ECLI:NL:RBHAA:2005:AW3554

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/685101/05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een reeks gewapende overvallen met toepassing van meerderjarigenstrafrecht op jeugdige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 20 december 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte die betrokken was bij een reeks gewapende overvallen op banken, gokhallen en juweliers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij niet altijd fysiek aanwezig was bij de overvallen, een belangrijke rol speelde in de voorbereiding en uitvoering van deze misdrijven. De verdachte was betrokken bij de voorverkenning van de locaties, het kiezen van de doelwitten en het organiseren van de uitvoering van de overvallen. Gedurende een periode van enkele maanden zijn er dertien overvallen gepleegd, waarbij de verdachte samen met medeverdachten handelde in georganiseerd verband. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van afpersing en diefstal met geweld, en dat hij opzettelijk de kans heeft aanvaard dat geweld zou worden gebruikt tijdens de overvallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, waarbij het meerderjarigenstrafrecht van toepassing is verklaard, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overvallen schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Meervoudige Strafkamer.
Parketnummer: [nummer].
Uitspraakdatum: 20 december 2005
VERKORT STRAFVONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank Haarlem, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende: Penitentiaire Inrichting te Almere.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1, 2, 5 en 6 december 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding met bovenvermeld parketnummer van de officier van justitie.
Verdachte staat terecht terzake van het tenlastegelegde vermeld op deze dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
Het tenlastegelegde wordt geacht hier te zijn ingevoegd en herhaald.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Voorzover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde (incident 1 en 2).
Verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld bij het beramen van de overval op de [slachtoffer] te Velserbroek. In het bijzonder heeft hij de keuze van het te overvallen object (de [slachtoffer] te Velserbroek), het tijdstip van de overval en de te volgen werkwijze mede bepaald en is hij aanwezig geweest bij de voorverkenning van de omgeving van de bank. Voorts heeft verdachte aan [medeverdachte] gevraagd om voor een scooter te zorgen die bij het uitvoeren van de overval zou worden gebruikt. Overeenkomstig het gemaakte plan zijn [medeverdachte] en [medeverdachte] op de ochtend van de overval naar de woning van [medeverdachte] gekomen, alwaar ook verdachte aanwezig was. In de woning stond een tas met daarin bivakmutsen, een pistool, een mes en handschoenen. [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben de tas genomen en zijn vanuit die woning rechtstreeks naar de te overvallen bank gereden. Verdachte is tezamen met [medeverdachte] naar de woning van [medeverdachte] gereden en heeft daar gewacht op [medeverdachte] en [medeverdachte]. [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben intussen de [slachtoffer] overvallen. Zij hebben daarbij niets buitgemaakt. Hoewel verdachte niet lijfelijk aanwezig is geweest in de [slachtoffer] en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, blijkt uit voornoemde gang van zaken dat verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en volledig met [medeverdachte] en [medeverdachte] heeft samengewerkt dat hij het als feit 2 tenlastegelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
De als feit 1 tenlastegelegde overval op de [slachtoffer] te Velserbroek was niet door verdachte beraamd en was op het moment van vertrek van [medeverdachte] en [medeverdachte] naar Velserbroek niet afgesproken, ook niet tussen [medeverdachte] en [medeverdachte]. Wel staat vast dat bij gelegenheid van de voorverkenning door verdachte en [medeverdachte] is gesproken over het feit dat er twee banken dicht bij elkaar gelegen waren. [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn na de overval op de [slachtoffer] waarbij niets was buitgemaakt onmiddellijk de nabij gelegen [slachtoffer] binnengegaan en hebben aldaar door afpersing en diefstal met geweld geld buitgemaakt. Door [medeverdachte] en [medeverdachte] op pad te laten gaan voor het plegen van de overval op de [slachtoffer] en niet zelf lijfelijk daarbij aanwezig te zijn, zulks terwijl verdachte wist dat nabij de [slachtoffer] een andere bank was gelegen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] en [medeverdachte] bij het mislukken van de overval op de [slachtoffer], die andere bank zouden overvallen. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat verdachte geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich te distantiëren, doch integendeel in de buit heeft gedeeld.
Ook op het steken in het been van de in de [slachtoffer] aanwezige [slachtoffer] door [medeverdachte], heeft verdachte het opzet gehad. Verdachte wist immers dat [medeverdachte] een mes bij zich had en het was een onderdeel van het gezamenlijke plan dat [medeverdachte] bij de overval met het mes zou dreigen. Door [medeverdachte] met het mes op pad te laten gaan en zelf niet lijfelijk bij de overval aanwezig te zijn om een eventueel verdergaand gebruik van het mes te voorkomen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] bankpersoneel of klanten met het mes zou steken.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde (incident 3).
