ECLI:NL:RBHAA:2006:AV5231

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
301279/ VV EXPL 06-43
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van een concurrentiebeding en de gevolgen van onrechtmatige concurrentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 14 maart 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Jules Goossens Bliksembeveiliging B.V. en een gedaagde partij, die eerder in dienst was bij Safety First IJmuiden B.V. De gedaagde had een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst, maar de rechtbank oordeelde dat dit beding niet geldig was omdat het niet schriftelijk was overeengekomen, zoals vereist door artikel 7:653 BW. De kantonrechter achtte het niet aannemelijk dat een bodemprocedure tot een andere uitkomst zou leiden, waardoor de vordering tot nakoming van het concurrentiebeding werd afgewezen.

De feiten van de zaak tonen aan dat de gedaagde na de faillietverklaring van Safety First in dienst trad bij Jules Goossens, waarbij hij mondeling instemde met een nieuwe arbeidsovereenkomst die ook een concurrentiebeding bevatte. De rechtbank concludeerde echter dat de mondelinge instemming niet voldeed aan de schriftelijkheidsvereiste, waardoor het concurrentiebeding niet rechtsgeldig was. De gedaagde had ook bedrijfsinformatie van Jules Goossens ontvreemd en naar zijn privé e-mailadres gestuurd, wat leidde tot beschuldigingen van onrechtmatige concurrentie.

De rechtbank verbood de gedaagde om gedurende een jaar na de uitspraak werkzaamheden te verrichten voor een concurrerend bedrijf en om gebruik te maken van de ontvreemde bedrijfsinformatie. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van dit verbod. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechtbank weigerde de vordering van de gedaagde tot matiging van het concurrentiebeding, omdat er geen grond was voor toewijzing van deze vordering. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in arbeidsrelaties en de gevolgen van het schenden van concurrentiebedingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 301279/ VV EXPL 06-43
datum uitspraak: 14 maart 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JULES GOOSSENS BLIKSEMBEVEILIGING B.V.
te ‘s-Hertogenbosch
eisende partij in conventie
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie
hierna te noemen Jules Goossens
gemachtigde mr. W.A.A. van Kuijk
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in voorwaardelijke reconventie
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. J.T. Alessie
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
De procedure
Jules Goossens heeft [gedaagde] op 22 februari 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2006, waarbij [gedaagde] een vordering in voorwaardelijke reconventie heeft ingesteld. De gemachtigden hebben zich bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. Jules Goossens is een bedrijf dat zich bezighoudt met installatie en onderhoud van bliksembeveiligingsinstallaties.
2. [gedaagde] is op 20 juli 1998 in dienst getreden bij Safety First IJmuiden B.V. (hierna: Safety First), waar hij laatstelijk de functie van projectleider bekleedde. Op die arbeidsovereen-komst was een concurrentiebeding van toepassing, als gevolg waarvan het [gedaagde] verboden was om gedurende één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten voor een concurrerende onderneming.
3. Safety First is op 22 november 2005 failliet verklaard. Bij brief van 23 november 2005 heeft de curator in het faillissement de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd.
4. Op 29 november 2005 heeft Jules Goossens de activa van Safety First gekocht en heeft zij aan 10 werknemers van Safety First, onder wie [gedaagde], een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 1 december 2005 aangeboden. [gedaagde] is vervolgens ook gaan werken voor Jules Goossens.
5. Op 28 en 29 november 2005 en 7 december 2005 heeft de directeur van Jules Goossens, [xxx] (hierna: [xxx]), met [gedaagde] gesproken over de inhoud van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] heeft bij het laatste gesprek aangegeven het voorstel van Jules Goossens te accepteren.
6. Op 13 december 2005 heeft Jules Goossens de schriftelijke arbeidsovereenkomst ter ondertekening aan [gedaagde] toegestuurd. In deze arbeidsovereenkomst was een geheimhoudingsbeding (artikel 9) en een concurrentiebeding (artikel 10) opgenomen, alsmede een proeftijdbeding van twee maanden.
7. Op 20 december 2005 heeft [gedaagde] telefonisch aan de personeelsfunctionaris van Jules Goossens, [yyy], medegedeeld met de inhoud van de arbeidsovereenkomst akkoord te zijn en de overeenkomst voor akkoord getekend te zullen retourneren.
8. Bij schrijven van 27 december 2005 en e-mail van 30 december 2005 heeft [gedaagde] het dienstverband met Jules Goossens opgezegd tegen 1 januari 2006.
9. Op 2 januari 2006 heeft [gedaagde] aan [xxx] laten weten dat hij in dienst zou treden van ACN Bliksembeveiliging B.V. te Soesterberg (hierna: ACN). [gedaagde] heeft daarbij desgevraagd verklaard alle documenten, informatie en andere zaken van Jules Goossens te hebben ingeleverd.
