ECLI:NL:RBHAA:2005:AX9426

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 september 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05-3885
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuurlijke boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 15 september 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bestuurlijke boete opgelegd aan verzoekster op grond van artikel 19e, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De boete van € 56.000,-- was opgelegd omdat verzoekster zeven Poolse arbeiders in Nederland arbeid had laten verrichten zonder dat zij beschikten over de vereiste tewerkstellingsvergunningen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze boete en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat de vereiste vergunningen in strijd zijn met Europese regelgeving en jurisprudentie.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het een complexe materie betreft die niet eenvoudig kan worden beoordeeld in het kader van een voorlopige voorziening. De rechter heeft zich beperkt tot de vraag of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het opschorten van de boete totdat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Dit belang is afgewogen tegen het belang van verweerder bij het innen van de boete. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen, gezien het aanzienlijke financiële belang dat zij heeft.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het besluit van 22 juli 2005 geschorst tot zes weken na de uitspraak in de bodemzaak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 322,-- en is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 276,-- aan haar vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier B.E. Willems.

Uitspraak

Reg. nr: Awb 05-3885
Uitspraakdatum: 15 september 2005
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
(artikel 8:83, derde lid, Algemene wet bestuursrecht)
op een verzoek om voorlopige voorziening
in de zaak van:
[Verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.P. Lewandowski, Lewandowski consulting te Tilburg,
-- tegen --
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder.
1. Overwegingen
Bij besluit van 7 juni 2005 heeft verweerder verzoekster een bestuurlijke boete opgelegd op grond van artikel 19e, eerste lid, Wet arbeid vreemdelingen. De boete van € 56.000,-- moet binnen zes weken na dagtekening van dit besluit op de rekening van het Ministerie zijn bijgeschreven.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 24 juni 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 juli 2005 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en het besluit van 7 juni 2005 ongewijzigd in stand gelaten.
Bij brief van 16 augustus 2005 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Tegen het besluit van 22 juli 2005 heeft verzoekster bij brief van 26 augustus 2005, ontvangen 29 augustus 2005, beroep ingesteld, reg.nr. Awb 05/3933 .
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen zonder voorafgaande behandeling ter zitting en overweegt hiertoe het volgende.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit.
Het geschil dat partijen in de bodemprocedure verdeeld houdt, betreft, kort gezegd, de vraag of ten aanzien van Poolse arbeiders in Nederland tewerkstellingsvergunningen mogen worden geëist.
Verweerder is van mening dat verzoekster zeven Poolse arbeiders in Nederland arbeid heeft laten verrichten zonder dat deze beschikten over een tewerkstellingsvergunning en heeft haar, om die reden, een bestuurlijke boete opgelegd. Verzoekster stelt dat de vereiste tewerkstellingsvergunning een belemmering is in strijd met Europese regelgeving en jurisprudentie.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het een complexe materie betreft die zich niet leent om in het kader van voorlopige voorziening, ook al betreft het een voorlopig oordeel, af te doen.
Om die reden beperkt de voorzieningenrechter zich tot de vraag of verzoekster thans een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening, te weten het opschorten van de boete totdat er uitspraak is gedaan door de rechtbank in de beroepsprocedure. Dit belang dient te worden afgewogen tegen het belang dat verweerder heeft bij het innen van de boete.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dienen in het onderhavige geval de belangen van verzoekster zwaarder te wegen dan de belangen van verweerder. Het gaat immers om een, voor verzoekster, aanmerkelijk financieel belang. Voorts heeft de voorzieningenrechter laten meewegen dat de aanhangige beroepszaak op afzienbare termijn ter zitting zal worden behandeld. De datum van de zitting zal zo spoedig mogelijk ter kennis van partijen worden gebracht.
Op grond van bovenstaande overwegingen is het verzoek kennelijk gegrond en bestaat er aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Awb uitspraak te doen.
De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
2. Beslissing
De voorzieningenrechter
2.1. wijst het verzoek toe en schorst het besluit van 22 juli 2005 tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak (reg.nr. Awb 05/3933);
2.2. veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,-- te betalen door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid) aan verzoekster;
2.3. gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid) het door verzoekster betaalde griffierecht ad € 276,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr G. Guinau, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van B.E. Willems, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op :
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.