zaaknummer / rolnummer: 116728 / HA ZA 05-1238
Vonnis van 30 november 2005
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. G. de Hoogd,
advocaat mr. D.K. Greveling te Hilversum,
[Gedaagde],
wonende te Beemster,
gedaagde,
procureur mr. H.K. Garvelink,
advocaat mr. T.P. Hoekstra te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ABN AMRO en de notaris genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2005;
- het proces-verbaal van niet-gehouden ambtshalve comparitie van 24 oktober 2005.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Op een datum voor 28 oktober 2004 hebben [A] en [B] hun recht van erfpacht betreffende een huis, tuin en schuur aan de […] te […] verkocht. Deze koop is eveneens voor 28 oktober 2004 in de openbare registers ingeschreven.
2.2. ABN AMRO heeft op 28 oktober 2004 ten laste van [A] en [B] conservatoir beslag gelegd op bovengenoemd recht van erfpacht De inschrijving van het beslag heeft op 28 oktober 2004 om 13.26 uur plaatsgevonden.
2.3. Op 29 oktober 2004 heeft de levering van het recht van erfpacht ten overstaan van de notaris plaatsgevonden.
2.4. De notaris heeft uit de koopsom de hypotheekhouder en een eerdere beslaglegger voldaan. Het restant van de koopsom heeft de notaris uitgekeerd aan [A] en [B].
2.5. Na de levering heeft ABN AMRO het beslag opgeheven.
2.6. Bij vonnis van 30 maart 2005 heeft de rechtbank Amsterdam bij verstek [A] en [B] veroordeeld tot betaling van bedragen van € 37.982,97, € 20.088,00 en € 10.496,00, alles met rente en kosten.
2.7. Tot op heden heeft ABN AMRO geen gelden van [A] en [B] kunnen innen.
3.1. ABN AMRO vordert samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht zal verklaren dat de notaris jegens ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld door ondanks het door haar gelegde beslag geen gelden uit de opbrengst van de verkoop van de onroerende zaak aan ABN AMRO af te dragen of ten behoeve van haar te reserveren;
- de notaris zal veroordelen tot vergoeding van de schade die ABN AMRO dien ten gevolge geleden heeft, lijdt en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente;
- één en ander met veroordeling van de notaris in de kosten van het geding.
3.2. De notaris voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. ABN AMRO stelt dat de notaris ten onrechte is voorbijgegaan aan het door haar gelegde beslag. Omdat de onroerende zaak al verkocht was ten tijde van de beslaglegging en de koop was ingeschreven in de openbare registers kon het beslag niet tegen de koper worden ingeroepen. Volgens ABN AMRO stond het de notaris echter niet vrij om de restantopbrengst van de koopsom aan de verkopers uit te keren, zonder afdracht dan wel reservering ten behoeve van ABN AMRO te doen. ABN AMRO is van mening dat de notaris aldus onrechtmatig heeft gehandeld en houdt hem aansprakelijk voor het verlies van haar aandeel in de opbrengst van de verkoop van de onroerende zaak.
4.2. De notaris betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. De voorinschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers heeft zakenrechtelijke werking waardoor de onroerende zaak (voorwaardelijk) het vermogen van de verkoper heeft verlaten en deze ex artikel 3:276 BW niet meer voor verhaal beschikbaar was. Aldus heeft het beslag van ABN AMRO geen doel getroffen. Het Nederlands recht kent niet de regel dat het beslag in de gegeven omstandigheden alsnog recht geeft op een aandeel in de koopsom. De wetgever heeft bij de regeling van artikel 7:3 lid 3 sub f BW, gelet op de kamerstukken, klaarblijkelijk meegewogen dat een schuldeiser conservatoir derdenbeslag kan leggen op de koopprijs onder de notaris of de koper(s).
4.3. Partijen verschillen van mening over de strekking van artikel 7:3 BW en dan met name lid 3 sub f BW.
4.4. In artikel 7:3 lid 3 sub f BW is bepaald dat tegen de koper wiens koop is ingeschreven niet een executoriaal of conservatoir beslag waarvan het proces-verbaal na de inschrijving van de koop is ingeschreven, kan worden ingeroepen.
