ECLI:NL:RBHAA:2006:AV2835
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning na ernstige overlast door huurder
In deze zaak vorderde de stichting Pré Wonen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, die na eerdere ernstige overlast was verhuisd in het kader van het 'Tweede Kans beleid'. De verhuurder stelde dat de huurder opnieuw ernstige overlast veroorzaakte, maar de kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de overlast na november 2004 was voortgezet. De huurder, die sinds 6 mei 2004 huurster was, had eerder overlast veroorzaakt, waaronder dronkenschap, lichamelijk geweld en geluidsoverlast. Na gesprekken en sommatie was de overlast afgenomen, wat leidde tot de verhuizing naar andere woonruimte.
De procedure begon met een dagvaarding op 8 februari 2005, gevolgd door een comparitie van partijen op 8 juni 2005. Tijdens de zitting werden getuigen gehoord, waaronder buren en een wijkagent, die bevestigden dat er na november 2004 geen klachten meer waren over overlast. De kantonrechter concludeerde dat de overlastsituatie niet meer bestond en dat de vordering van Pré Wonen om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen, niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde Pré Wonen in de proceskosten van de gedaagde.
De uitspraak benadrukt dat bij het wonen dicht op elkaar, zowel huurders als verhuurders rekening moeten houden met elkaars rechten en plichten. De kantonrechter waarschuwde de gedaagde dat bij nieuwe klachten eerder sprake kan zijn van een situatie die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.