RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/3559
Uitspraakdatum: 20 december 2005
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X,
wonende te Z, eiser,
gemachtigde: mr. A te Z,
de inspecteur van de Belastingdienst P,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 4 augustus 2004 aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.275.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, ingekomen op 15 september 2005, ingediend door gemachtigde, heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 17 juni 2005 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 27 juli 2005, ingekomen op 28 juli 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 6 september 2005 heeft eiser de gronden van het beroep aangevuld.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van 10 november 2005 te Haarlem, alwaar namens eiser zijn gemachtigde is verschenen. Namens verweerder is B verschenen.
2.1.Eiser is geboren op 3 oktober 1953. Geheel 2002 was hij gehuwd en woonde hij samen met zijn echtgenote en dochter te Z. Eiser is promovendus en was als wetenschappelijk medewerker werkzaam op diverse universiteiten. In 2002 genoot eiser inkomsten uit vroegere arbeid.
2.2. Op 23 juni 2003 heeft eiser aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen voor 2002 gedaan naar een verzamelinkomen van € 30.705, dat als volgt was samengesteld:
Inkomen uit werk en woning (box 1) € 34.027
Persoonsgebonden aftrek € 4.570
Inkomen box 1 € 29.457
Belastbaar inkomen box 3 € 1.248
Verzamelinkomen € 30.705
2.3. Eiser heeft de persoonsgebonden aftrek opgevoerd in verband met de publicatie van het boek “.....”. Tot de gedingstukken behoort een aan eiser gerichte factuur met dagtekening 16 december 2002 van Passagen Verlag met vermelding “für die Realisierung Ihres Buches ....., ... erlauben wir uns, Ihnen vereinbarungsgemäsz folgenden Betrag in Rechnung zu stellen: (...) € 6.688”.
2.4. Tot de gedingstukken behoort een verklaring van Professor dr. C, van de faculteit der Geesteswetenschappen, waarin onder meer, voor zover van belang het volgende is vermeld:
“Z, August 2005 Leerstoelgroep Politieke en Sociale Filosofie
Betreft: Erklärung im Interesse des Herrn Dr. X Contact persoon: Prof. Dr. C
(...)
Die Monographie ....., erschienen 2002 beim Passagen-Verlag, ist für die weitere akademische Laufbahn des Herrn Dr. X unabdingbar. In- und ausländische Bewerbungen auf eine Professur erfordern neben der Dissertation entweder eine Habilitation oder aber gleichwertige Leistungsnachweise. Die besagte Publikation ist daher für die weitere Universitätslaufbahn bzw. Für zukünftige Bewerbungen notwendige Voraussetzung.”
2.5. De voorlopige aanslag is conform de aangifte vastgesteld. Bij de definitieve aanslag is een correctie toegepast ter hoogte van de opgevoerde persoonsgebonden aftrek van € 4.570.
In geschil is of de in verband met de uitgave van het boek “.....” gemaakte kosten in 2002 voor aftrek in aanmerking komen.
4. Standpunten van partijen
4.1. Eiser voert – zakelijk weergegeven – aan dat de kosten aftrekbaar zijn als scholingsuitgaven, omdat de publicatie zijn kansen op de arbeidsmarkt verbetert, gelet op de functie-eisen voor universitair docent. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de publicatie als een bron van inkomen moet worden beschouwd. De in dit verband gemaakte kosten dienen dan ook in aftrek te worden toegelaten. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd verklaard dat het boek voor iedereen in het vakgebied van eiser is geschreven. Het is gebruikelijk om een boek als dit in de handel te brengen. Of dat hier ook is gebeurd, is gemachtigde niet bekend.
4.2. Verweerder voert – zakelijk weergegeven – aan dat de uitgaven niet als scholingskosten kunnen worden aangemerkt nu er geen sprake van het volgen van een opleiding of studie. Verweerder betwist ook dat de publicatie een bron van inkomen is.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 6.27, eerste lid, van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (de Wet), zijn scholingsuitgaven uitgaven voor het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. In de memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, blz. 260 en 261) is hierover, voor zover van belang, het volgende opgemerkt:
“De uitgaven moeten direct verband houden met het leertraject. Hierbij moet worden gedacht aan reële en rechtstreekse kosten, lasten en afschrijvingen voor een opleiding of studie, zoals bijvoorbeeld lesgelden en leerboeken. Zo zijn uitgaven voor vakliteratuur alleen aftrekbaar indien er een zodanig verband tussen de literatuur en het volgen van het leertraject bestaat dat de literatuur in de gegeven omstandigheden naar het spraakgebruik als leerboek of leermiddel kan worden aangemerkt.”
5.2. Gelet op de tekst van en toelichting op artikel 6.27 van de Wet is het volgen van een leertraject een essentieel element bij de beoordeling van scholingsuitgaven. In het geval van eiser is sprake van zelfstudie die is uitgemond in een publicatie. Onder meer vanwege het ontbreken van begeleiding of toezicht van derden is zelfstudie niet op één lijn te stellen met het volgen van een leertraject. De in verband met publicatie gemaakte kosten door eiser zijn dan ook niet als scholingsuitgaven aan te merken.
5.3. Hier doet niet aan af dat het boek is aan te merken als een internationale publicatie of Habilitation, die noodzakelijk is voor het verwerven van een docentschap aan een universiteit. Ook indien de uitgaven zijn gedaan met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning is noodzakelijk dat dit in het kader van een leertraject gebeurt. Aan deze laatste voorwaarde is, zoals hiervoor overwogen, niet voldaan.
5.4. De stelling dat de kosten in verband met de uitgave aftrekbaar zijn omdat de werkzaamheden aan het boek als een bron van inkomen moeten worden beschouwd, mist feitelijke grondslag. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit aannemelijk is geworden dat hij heeft deelgenomen aan het economisch verkeer of dat hij in 2002 redelijkerwijs voordeel kon verwachten met de uitgave van het boek.
5.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in 2002 door eiser gemaakte kosten terecht niet in aftrek zijn toegelaten, zodat het beroep ongegrond is.
Nu het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen grond voor een veroordeling van verweerder inde kosten.
De rechtbank Haarlem verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A. Roelvink-Verhoeff. De beslissing is op 20 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.
De griffier is verhinderd te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.