RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 300395 / VV EXPL 06-14
datum uitspraak: 2 maart 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M. Dekker
[gedaagde]
h.o.d.n. [xxx]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. W. Hovingh
Op gronden zoals in de dagvaarding vermeld heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] strekkende tot het verkrijgen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad.
Op deze terechtzitting heeft [gedaagde] geconcludeerd voor antwoord.
Daarna hebben partijen hun respectieve standpunten nader toegelicht.
De gemachtigden van partijen hebben zich daarbij bediend van pleitnotities.
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen. Deze aantekeningen worden zo nodig in de vorm van een proces-verbaal uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald, te 14.00 uur.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
[eiser] vordert als onmiddellijke voorziening bij voorraad kort gezegd dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan [eiser] diens loon c.a. uit/door te betalen vanaf 1 januari 2005 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, alsmede [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom zal veroordelen tot afgifte van salarisspecificaties vanaf januari 2005 tot en met januari 2006, met veroordeling tenslotte van [gedaagde] in de proceskosten.
met ontruiming van de in de dagvaarding omschreven woonbedrijfsruimte.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Met ingang van 1 april 2004 is [eiser] bij [gedaagde] op arbeidsovereenkomst in dienst getreden voor de duur van 12 maanden, welke arbeidsovereenkomst op 1 april 2005 is verlengd voor de duur van 12 maanden en derhalve zal eindigen op 1 april 2006.
1. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 297,50 per maand (35 uur per maand) exclusief vakantiebijslag.
3. Op 14 april 2005 heeft [eiser] van [gedaagde] een netto-bedrag van € 5.200,-- ontvangen.
4. Op of omstreeks 18 juli 2005 is er sprake geweest van een incident op de werkplek van [eiser], waarvoor [gedaagde], die op vakantie was in Turkije, op 19 juli 2005 onmiddellijk terug moest komen. Daarna is in elk geval geen loon meer aan [eiser] uitbetaald.
5. Bij brief van 2 november 2005 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] gemeld dat [eiser] sinds januari 2005 geen loon meer had ontvangen noch loonspecificaties . In die brief werd namens [eiser] verder medegedeeld dat [eiser] zijn werkzaamheden zou opschorten totdat werd betaald.
6. Bij brief van 23 november 2005 liet [gedaagde] aan genoemde gemachtigde weten dat [eiser] op 19 juli 2005 op staande voet was ontslagen wegens het hiervoor onder 4. bedoelde incident.
7. Bij brief van 12 januari 2006 is namens [eiser] betwist dat hij op staande voet was ontslagen, maar is zo nodig alsnog de nietigheid daarvan ingeroepen. Zo gauw het achterstallige salaris zou zijn ontvangen verklaarde [eiser] zich bereid de werkzaamheden weer te hervatten.
De beoordeling van het geschil
Voorop gesteld moet worden dat de vordering, die in hoofdzaak strekt tot uitbetaling van achterstallig loon, naar zijn aard voldoende spoedeisend is.
Verder heeft het volgende te gelden.
In deze zaak moet worden onderscheiden tussen de periode vóór 19 juli 2005 en de periode daarná.
Periode 1 januari tot en met 19 juli 2005.
[gedaagde] heeft gedurende de eerste periode onbetwist gewerkt, zodat daarvoor betaald moest worden. Van de kant van [gedaagde] is aangevoerd dat dit ook is gebeurd, waarbij is gewezen op de hiervoor onder 3. bedoelde contante betaling. Van de kant van [eiser] is betwist dat deze contante betaling betrekking heeft op vanaf januari 2005 verschuldigd loon. Het zou gaan om achterstallige betalingen uit 2004. Dienaangaande wordt als volgt geoordeeld.
Naar mijn voorlopig oordeel is onvoldoende aannemelijk geworden dat de betaling van 14 april 2005 betrekking heeft op sinds januari 2005 verschuldigd loon. Er zijn geen loonspecificaties over die periode overgelegd. Het uitbetaalde bedrag kan ik niet rijmen met het sinds januari 2005 verschuldigde loon. Dat loon vooruit betaald zou zijn is nauwelijks geloofwaardig te noemen. Het heeft er dan ook alle schijn van dat deze betaling inderdaad betrekking heeft op reeds achterstallige betalingen die teruggaan tot vóór 2005, zoals door [eiser] aangevoerd.
Periode 19 juli 2005 tot heden.
Indien er met [gedaagde] van wordt uitgegaan dat [eiser] op 19 juli 2005 op staande voet ontslagen is, dan is de nietigheid daarvan in elk geval op tijd ingeroepen. Op basis van de thans ter tafel liggende gegevens acht ik onvoldoende aannemelijk geworden dat dit gestelde ontslag in een bodemprocedure stand zal houden. Dat betekent dat [gedaagde] gehouden is het loon door te betalen en wel tot uiterlijk 1 april 2006, als het verlengde contract afloopt. Daaraan kan niet afdoen dat [eiser] (in elk geval sinds augustus 2005) heeft geweigerd om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Een werkgever die, zoals in deze procedure wordt aangenomen, al acht maanden lang geen loon meer uitbetaalt en geen aanstalten maakt om dat alsnog te gaan doen kan in redelijkheid immers niet van zijn werknemer verlangen dat deze gewoon blijft doorwerken (vgl. Ktr. Rotterdam 26/9/2000; JAR 2000,229). In zo’n geval is het alleszins redelijk dat de werknemer zijn arbeidsverplichting opschort totdat de loonbetaling wordt hervat. Alsdan komt het niet verrichten van de overeengekomen arbeid dus voor rekening en risico van de werkgever. Overigens is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] na 19 juli 2005 nog prijs stelde op de arbeid van [eiser].
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de vordering toewijsbaar is zoals hierna te bepalen. Het gegeven dat er sprake is van een zeker restitutierisico kan daaraan niet afdoen. Wel zal ik in verband met het laatste geen voorschot nemen op een beslissing over de gevorderde wettelijke verhoging in een bodemprocedure.
Vakantiebijslag is verder alleen opeisbaar over het vakantiejaar 2004/2005. Voor het toekennen van de gevorderde eindejaarsuitkering is onvoldoende gesteld. Dat zelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Ik zal de gevorderde veroordeling tot het verstrekken van loonspecificaties, waarvan gesteld noch gebleken is dat deze aan [eiser] zijn verstrekt, weliswaar toewijzen, maar de termijn waarbinnen dit moet gebeuren verlengen en voorts de dwangsom matigen en maximeren.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen de somma van € 297,50 bruto per maand vanaf 1 januari 2005 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn, hetgeen uiterlijk op 1 april 2006 het geval is. Dit bedrag wordt vermeerderd met de vakantiebijslag ad 8% over de periode mei 2004 tot en met april 2005, alsmede met de wettelijke rente over de voorgaande bedragen, te berekenen volgens de wet.
[gedaagde] wordt verder veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis deugdelijke salarisspecificaties aan [eiser] te verstrekken over de periode januari 2005 tot en met januari 2006, dit op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke mocht blijven daaraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,--.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 587,87 waarvan € 84,87 explootkosten, € 103,-- wegens vastrecht en € 400,-- wegens salaris van de gemachtigde.
De explootkosten, € 77,25 aan vastrecht en het salaris gemachtigde moeten aan de griffier van de rechtbank Haarlem worden betaald door storting op rekeningnummer 19.23.25.833 t.n.v. Arrondissement 540 Haarlem onder vermelding van het zaaknummer, het restant moet rechtstreeks worden betaald aan de gemachtigde van [eiser].
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2006, in tegen-woor-digheid van de griffier.