ECLI:NL:RBHAA:2005:AZ0762
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van uitgaven wegens overlijden in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 december 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser X en de inspecteur van de Belastingdienst P over de aftrekbaarheid van uitgaven in verband met het overlijden van eisers dochter. Eiser had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, berekend naar een belastbaar inkomen van € 27.777. Na bezwaar tegen deze aanslag, waarbij eiser een bedrag van € 12.757 aan uitgaven had opgevoerd, handhaafde de Belastingdienst de aanslag. Eiser stelde dat een deel van deze uitgaven, namelijk € 1.021, betrekking had op geschenken aan personen die hielpen bij de opbaring van zijn dochter in hun ouderlijk huis.
De rechtbank oordeelde dat er een rechtstreekse relatie bestond tussen de uitgaven en het overlijden van de dochter, en dat eiser zich moreel verplicht voelde deze uitgaven te doen. De rechtbank concludeerde dat de uitgaven voldeden aan de voorwaarden van artikel 6.1, lid 3, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Hierdoor werd het beroep van eiser gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 26.756, en werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De rechtbank benadrukte dat de uitgaven die eiser had gedaan, direct verband hielden met het overlijden en de begrafenis van zijn dochter, en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de grote hoeveelheid bezoekers en de hulp die de familie ontving, de uitgaven rechtvaardigden. De uitspraak biedt inzicht in de interpretatie van de wetgeving omtrent uitgaven wegens overlijden en de voorwaarden voor aftrekbaarheid in de inkomstenbelasting.