10. Op 3 januari 2005 heeft Jules Goossens vastgesteld dat [gedaagde] in de maand december 2005 in totaal 375 bestanden met informatie van Safety First/Jules Goossens, waaronder offertes, calculaties, eenheidsprijzen, calculatienormen, opdrachten, overeenkomsten en rapporten, van zijn zakelijk e-mailadres naar zijn privé e-mailadres had gestuurd.
11. Op 5 januari 2005 heeft Jules Goossens de niet door [gedaagde] ondertekende arbeids-overeenkomst terug ontvangen.
In conventie
De vordering
Jules Goossens vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat)
primair
I. dat het [gedaagde] zal worden verboden gedurende een periode van 12 maanden na het in dezen te wijzen vonnis werkzaamheden te verrichten voor een concurrerend bedrijf, op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- en een boete van € 450,-- per dag;
II. dat het [gedaagde] zal worden verboden gedurende één jaar na het in dezen te wijzen vonnis zaken en diensten te leveren aan diegenen die gedurende drie jaar voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde], zaken of diensten van Safety First heeft betrokken, op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- per overtreding
III. dat het [gedaagde] zal worden verboden gebruik te maken van de bedrijfsinformatie die hij van Jules Goossens heeft ontvreemd, op straffe van een dwangsom van € 25.000,-- per overtreding;
subsidiair
IV. [gedaagde] te veroordelen om bij wijze van voorschot op een door Jules Goossens te verkrijgen schadevergoeding aan Jules Goossens te betalen een bedrag van € 4.045,68.
Jules Goossens stelt daartoe het volgende.
[gedaagde] heeft van meet af aan geweten dat hij niet bij Jules Goossens in dienst wilde treden. Hij heeft de periode waarin hij na de overname van Safety First voor Jules Goossens heeft gewerkt, doelbewust gebruikt om concurrentiegevoelige informatie te vergaren die hem bij ACN van pas zou komen. [gedaagde] heeft daarmee gehandeld in strijd met zowel het bepaalde in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst als met zijn verplichtingen als goed werknemer.
Voorts heeft [gedaagde] het in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie-beding geschonden door in dienst te treden bij ACN, een geduchte concurrent van Jules Goossens.
Hoewel niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid BW, is er sprake van een rechtsgeldig tussen partijen tot stand gekomen concurrentiebeding, nu [gedaagde] (mondeling) expliciet met de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd en de inhoud van het concurrentiebeding gelijk is aan die in de arbeidsovereenkomst met Safety First. [gedaagde] wist dus heel goed waar hij aan toe was. Daarmee is aan de ratio van het schriftelijkheidsvereiste voldaan.
Indien mocht komen vast te staan dat tussen Jules Goossens en [gedaagde] geen rechtsgeldig concurrentiebeding tot stand is gekomen, dan is Jules Goossens van oordeel dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan onrechtmatige concurrentie door, na het ontvreemden van een grote hoeveelheid bedrijfsinformatie, in dienst te treden van een concurrent van Jules Goossens. Het behoort [gedaagde] dan in ieder geval (primair) te worden verboden zakelijke contacten te onderhouden met relaties van Safety First, waaronder Corus, alsmede de door hem van Jules Goossens ontvreemde bedrijfsinformatie ter beschikking van derden te stellen.
Indien [gedaagde]s verweer - dat tussen partijen geen concurrentiebeding geldt omdat dit beding niet schriftelijk is overeengekomen - wordt gehonoreerd, dan moet dit logischerwijs tot gevolg hebben dat ook geen sprake kan zijn van een geldig proeftijdbeding. In dat geval dient [gedaagde] (subsidiair) te worden veroordeeld tot betaling van (een voorschot op) een door Jules Goossens te verkrijgen schadevergoeding. [gedaagde] heeft zich in dat geval immers schuldig gemaakt aan schadeplichtige opzegging door niet de wettelijke opzegtermijn van één maand in acht te nemen. Jules Goossens maakt dan ook aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:680 lid 1 BW. Deze bestaat in het onderhavige geval uit het aan [gedaagde] toekomende bruto loon over de periode van 1 tot en met 31 januari 2006 ad € 3.746,--, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, derhalve € 4.045,68.
Jules Goossens heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, nu zij het risico loopt ten gevolge van het handelen van [gedaagde] onherstelbare schade te ondervinden. Zo is bijvoorbeeld niet denkbeeldig dat ACN met de door [gedaagde] verkregen kennis een voorsprong zal hebben op Jules Goossens in de aanbesteding door Corus van grote beveiligingsprojecten.