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting - kort gezegd - gesteld dat er bij het onder 3 tenlastegelegde eerder sprake was van dwang (artikel 284 Sr.) dan van de meer ernstige variant afpersing (artikel 317 Sr.). Alleen al vanwege het feit dat dwang niet is ten laste gelegd zou verdachte van dit feit moeten worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsvrouwe nu de artikel 284 Sr. en 317 Sr. niet in een specialis-generalis-verhouding tot elkaar staan en de situatie van artikel 55 lid 2 Sr. -lex specialis derogat legi generali- zich niet voordoet.
Nadere overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde (incident 3).
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Twee dagen voor de overval op de [slachtoffer] te Heemskerk hebben [verdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] de omgeving van die bank voorverkend en afspraken gemaakt omtrent datum en tijdstip van de overval en de rolverdeling. Overeenkomstig de gemaakte afspraken zijn zij op de ochtend van de overval tezamen met [medeverdachte] in de woning van [medeverdachte] bij elkaar gekomen. In die woning bevond zich een tas met daarin bivakmutsen en een pistool. [medeverdachte] en [medeverdachte], welke laatste een van de bivakmutsen en een pistool meenam, zijn vanuit die woning naar de [slachtoffer] in Heemskerk gereden. [medeverdachte] heeft in de [slachtoffer] door middel van afpersing een geldbedrag buitgemaakt, waarna hij is gevlucht in de door [medeverdachte] bestuurde auto. [verdachte] en [medeverdachte] hebben in de woning van [medeverdachte] gewacht op hun terugkeer. Het buitgemaakte geld is door [medeverdachte], [verdachte] en [medeverdachte] tezamen opgemaakt.
Uit voornoemde gang van zaken blijkt dat [verdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en volledig met elkaar en met [medeverdachte] hebben samengewerkt dat zij het tenlastegelegde tezamen en in vereniging hebben begaan.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde (incident 4).
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte] heeft tegenover [verdachte] een filiaal van de [slachtoffer] in Bloemendaal genoemd als geschikt object voor een overval en gezegd dat hij, [medeverdachte], die overval wilde plegen. Daarop zijn [verdachte] en [medeverdachte] in de omgeving van die bank gaan kijken wat de meest geschikte vluchtroute was. Vlak voor de overval is [medeverdachte] naar de woning van [medeverdachte] gekomen, waar ook [verdachte] aanwezig was. [medeverdachte] is vanuit die woning, met medeneming van een tas met daarin een pistool welke zich in die woning bevond, op een scooter naar de bank in Bloemendaal gereden en heeft de bank overvallen. Daarbij is geen geld buitgemaakt. [verdachte] heeft in de woning van [medeverdachte] gewacht op de terugkeer van [medeverdachte]. [medeverdachte] heeft de bij de overval gebruikte kleding en de tas met het pistool in die woning achtergelaten.
Uit voornoemde gang van zaken, mede in aanmerking genomen dat verdachte, die zich eerder tezamen met [medeverdachte] aan overvallen had schuldig gemaakt, zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd van het plan van [medeverdachte], doch integendeel met [medeverdachte] de omgeving van de bank is gaan voorverkennen en terwijl [medeverdachte] de overval uitvoerde heeft gewacht op diens terugkeer, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ter uitvoering van dit plan zo nauw en volledig met [medeverdachte] heeft samengewerkt dat hij het feit heeft medegepleegd.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde (incident 5).
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft tezamen met [medeverdachte] de overval beraamd, in het bijzonder voor wat betreft het vervoer naar de plaats van de overval en de vluchtroute. Daartoe heeft verdachte voorts de omgeving van de juwelier verkend. Verdachte is samen met [medeverdachte] naar het station in Beverwijk gereisd en heeft aldaar terwijl [medeverdachte] de overval uitvoerde samen met [medeverdachte] gewacht op [medeverdachte] en is samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] teruggereisd. Verdachte heeft samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] de buit bekeken. De buitgemaakte ringen heeft verdachte na enige tijd weggegooid. Uit voornoemde gang van zaken blijkt dat verdachte ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en volledig met [medeverdachte] en [medeverdachte] heeft samengewerkt dat hij het feit heeft medegepleegd.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 14 tenlastegelegde (incident 17).
