Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast:
a. [eiser] is op 22 april 2002 in dienst getreden bij PBMG, aanvankelijk voor bepaalde tijd en uiteindelijk voor onbepaalde tijd. Voor die datum was hij in dienst van HBS B.V. maar dat bedrijf ging failliet, waarna de ondernemingsactiviteiten door PBMG zijn overgenomen.
b. [eiser] heeft laatstelijk de functie van Finance Manager bekleed tegen een salaris van € 4.000,-- bruto per maand, exclusief emolumenten. De direct leidinggevende van [eiser] was [xxx], de financieel directeur.
c. Bij brief van 3 maart 2005 heeft Wesselman Registeraccountants (hierna: Wesselman) in het kader van de controle van de jaarrekening 2004 haar bevindingen met betrekking tot de financiële administratie van PBMG medegedeeld. Hierin is kritiek geuit op de administratieve organisatie en de interne controle binnen PBMG.
d. PBMG heeft Wesselman vervolgens verzocht het functioneren van [xxx] en [eiser] nader tegen het licht te houden. Wesselman heeft in een brief van 18 april 2005 aan PBMG aangegeven dat er een groot aantal tekortkomingen in de financiële administratie door haar zijn geconstateerd, met name op het gebied van de loonadministratie en de posten die daar direct of indirect verband mee houden. Ook heeft zij geconstateerd dat er geen duidelijke taakverdeling is en dat [xxx] en [eiser] een beherende, controlerende en registrerende functie in één hand hadden.
e. Op 25 maart 2005 had PBMG aan [eiser] medegedeeld dat zij onvoldoende vertrouwen had in de persoon en de integriteit van [eiser] en dat zij naar een einde van het dienstverband streefde. Vervolgens zijn partijen gaan praten over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [eiser] is intussen op non-actief gesteld. Bij brief van 2 mei 2005 heeft [eiser] vervolgens een beëindigingsvoorstel van PBMG ontvangen, kortweg inhoudende een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2005 op neutrale gronden, met een ontbindingsvergoeding van drie maandsalarissen.
f. Bij brief van de toenmalige gemachtigde van [eiser] d.d. 9 mei 2005 is afwijzend op dit voorstel gereageerd en is een tegenvoorstel gedaan.
g. De gemachtigde van PBMG heeft vervolgens bij een aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] gerichte fax d.d. 20 mei 2005 aangegeven dat PBMG bij een eerste administratief onderzoek op een aantal onregelmatigheden is gestuit die door haar worden omschreven als het op grove wijze misbruik hebben gemaakt van zijn positie binnen PBMG en het zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan misdrijven (diefstal, verduistering, fraude, valsheid in geschrifte). In de brief wordt voorts aangegeven dat één en ander in de ogen van PBMG een dringende reden is om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, maar wordt aan [eiser] eerst de gelegenheid gegeven zich terzake te verantwoorden.
h. Nadat [eiser] schriftelijk heeft gereageerd is hij door PBMG bij brief van 25 mei 2005 op staande voet ontslagen, waarbij voor de redengeving is verwezen naar de hiervoor onder g. genoemde brief.
i. Bij brief van 31 mei 2005 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
a. PBMG heeft vervolgens de voorwaardelijke ontbinding verzocht van de arbeidsovereenkomst. [eiser] heeft in kort geding - kortweg - loondoorbetaling en wedertewerkstelling gevorderd. De behandeling van de beide zaken heeft op 30 juni 2005 plaatsgevonden. Bij beschikking van 14 juli 2005 is de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog bestond, ontbonden tegen 1 augustus 2005, onder toekenning van een vergoeding van € 11.500,--. Bij kort geding-vonnis van diezelfde datum zijn de loonvordering en de wedertewerkstelling afgewezen.
k. Ook [xxx] is om dezelfde redenen door PBMG op staande voet ontslagen. Nadat ook in die zaak een voorwaardelijke ontbinding onder toekenning van een vergoeding had plaatsgevonden hebben partijen hun conflict in der minne geschikt.