Het verweer
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Voor zover [gedaagde] het spoedeisend belang van de vordering heeft betwist, wordt dit verweer voor wat betreft de primaire vordering (de vorderingen I, II en III) als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
Vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
Dit is, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, met betrekking tot de vordering sub I niet het geval, nu aan het dwingendrechtelijke schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 BW niet is voldaan. Het mag dan zo zijn dat [gedaagde] zich mondeling akkoord heeft verklaard met de arbeidsovereenkomst - hij stelt dit te hebben gedaan uit louter financiële overwegingen - maar dat is voor de aanname van een geldig concurrentiebeding niet voldoende. Hierop moet de vordering tot nakoming van het concurrentiebeding reeds stranden. Dat in een bodemprocedure anders zal worden beslist, acht de kantonrechter vooralsnog niet aannemelijk.
[gedaagde] heeft betoogd dat hij de programma’s, die hij altijd in eigen tijd en op zijn huisadres heeft gemaakt, slechts heeft willen “updaten” en dat hij absoluut niet de bedoeling heeft om de gegevens van die bestanden ten behoeve van ACN te gebruiken. Dit verweer is volstrekt onvoldoende om de verdenking van misbruik die [gedaagde] op zich heeft geladen door in de laatste maand van 2005 een grote hoeveelheid bestanden waaronder, naar Jules Goossens onbetwist heeft gesteld, niet alleen oude offertes, maar ook in december 2005 gemaakte calculaties, naar zijn privé e-mail adres te versturen, te ontzenuwen. Ook de toezegging die ACN bij brief van 3 maart 2006 heeft gedaan en welke inhoudt dat zij [gedaagde] niet zal inzetten bij het tot stand brengen van contacten tussen ACN en relaties van Jules Goossens en dat [gedaagde] geen van de door hem meegenomen bedrijfsgegevens aan haar ter beschikking heeft gesteld, is niet voldoende om aan de vordering sub II en III de grondslag te ontnemen.
Voor toewijzing van het sub II en III gevorderde is aanleiding, nu vooralsnog niet is gebleken van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat in een bodem-procedure het oordeel omtrent het risico van misbruik door [gedaagde] van de in zijn bezit zijnde bedrijfsgegevens van Jules Goossens, anders zal luiden.
[gedaagde]s aanbod om de gegevens terug te geven aan Jules Goossens kan niet baten, nu teruggave van digitale gegevens, gelet op de mogelijkheid daarvan kopiebestanden te behouden, als een inhoudsloos aanbod moet worden beschouwd.
Het verbod tot het onderhouden van contacten met relaties van Jules Goossens zal worden gegeven voor de periode van één jaar, ingaande 1 januari 2006.
Voor toewijzing van een dwangsom is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, eveneens grond, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 5.000,-- per overtreding en, voor beide vorderingen tezamen, zal worden gemaximeerd tot € 50.000,--.
De vordering (sub IV) tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een (voorschot op de) schadevergoeding zal bij gebreke van spoedeisend belang worden afgewezen.
[gedaagde] wordt als overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld.
In voorwaardelijke reconventie
De vordering en de beoordeling daarvan
[gedaagde] vordert bij wijze van voorlopige voorziening, voor het geval dat de vorderingen in conventie geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, (samengevat)
primair
dat het non-concurrentiebeding in duur, omvang en boete wordt gematigd tot nihil;
subsidiair
dat Jules Goossens zal worden veroordeeld om aan [gedaagde] een schadevergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW te betalen.
Gelet op hetgeen in conventie inzake het bestaan van een concurrentiebeding is overwogen en beslist, is voor toewijzing van de vordering tot matiging van het concurrentiebeding dan wel toewijzing van een schadevergoeding geen grond, zodat de ter zake gevorderde voorlopige voorziening zal worden geweigerd.
De kosten van de procedure komen voor rekening van [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie
- verbiedt [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening:
a. om zonder voorafgaande schriftelijke instemming van Jules Goossens gedurende een tijdvak van één jaar met ingang van 1 januari 2006 zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop het bedrijf van Jules Goossens zich toelegt, te leveren aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] dergelijke zaken of diensten van Safety First IJmuiden B.V. betrokken;
b. om gebruik te maken van de bedrijfsinformatie van Jules Goossens welke [gedaagde] naar zijn privé e-mailadres heeft doorgestuurd althans om van deze bedrijfsinformatie afschriften of kopieën aan derden ter beschikking te stellen of te tonen;
- bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 per overtreding van de hiervoor (onder a en b) gegeven verboden, voor zover [gedaagde] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 50.000,-- voor beide verboden tezamen;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Jules Goossens tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
exploot € 71,32
vastrecht € 196,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
In voorwaardelijke reconventie
- weigert de gevorderde voorlopige voorziening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Jules Goossens tot en met vandaag worden begroot op € 100,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.