ECLI:NL:RBHAA:2006:AV0882

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/630367-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Dam
  • mrs. Terwiel
  • mr. Greuter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op vriendin met tuingereedschap; ontoerekeningsvatbaarheid en TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 2 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 mei 2005 in Zaandam zijn vriendin heeft vermoord met een schep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg, met opzet en voorbedachten rade het slachtoffer heeft gedood. Ondanks de bewezenverklaring van moord, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het delict in een psychose verkeerde en daardoor ontoerekeningsvatbaar was. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet in staat was zijn gedrag in vrijheid te bepalen en de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van strafbaarheid en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte onder toezicht van de reclassering zal worden behandeld. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.434,25 toegewezen aan de nabestaande van het slachtoffer, N.B. van de Ven, en de verdachte is veroordeeld tot betaling van deze schade.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630367-05
Uitspraakdatum: 2 februari 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 januari 2006 en naar aanleiding van het op 9 september 2005 gewezen tussenvonnis in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) (met kracht) met een schep, althans een scherp voorwerp, tegen/in de hals en/of de kin, althans het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
hij op 14 mei 2005 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met kracht met een schep tegen/in de hals en de kin van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
3.2 Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Van de zijde van de verdediging is bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat van moord geen sprake kan zijn nu verdachte ten tijde van het plegen van het delict in een psychose verkeerde en niet handelde uit zijn eigen vrije wil maar vanuit zijn psychotische overtuigingen. Als gevolg daarvan wordt verdachte door deskundigen ontoerekeningsvatbaar geacht voor het plegen van het hem tenlastegelegde feit.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de voorbedachte raad en de opzet bewezen zijn, hoewel verdachte volgens de deskundigen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit in een psychose verkeerde.
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
- verdachtes vriendin, zijnde het latere slachtoffer, de woning – tegen verdachtes zin – heeft verlaten, verdachte haar een klap heeft gegeven en zij buiten op het trottoir voor de woning ten val is gekomen;
- verdachte daarna meende dat zij dood moest;
- verdachte vervolgens een schep achter het huis is gaan halen en het slachtoffer daarmee meerdere keren met kracht in haar nek/hals heeft geslagen;
- het slachtoffer ten gevolge hiervan is overleden.
Hiermee is de opzet tot het doden en de voorbedachte raad bewezen. De vraag in welke gemoedstoestand verdachte dit deed en in hoeverre hem zulks kan worden toegerekend, komt eerst bij de strafbaarheid van verdachte aan de orde.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Moord
5. Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het pro justitia-rapport d.d. 13 augustus 2005 van drs. A.E. Haan, gezondheidszorgpsycholoog / psychotherapeut,
- het pro justitia-rapport d.d. 10 augustus 2005 van drs. D.J. Ploem, psychiater,
- het voorlichtingsrapport van 15 juli 2005 en het maatregelrapport van 20 december 2005 van Reclassering Nederland.
In beide pro justitia-rapporten wordt vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een schizofrene stoornis van het ongedifferentieerde type.
Deze stoornis uit zich bij betrokkene door het episodisch optreden van psychosen, waarna hij betrekkingsideeën blijft houden en een verval waarneembaar is in sociaal en beroepsmatig functioneren, aldus drs. Ploem. Voorts schrijft hij: Ten tijde van het tenlastegelegde verkeerde hij in een (floride) psychose. Van handelen in vrije wil was ten tijde van het ten laste gelegde geen sprake daar hij volledig handelde vanuit zijn psychotische overtuigingen. Betrokkene wordt vanuit gedragsdeskundig oogpunt ontoerekeningsvatbaar geacht voor het hem tenlastegelegde.
Drs. Haan schrijft: Uit het onderzoek wordt echter wel duidelijk dat hij ten tijde van het tenlastegelegde weer volledig vanuit een psychose functioneerde. Hij had paranoïde wanen over oorlog en dreiging en wanen over hoe zijn vriendin gevaar zou lopen en dat ze koste wat kost bij elkaar zouden moeten blijven. Toen zij toch van huis is weggegaan is zijn angst omgeslagen in boosheid en agressie, van waaruit hij haar uiteindelijk heeft gedood. Tekenend voor zijn psychotische functioneren is dat hij vervolgens ook wanen kreeg over reïncarnatie, god en de paus. Op grond van zijn psychotisch functioneren ten tijde van het tenlastegelegde en het verband tussen zijn psychotische wanen en zijn boosheid en uiteindelijk agressie jegens het slachtoffer kan betrokkene mijns inziens voor het tenlastegelegde als ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Beide deskundigen komen – onder meer – tot de conclusie dat verdachte door zijn psychotische stoornis niet in staat was zijn gedrag in vrijheid overeenkomstig zijn wil te bepalen en tevens niet in staat was de reikwijdte van zijn handelen te overzien, zodat verdachte – indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard – hiervoor als ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt voormelde conclusie over en maakt deze tot de hare.
Dit betekent dat het bewezenverklaarde feit naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. Motivering van de maatregel en andere te nemen beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd en subsidiair dat in het kader van een eventuele TBS met voorwaarden de behandeling ter terechtzitting wordt aangehouden tot de datum bekend is waarop verdachte in FPK De Meren kan worden opgenomen.