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van deelname aan een gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake indien men behoort tot het samenwerkingsverband en de deelnemer (tenminste) wetenschap heeft dat er misdrijven worden gepleegd door/binnen het samenwerkingsverband waar men deel van uitmaakt, waarbij om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer iemand tenminste hetzij een aandeel heeft in, hetzij ondersteunt, de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie. Om te kunnen spreken van een organisatie is verder nodig dat blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, hetgeen kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een rolverdeling tussen de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband.
In deze zaak is gebleken dat [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] zich toelegden op het plegen van overvallen waarbij ook [medeverdachte] en [medeverdachte] gevraagd zijn mee te doen. In totaal zijn er dertien overvallen gepleegd en drie pogingen daartoe in de periode januari tot en met mei 2005. [medeverdachte] was daarbij betrokken in januari en februari en [medeverdachte] heeft vanaf maart deelgenomen aan de overvallen. Allen wisten dat er overvallen gepleegd werden.
Er was een duidelijke rolverdeling. [medeverdachte] en [medeverdachte] waren degenen die de overvallen daadwerkelijk uitvoerden, terwijl [verdachte] de overvallen mede organiseerde door onder andere de objecten te kiezen, voor te verkennen, te plannen, met de deelnemers voor te bespreken, en door vervoermiddelen en chauffeurs te regelen. Na een overval werd veelal teruggekeerd naar de woning van [medeverdachte], waar [verdachte] en [medeverdachte] [medeverdachte] en [medeverdachte] opwachtten en waar de buit werd verdeeld. [medeverdachte] is een aantal malen betrokken geweest bij voorverkenningen en heeft gefungeerd als chauffeur. [medeverdachte] is eveneens betrokken geweest bij een aantal voorverkenningen en daarnaast heeft hij de buit en de overvalattributen in zijn woning verborgen tot [verdachte] die kwam ophalen. Hiermee is voldoende gebleken dat de rol van [medeverdachte] en [medeverdachte] meer is geweest dan een incidentele deelname.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er sprake was van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een duidelijke rolverdeling dat het oogmerk had het plegen van overvallen.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] leiding heeft gegeven aan deze organisatie.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] als gelijkwaardige deelnemers goed op elkaar waren ingespeeld en als het ware de ruggengraat van de criminele organisatie vormden. Niet is gebleken dat de rol van [verdachte] van dusdanige aard was dat hij als (de) leider kan worden gekenmerkt. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat niet is komen vast te staan dat [verdachte] vanuit de penitentiaire inrichting op ook toen plaatsvindende overvallen invloed heeft uitgeoefend.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals is weergegeven op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de dagvaarding en op het in dit vonnis opgenomen afgestreepte afschrift van de vordering wijziging tenlastelegging.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 77b,140, 310, 312, 317.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
(voor het onder 1 tot en met 14 tenlastegelegde:)
- een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 2.804,60 en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van
Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 28 dagen hechtenis.
Toepassing van de hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 500,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van
Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 10 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in
het anders of meer gevorderde.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 500,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van
Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 10 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 2.000,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van
Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 40 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in
het anders of meer gevorderde.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 2.117,74,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van
Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 42 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 455,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek
van Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 9 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 400,- en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van
Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 8 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in
het anders of meer gevorderde.
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij]d in haar vordering.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
EUR 23.430,55 en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek
Van Strafrecht voor dat bedrag, subsidiair 176 dagen hechtenis. Toepassing van de
hoofdelijkheidsclausule bij deze vordering. Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in
het anders of meer gevorderde.
Overweging met betrekking tot de toepassing van het meerderjarigenstrafrecht.
De rechtbank acht artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en zal derhalve recht doen overeenkomstig - kort gezegd - de bepalingen van het sanctierecht voor meerderjarigen. De rechtbank vindt daartoe grond in:
- de ernst van de feiten, te weten deelneming aan een reeks gewapende overvallen op onder meer banken, gokhallen en juweliers, waardoor de rechtsorde is geschokt;
- de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, te weten in georganiseerd verband, binnen een periode van enkele maanden in een klein gebied (Haarlem en omgeving) en doorgaans uitgevoerd door twee, gemaskerde, overvallers onder bedreiging met een pistool en een mes. Bij een van deze overvallen is een van de slachtoffers met een mes in het been gestoken. Vele slachtoffers hebben traumatische gevolgen ondervonden;
- de persoon van de dader, immers verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten ruim 17,5 jaar oud en was reeds eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een volwaardige regisserende rol heeft vervuld bij de voorbereiding en uitvoering van de onderhavige strafbare feiten.
