ECLI:NL:RBHAA:2006:AV4563

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
287403 CV EXPL 05-5636
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door de Staat voor onrechtmatige overheidsdaad bij politie-inval in huurwoning

In deze zaak vorderde Woningstichting Wherestad schadevergoeding van de Staat der Nederlanden voor schade aan huurwoningen veroorzaakt door een politie-inval. De kantonrechter oordeelde dat de schade, die was ontstaan tijdens een rechtmatige politie-inval, niet tot het normale bedrijfsrisico van Wherestad behoort. De politie had op 16 november 2003 een machtiging verleend voor het binnentreden in de woningen aan de Meteorenweg te Purmerend, met als doel de aanhouding van verdachten. Tijdens deze actie zijn de voordeuren en keukens van de woningen beschadigd, wat resulteerde in een schadebedrag van € 2.783,01. Wherestad, als sociale verhuurder van ongeveer 5000 woningen, had de Staat gesommeerd om deze schade te vergoeden, maar de Staat weigerde dit. De kantonrechter oordeelde dat de Staat der Nederlanden aansprakelijk is voor de schade, omdat deze onevenredig nadelig was voor Wherestad en niet tot haar normale risico's behoort. De rechter verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat de rechtmatigheid van het politieoptreden niet automatisch betekent dat de overheid niet aansprakelijk is voor de schade die aan derden wordt toegebracht. De kantonrechter verklaarde dat de Staat gehouden is de schade te vergoeden en veroordeelde de Staat tot betaling van het schadebedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 9 maart 2006 door kantonrechter F.M. Visser.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 287403 CV EXPL 05-5636
datum uitspraak: 9 maart 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Woningstichting Wherestad
te Purmerend,
eisende partij,
hierna te noemen Wherestad,
gemachtigde mr. A.E. Jobse,
tegen
De Staat der Nederlanden
te ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij,
hierna te noemen Staat der Nederlanden,
rolgemachtigde deurwaarder W.Th. Schoonebeek,
gemachtigde mr. C.M. Bitter.
De procedure
Wherestad heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Staat der Nederlanden.
Hierop heeft Staat der Nederlanden geantwoord.
Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
Wherestad vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad
a. voor recht zal verklaren dat Staat der Nederlanden gehouden is de schade te vergoeden die is veroorzaakt door de politie-invallen in de woningen aan de Meteorenweg [nummers] te Purmerend;
b. Staat der Nederlanden zal veroordelen aan Wherestad te betalen de somma van € 2.783,01 met rente en kos-ten.
De vordering is gegrond op een volgens Wherestad door Staat der Nederlanden gepleegde onrechtmatige daad, hierin bestaande dat bij een politie-inval schade is toegebracht aan twee woningen van Wherestad, welke schade Staat der Nederlanden niet heeft willen vergoeden. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering. Volgens Staat der Nederlanden was het strafvorderlijk optreden (de politie-inval) ook jegens Wherestad als rechtmatig aan te merken, is geen nodeloze schade toegebracht en behoort de wel toegebrachte schade, die beperkt van aard was, tot het normaal maatschappelijk en bedrijfsrisico van Wherestad. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Op 16 november 2003 heeft de hulpofficier van justitie op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie in samenhang met artikel 2 eerste lid van de Algemene wet op het binnentreden machtiging verleend tot binnentreden in de de woningen gelegen te Purmerend aan de Meteorenweg [nummers], dit met het oog op doorzoeking van die woningen en aanhouding van de bewoners S. en R.
2. Op 17 november 2003 zijn beide woningen inderdaad doorzocht door de regio-politie Zaanstreek-Waterland en is verdachte S. aangehouden. Voorafgaand daaraan is het Arrestatieteam Noordoost Nederland binnengetreden.
3. Bij de uitvoering van het hiervoor onder 2. bedoelde strafvorderlijk optreden zijn de voordeuren en keukens van de betreffende woningen beschadigd. Deze schade kan in totaal worden begroot € 2.783,01.
4. Wherestad, die als zogenaamde sociale verhuurder ongeveer 5000 woningen verhuurt in de regio Purmerend, is tevens eigenaar van de hiervoor bedoelde woningen, die door haar aan S. en R. waren verhuurd. Zij heeft Staat der Nederlanden gesommeerd om de hiervoor becijferde schade te vergoeden, hetgeen Staat der Nederlanden heeft geweigerd. De wettelijke rente is aangezegd tegen 3 februari 2004.
De beoordeling van het geschil
Voorop gesteld moet worden dat partijen het erover eens zijn dat het in deze zaak besproken strafvorderlijk optreden (de politie-inval) voldeed aan de daaraan te stellen geschreven en ongeschreven regels van strafprocesrecht en daarom als zodanig ook jegens Wherestad als rechtmatig moet worden aangemerkt. Verder zijn partijen het erover eens dat daarbij geen onnodige schade schade is veroorzaakt, dat wil zeggen: schade die bij een zorgvuldig politie-optreden voorkomen had kunnen en moeten worden.
Het gaat in deze zaak enkel om de zogenaamde inherente schade, dat wil zeggen schade die bij een op zichzelf rechtmatig politie-optreden nu eenmaal onontkoombaar is. In concreto is dat onbetwist het geval met de schade aan de voordeur en de keukens van de panden, waar de politie is binnengetreden.