4.5. Uit de wetsgeschiedenis (met name de Memorie van toelichting en het verslag schriftelijk overleg, Vergaderjaar 2000 – 2001, kamerstukken 23 095) valt op te maken dat artikel 7:3 BW in de wet is opgenomen met het oogmerk het recht van de koper op daadwerkelijke nakoming door de verkoper te beschermen. Het artikel doet zowel recht aan de gerechtvaardigde belangen van de koper als aan de gerechtvaardigde belangen van derden. In lid 3 van artikel 7:3 is een duidelijke afbakening van de zakelijke werking van de ingeschreven koop te lezen. Alleen de in lid 3 genoemde gevallen kunnen niet tegen de koper wiens koop in de openbare registers is ingeschreven worden ingeroepen. Er is derhalve geen sprake van volledige zakelijke werking. Voorts is de duur van deze zakelijke werking beperkt tot zes maanden (lid 4). De inschrijving maakt het voor de schuldeisers van verkoper makkelijker om beslag te leggen op de koopprijs onder de koper of de notaris, doordat deze derde de namen kan achterhalen als gevolg van die inschrijving. Omdat denkbaar is dat de levering niet voor afloop van de in artikel 7:3 lid 4 bedoelde termijn van zes maanden zal geschieden, is er de mogelijkheid voor een schuldeiser van de verkoper beslag te leggen op het verkochte goed, ondanks de inschrijving van de koop.
4.6. De rechtbank begrijpt de stelling van ABN AMRO aldus dat het door haar gelegde beslag wel tegen de verkoper had kunnen worden ingeroepen, hetgeen ertoe had moeten leiden dat de notaris het restant van de opbrengst aan ABN AMRO had moeten uitkeren. Volgens ABN AMRO is het onjuist dat de onroerende zaak door de voorinschrijving ten opzichte van haar als beslaglegger het vermogen van de verkoper reeds heeft verlaten.
4.7. De rechtbank is als volgt van oordeel. De inschrijving van de koop heeft tot gevolg dat de onroerende zaak voorwaardelijk aan het voor verhaal vatbare vermogen van de verkoper wordt onttrokken. Voorwaardelijk, want als niet tijdig geleverd wordt, valt de onroerende zaak met terugwerkende kracht in het vermogen van de verkoper terug en kan het beslag alsnog doel treffen. Van een algeheel beslagverbod is dan ook geen sprake. Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat deze opzet de bedoeling van de wetgever is geweest. Nu de onroerende zaak in dit geval wel binnen zes maanden na de voorinschrijving geleverd is, heeft de onroerende zaak het vermogen van de verkoper definitief verlaten waardoor het gelegde beslag ook niet tegen hem kan worden ingeroepen.
4.8. De stelling van ABN AMRO dat de notaris het restant van de koopsom onder zich had moeten houden totdat in deze kwestie opheldering was ontstaan volgt de rechtbank niet. Gesteld noch gebleken is dat ABN AMRO een dergelijk verzoek aan de notaris heeft gedaan. Overigens was er geen reden voor de notaris om ten behoeve van ABN AMRO gelden onder zich te houden, nu het beslag van ABN AMRO geen doel had getroffen.
4.9. Voorts heeft ABN AMRO gesteld dat het leggen van conservatoir derdenbeslag op de koopprijs onder de notaris ter bescherming van haar rechten geen adequate vervangende zekerheid is voor het beslag op een onroerende zaak.
4.10. Gelet op hetgeen in r.o. 4.5. is aangetekend, kan ook dit betoog niet slagen waar het de rechter hier niet vrijstaat van de kennelijke bedoelingen van de wetgever af te wijken.
4.11. De rechtbank is dan ook met de notaris van oordeel dat ABN AMRO, voor zover zij bedoelt te stellen dat het beslag op de onroerende zaak in een geval als het onderhavige komt te rusten op de koopsom, in die stelling niet kan worden gevolgd.
4.12. Het voorgaande voert tot de slotsom dat de vordering dient te worden afgewezen. ABN AMRO zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt ABN AMRO in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de notaris begroot op EUR 244,-- aan verschotten en EUR 452,-- aan salaris voor de procureur;
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft het onder 5.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.F. Holtrop en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2005.?