De rechtbank heeft hierbij onder andere acht geslagen op het voorlichtingsrapport van 9 september 2005 en op de in het kader van een vorige strafzaak uitgebracht psychologisch rapport van drs. M.J.E. van Kempen d.d. 15 april 2004.
De op te leggen straf en maatregelen.
Bij de beslissing over de straf en maatregelen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- verdachte werd terzake van vermogensdelicten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld;
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare
feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben een gewelddadig karakter. Verdachte is er niet voor teruggeschrokken om samen met anderen dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken en heeft zich om het lot van de slachtoffers kennelijk volstrekt niet bekommerd. In een relatief korte periode heeft verdachte veel van deze gewelddadige strafbare feiten gepleegd.
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband en heeft willens en wetens zijn rol in die organisatie vervuld;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten voordele van verdachte:
- de jeugdige leeftijd van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank geen rekening houden met de op de dagvaarding vermelde ad informandum gevoegde feiten nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij deze feiten niet heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht aan benadeelden en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijke schadevergoeding aan de benadeelden bevordert.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 1.310,- (bestaande uit een bedrag terzake immateriële schade ad euro 1.000,-, een bedrag voor de schoenen ad euro 160,- , en een bedrag terzake eigen risico ziektekosten ad euro 150,-) kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
De rechtbank zal bepalen dat voor zover de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre is vervallen, en omgekeerd dat voor zover verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 500,- (terzake immateriële schade) kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
De rechtbank zal bepalen dat voor zover de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre is vervallen, en omgekeerd dat voor zover verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat de vordering zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten die verdachte heeft moeten maken om zich tegen de vordering te verdedigen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
De vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat de vordering zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten die verdachte heeft moeten maken om zich tegen de vordering te verdedigen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 750,- (bestaande uit een bedrag terzake immateriële schade) kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
De rechtbank zal bepalen dat voor zover de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre is vervallen, en omgekeerd dat voor zover verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 410,- (terzake ontvreemde ringen ad euro 350,- en het weggenomen geldbedrag zoals door haar bij aangifte opgegeven ad
euro 60,-) kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
De rechtbank zal bepalen dat voor zover de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre is vervallen, en omgekeerd dat voor zover verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit door de handelingen van verdachte schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 400,- (bestaande uit een bedrag terzake immateriële schade) kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden.
De rechtbank zal bepalen dat voor zover de verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre is vervallen, en omgekeerd dat voor zover verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre is vervallen.
Overweging met betrekking tot het voegingsformulier benadeelde partij in het strafrecht van [benadeelde partij]d.
Omdat in het voegingsformulier geen schadebedrag is vermeld is de rechtbank niet in staat om over dit voegingsformulier een beslissing te nemen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Nu de benadeelde partij heeft nagelaten om conform het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave te doen van de vordering en de gronden waarop deze berust door middel van een door de Minister van Justitie vastgesteld formulier is de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten die verdachte heeft moeten maken om zich tegen de vordering te verdedigen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 (incident 1):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 2 (incident 2):
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 3 (incident 3):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 4 (incident 4):
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 5 (incident 5):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 6 (incident 6):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 7 (incident 7):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 8 (incident 9):
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 9 (incident 10):
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 10 (incident 12):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 11 (incident 14):
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 12 (incident 15):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 13 (incident 16):
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 14 (incident 17):
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 tot en met feit 14:
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.960,- subsidiair 39 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 1.960,- (zegge: negentienhonderd zestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 39 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 1.310,- (zegge: dertienhonderd tien euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij ad EUR 650,-.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.400,- subsidiair 28 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 1.400,- (zegge: veertienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 750,- (zegge: zevenhonderd vijftig euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij ad EUR 650,-.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 410,- subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 410,- (zegge: vierhonderd tien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 410,- (zegge: vierhonderd tien euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Wijst af het anders of meer gevorderde.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,- subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 400,- (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 400,- (zegge: vierhonderd euro).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is vergoed.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt de benadeelde partij verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter, rechter-plv, kinderrechter-plv.,
mr. E.C.P.M.Valckx , rechter-plv., en mr. G.J.W.M. van der Leeuw ,rechter-plv., leden,
in tegenwoordigheid van B. Dirks, griffier-plv.,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2005.