Partijen blijken in de kern verdeeld over de vraag of Staat der Nederlanden, niettegenstaande de rechtmatigheid van het politie-optreden jegens Wherestad, gehouden is om deze schade te vergoeden.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Zoals uit de arresten van de Hoge Raad der Nederlanden van 30 maart 2001 (vindplaats NJ 2003, 615) en van 17 september 2004 (vindplaats NJ 2005, 392) volgt, heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechtmatigheid van het strafvorderlijk optreden, waarbij schade aan derden is toegebracht, niet beslissend is. Het gelijkheidsbeginsel brengt immers met zich mee dat onevenredig nadelige, dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke of bedrijfsrisico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende gevolgen van een overheidshandeling of – besluit, niet ten laste van die beperkte groep behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap moeten worden verdeeld.
Voor wat betreft schade, zoals in deze procedure bedoeld, welke bij gelegenheid van een op zichzelf als rechtmatig aan te merken politie-inval aan een derde is veroorzaakt, is de overheid dan ook uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk, voor zover deze schade als onevenredig nadelig, zoals hiervoor gedefinieerd, is aan te merken. Of dat het geval is hangt af van de omstandigheden van het geval. Meer in het bijzonder moet acht worden geslagen op de aard van de overheidshandeling en het gewicht van het daarmee gediende belang, alsmede op voorzienbaarheid van die handeling en de daardoor veroorzaakte schade.
Ter nadere toelichting heeft de Hoge Raad der Nederlanden daarbij nog aangetekend, dat bij een strafvorderlijk optreden als uitgangspunt kan worden gehanteerd dat in het algemeen enig ongemak of gering tijdverlies niet als onevenredig kan worden aangemerkt, maar dat dit niet zonder meer zal kunnen worden gezegd indien zaken van die ander als gevolg van dat optreden worden beschadigd.
Wherestad, die zich bij de onderbouwing van haar vordering geheel en al verlaat op het voorgaande, meent dat in deze zaak, niettegenstaande de onbetwiste noodzaak van het op zichzelf rechtmatige politie-optreden, inderdaad sprake is van voor haar onevenredig nadelige gevolgen, zodat Staat der Nederlanden wel degelijk gehouden is de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden. Staat der Nederlanden, die de hiervoor samengevatte rechtspraak eveneens tot uitgangspunt neemt, komt echter tot de slotsom dat toepassing daarvan op de onderhavige zaak tot een tegengestelde uitkomst leidt.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Voorop gesteld moet worden dat schade zoals in deze procedure bedoeld, welke bij elkaar duizenden euro’s beloopt, in redelijkheid niet meer kan worden aangemerkt als geringe schade welke een verhuurder zoals Wherestad op die grond reeds rechtens voor eigen rekening moet nemen.
Anders dan door Staat der Nederlanden aangevoerd, brengt het gegeven dat Wherestad bedrijfsmatig verhuurder is van ongeveer 5000 woningen verder nog niet met zich mee dat deze niet geringe schade, veroorzaakt door de politie-inval, tot haar normale maatschappelijke of bedrijfsrisico behoort. Daaraan kan niet afdoen dat een grote sociale verhuurder zoals Wherestad statistisch nu eenmaal vaker zal worden geconfronteerd met politie-invallen en deze in zoverre statistisch dus voorspelbaar zijn, al was het maar omdat Wherestad door de bank genomen geen inzicht heeft in de mogelijk criminele achtergrond, laat staan in de criminele toekomst, van haar individuele adspirant-huurders, terwijl Wherestad als sociale verhuurder mogelijke probleemgevallen overigens juridisch moeilijk zal kunnen weren. Voorts kan niet worden volgehouden dat het bedrijfsmatig verhuren van woningen naar zijn aard crimineel gedrag –en dus politie-optreden- aantrekt en dat dit laatste daarom tot het ondernemersrisico van de verhuurder behoort.
Dat ligt bijvoorbeeld wezenlijk anders bij het bedrijfsmatig schenken van alcohol, dat naar ervaringsregelen nogal eens leidt tot dronkenschap en de daarmee gepaard gaande overlast. Indien de politie een dronken gast uit een café moet verwijderen kan er enig glaswerk en meubilair sneuvelen. Dergelijke schade zal de cafébaas voor eigen rekening moeten nemen.
Het voorgaande zou in deze zaak wellicht niet opgaan indien Wherestad de betreffende woonruimte willens en wetens had verhuurd aan lieden van wie zij wist of kon verwachten dat zij zich in het gehuurde bezig gingen houden met criminele handelingen, dan wel zou hebben verzuimd huurrechtelijk op te treden tegen dergelijke criminele activiteiten. Daarvan is echter niet gebleken.
Daaruit volgt dat Staat der Nederlanden in het onderhavige geval wel degelijk schadeplichtig is geworden. De omstandigheid dat Wherestad deze schade wellicht ook op de huurders van de betreffende woningen zou kunnen verhalen staat daar niet aan in de weg, nu in elk geval óók Staat der Nederlanden gehouden is die schade te vergoeden en het Wherestad rechtens vrij staat (alleen) laatstgenoemde aan te spreken.
Het beroep op het bepaalde in artikel 6.101 van het Burgerlijk Wetboek tenslotte moet, voor zover dat in het voorgaande niet reeds zijn weerlegging vindt, worden gepasseerd omdat dit onderdeel van het verweer onvoldoende onderbouwd is gebleven.
De vordering, die verder onweersproken is gebleven, ligt -samengevat- voor toewijzing gereed.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
Voor recht wordt verklaard dat Staat der Nederlanden gehouden is de schade te vergoeden die is veroorzaakt door de in deze procedure bedoelde politie-invallen in de woningen aan de Meteorenweg [nummers] te Purmerend.
Staat der Nederlanden wordt dientengevolge veroordeeld aan Wherestad te betalen de somma van € 2.783,01 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2004 tot de dag dat alles betaald is.
Staat der Nederlanden wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van Wherestad tot op heden begroot op € 627,60 waarvan € 350,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2006, in tegen-woor-digheid van de griffier.