6.2 Overwegingen ten aanzien van de op te leggen maatregelen
Zoals hiervoor onder 5. is aangegeven, is door psychiater Ploem en psycholoog Haan een pro justitia-rapportage uitgebracht. De deskundigen, die ook onderling overleg hebben gehad, en overleg hebben gepleegd met W.J.S. Stet, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, concluderen tot een verhoogd recidivegevaar. Negatieve factoren hierbij zijn onder meer het negatieve arbeidsverleden, zijn (neiging tot) alcoholmisbruik, de ernstige psychiatrische problematiek en het gebrekkige zelf- en ziekte-inzicht. Positief achten de deskundigen dat betrokkene zich wel houdt aan behandelaanwijzingen (zoals medicatie-inname) en dat hij een goed steunsysteem heeft aan zijn ouders en broers. De factoren die van belang zijn bij de recidive-inschatting zijn, aldus de deskundigen, middels behandeling te beïnvloeden.
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 lid 1 Wetboek van Strafrecht voor de maximale duur van een jaar is naar het oordeel van deskundige Ploem onvoldoende om het recidivegevaar te verminderen. Binnen de maatregel TBS met voorwaarden lijken er, aldus Ploem, genoeg garanties te bestaan op bescherming van de maatschappij en effectieve behandeling van betrokkene met als doel het recidiverisico tot aanvaardbare proporties terug te dringen. Ook psycholoog Haan is diezelfde mening toegedaan.
Door Reclassering Nederland is een maatregelrapport d.d. 20 december 2005 uitgebracht ter voorbereiding van een eventuele TBS met voorwaarden. In dit rapport concludeert de rapporteur W.J.S. Stet dat een terbeschikkingstelling met de in het rapport aangegeven voorwaarden, onder begeleiding en toezicht van de reclassering uitvoerbaar en reëel lijkt. Deze voorwaarden houden in behandeling in een FPK (De Meren in Amsterdam) en een gedegen nazorgtraject gericht op structuur, dagbesteding, (beschermd) wonen en aandacht voor de alcoholproblematiek. Dit biedt waarborgen om verdachte veilig te reïntegreren in de maatschappij. Reclassering Nederland adviseert om op basis van het voorgestelde plan van aanpak en voorwaarden verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op het feit dat verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 mei 2005, nog niet eerder wegens een geweldsdelict met politie of justitie in aanraking is geweest en gelet op hetgeen haar tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling geïndiceerd.
Gelet op de adviezen van psychiater Ploem en psycholoog Haan en gelet op de rapportage van Reclassering Nederland is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van de maatschappij voldoende gewaarborgd is met het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, terwijl de behandeling van verdachte volgens de deskundigen beter via een terbeschikkingstelling met voorwaarden dan met dwangverpleging kan plaatsvinden. De rechtbank zal derhalve aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen, met als uitgangspunt de in het reclasseringsrapport opgenomen voorwaarden, tot naleving waarvan verdachte zich ter zitting bereid heeft verklaard.
6.3 Vordering benadeelde partij
N.B. van de Ven heeft, als nabestaande van het slachtoffer, een vordering tot schadevergoeding van € 5.434,25 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
Tegen deze vordering en de hoogte daarvan is van de zijde van verdachte geen verweer gevoerd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
6.4 Schadevergoedingsmaatregel
Hoewel van de kant van de verdediging is verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat het bedrag in termijnen kan worden voldaan, zal de rechtbank dit verzoek niet inwilligen. De rechtbank acht het onwenselijk dat voor het incasseren van de vordering contact tussen de nabestaanden van het slachtoffer en verdachte noodzakelijk is. Bovendien kan bij het incasseren door het Centraal Justitieel Incassobureau worden bezien wat de betalingsmogelijkheden van verdachte dan zijn en met welke bedragen en in welke termijnen betaling mogelijk is. De rechtbank zal derhalve een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten € 5.434,25.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36f, 37a, 38, 289.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde feit en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
- hij pleegt geen strafbare feiten;
- hij houdt zich aan de aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland, thans in de persoon van W.J.S. Stet, worden gegeven, ook als dat inhoudt behandeling in “de Meren” of in een andere, door de reclassering aan te wijzen instelling; hij onderhoudt gedurende het hele traject binnen het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden contact met de reclassering en de aard, inhoud en frequentie van deze contacten worden door de reclassering bepaald;
- hij werkt er aan mee dat hij direct aansluitend aan zijn verblijf in het Huis van Bewaring, voor een klinische behandeling opgenomen wordt in de forensisch psychiatrische kliniek "De Meren" te Amsterdam en hij blijft daar opgenomen zolang de reclassering en de behandelend psychiater van “De Meren” dat noodzakelijk achten; hij volgt alle voor hem geïndiceerde behandelvormen (therapieën en/of gebruik van medicijnen) in de klinische behandelsetting van de FPK en gedurende het nazorgtraject, al dan niet binnen de FPK of een vergelijkbare instelling;
- hij werkt mee aan een delictanalyse om inzicht te verkrijgen in verdere risicofactoren;
- hij onthoudt zich van alcohol- en drugsgebruik en hij zal zijn medewerking verlenen aan een steekproefsgewijze controle op alcohol- en drugsgebruik;
- zonder toestemming van de reclassering wijzigt hij zijn verblijfsadres niet en hij begeeft zich niet buiten de Nederlandse landsgrenzen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door N.B. van de Ven, als nabestaande van het slachtoffer geleden schade tot een bedrag van € 5.434,25 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan N.B. van de Ven, voornoemd, rekeningnummer 39.49.31.459, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door N.B. van de Ven gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van N.B. van de Ven de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.434,25, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 108 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan N.B. van de Ven, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan N.B. van de Ven.
9. Samenstelling van de rechtbank en de uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Dam, voorzitter,
mrs. Terwiel en Greuter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Kerkhof,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2006.