uit de omstandigheid dat zij agent is van Artiria kan de kantonrechter dit niet goed volgen. In zijn algemeenheid treedt een agent immers op namens zijn principaal, en niet andersom.
Omdat er in deze procedure vanuit moet worden gegaan dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Lowland - waarop Nederlands recht van toepassing is - nog steeds bestaat en [eiseres] haar arbeid niet heeft verricht vanwege haar arbeidsongeschiktheid vanaf 17 augustus 2005, is Lowland gehouden [eiseres] het loon tijdens haar ziekte door te betalen.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Lowland niet aanne-me-lijk gemaakt dat er in dit geval jegens haar sprake is van een onac-ceptabel restitutierisico voor het geval [eiseres] uiteinde-lijk het loon terug zou dienen te betalen. Bij dit oordeel heeft de kantonrech-ter ener-zijds gelet op de belangen van [eiseres], die nu verstoken is van enig inkomen om in haar le-vens-onderhoud te voorzien, en anderzijds op de belangen van Lowland. Voorts is van belang dat zodra [eiseres] hersteld is van haar arbeidsongeschiktheid, zij arbeid tegenover het loon kan stellen.
De slotsom luidt dat de vordering zal worden toegewezen.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
De proceskosten komen voor rekening van Lowland omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Lowland bij wijze van voorlopige voorziening om aan [eiseres] te betalen € 5.307,00 c.a. per maand vanaf december 2005 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente over het loon en over de wettelijke verhoging, vanaf de dag der verschuldigdheid;
- veroordeelt Lowland tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd en bepaalt dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in art. 9, 1e lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968, omdat [eiseres] de haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en dit nadrukkelijk verklaart, en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd:
exploot € 71,32
vastrecht € 196,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.