ECLI:NL:RBHAA:2005:AU9737

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1343 DK
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van de EyeToy als douanegoed en de rechtsgeldigheid van de UTB's

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 oktober 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de indeling van de EyeToy, een camera die is ontworpen voor gebruik met de PlayStation 2, in het douanetarief. Eiseres, X B.V., had de EyeToy ingedeeld onder post 8525 30 90 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT), terwijl verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, stelde dat de indeling onder post 9504 10 00 correct was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de EyeToy hoofdzakelijk bestemd is voor gebruik met de PlayStation 2 en daarom onder post 9504 10 00 moet worden ingedeeld. De rechtbank oordeelde dat de objectieve kenmerken van de EyeToy, zoals de microchip met PID en VID, en de wijze waarop het product op de markt wordt aangeboden, bevestigen dat het een toebehoren is van de PlayStation 2. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en de onderhavige uitnodigingen tot betaling (UTB's). Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten en moest de Staat der Nederlanden het griffierecht vergoeden. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de indeling van goederen in het douanetarief en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Registratienummers: AWB 05/1343, 05/1344 en 05/1345
Uitspraakdatum: 27 oktober 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
X B.V. ,
gevestigd en kantoorhoudende te Z, eiseres,
gemachtigde B te Q (België),
en
de inspecteur van de Belastingdienst P,
verweerder,
gemachtigde C.
1. Loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekeningen 15, 21 en 28 september 2004 uitnodigingen tot betaling (hierna: UTB’s), met de nummers respectievelijk 0001, 0002 en 0003, opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 74.781,28, € 74.781,28 en € 149.562,42 aan douanerechten.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, ingekomen op 1 oktober 2004, heeft verweerder bij bestreden uitspraken van 28 februari 2005, de UTB’s verlaagd tot respectievelijk € 26.173,45, € 26.173,45 en € 52.346,85. Daartegen is door eiseres beroep ingesteld bij beroepschrift van 11 april 2005. De registratienummers van de beroepen tegen de UTB’s zijn respectievelijk AWB05/1345, AWB05/1344 en AWB05/1343.
1.3. Verweerder heeft op 30 mei 2005 een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2005 te Haarlem. Namens eiseres is aldaar verschenen gemachtigde, voornoemd. Namens verweerder is verschenen gemachtigde, voornoemd, tot bijstand vergezeld door D en E.
1.5. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader uiteengezet en toegelicht.
2. De feiten
2.1. Op 25 februari 2004 heeft eiseres een partij goederen voor het vrije verkeer aangegeven, van oorsprong uit China. De goederen zijn in de aangifte omschreven als “Videocamera-opnametoestellen, voorzien van een opnamemogelijkheid van televisieprogramma’s en van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid”. Als goederencode heeft eiseres aangeven post 8525 40 99 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT). Als douanewaarde van goederen is aangegeven respectievelijk € 534.152,--, € 534.152,-- en € 1.068.303,--. Geadresseerde van de goederen is F. De goederen worden verkocht onder de handelsbenaming “EyeToy USB camera” (hierna: EyeToy).
2.2. Op grond van hetgeen partijen in de gedingstukken en ter zitting omtrent het goed hebben vermeld, en gelet op het door eiseres overgelegd exemplaar, staat omtrent de EyeToy het volgende vast. De EyeToy is een camera welke aan de PlayStation 2 spelcomputer gekoppeld kan worden. Bij bepaalde, speciaal met het oog op de EyeToy ontwikkelde, spellen wordt de Eyetoy gebruikt om het spel te besturen of opnamen van de gebruiker te maken, zodat hij driedimensionaal op het scherm te zien is en als zodanig het spel kan spelen of met zijn bewegingen het spel kan sturen. De EyeToy bevat onder andere een microchip met zogeheten “firmware”, waarin een Product ID (hierna: PID) en een Vendor ID (hierna VID) zijn verwerkt, die bij aansluiting van de EyeToy op een PlayStation2 herkend worden door de PlayStation2 en waardoor de Eyetoy uit zichzelf geïnstalleerd wordt.
3. Het geschil
3.1. In het geding is of de goederen moeten worden ingedeeld onder post 8525 30 90 van het GDT, zoals verweerder voorstaat, dan wel onder post 9504 10 00, hetgeen eiseres verdedigt.
3.2. Voormelde posten luiden, voorzover hier van belang, als volgt:
Post 8525 30 90:
“8525 Zendtoestellen voor radiotelefonie, radiotelegrafie, radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera’s; videocamera’s voor stilstaand beeld (zogenaamde “still image” videocamera’s) en andere videocamera-opnametoestellen; digitale fototoestellen:
(...)
8525 30 - televisiecamera’s:
8525 30 10 -- bevattende ten minste drie beeldopnamebuizen
8525 30 90 -- andere.”.
Post 9504 10 00:
“9504 Artikelen voor gezelschapsspellen, daaronder begrepen spellen met motor of met drijfwerk, biljarten, speciale tafels voor casinospellen en automatische bowlingsinstallaties:
9504 10 00 -videospellen, van de soort gebruikt met een televisieontvanger.”.
IDR-Aantekening 1, aanhef, onder p, op afdeling XVI van het GDT:
“Deze afdeling omvat niet:
(...)
p) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95”.
IDR-Aantekening 3 op hoofdstuk 95 van het GDT:
“Met inachtneming van het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, ingedeeld als deze artikelen.”
4. Standpunten van partijen
4.1. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat zij ten onrechte de goederen heeft omschreven als zijnde videocamera-opnametoestellen, voorzien van een opnamemogelijkheid van televisieprogramma’s en van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid. De juiste omschrijving is dat het camera’s zijn die deel zijn van de Playstation 2. De goederen dienen dan ook te worden ingedeeld onder post 9504 10 00 van het GDT.
De goederen zijn een toebehoren bij de Playstation 2, aangezien het de gebruiksmogelijkheden uitbreidt. Op het moment van de invoer is de EyeToy enkel te gebruiken in combinatie met de Playstation 2. Het product is ook gecommercialiseerd als toebehoren van de Playstation 2. Eiseres verwijst hierbij ook naar het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 30 september 2003, zaak nr. T-243/01 (Sony PlayStation2), Pb 2003, II-04189. Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk een Bindende tarief inlichting (hierna: BTI) afgegeven waaruit blijkt dat de goederen onder post 9504 10 00 ingedeeld dienen te worden.
4.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen aan te merken zijn als webcams (televisiecamera’s), met de daarbij behorende post 8525 30 90 van het GDT. Uit objectieve kenmerken en eigenschappen volgt immers dat het webcams zijn.
Uit de overgelegde bescheiden is niet gebleken dat deze webcams specifieke eigenschappen hebben die een gewone webcam niet heeft. De goederen zouden specifiek ontworpen zijn voor de Playstation 2, maar de software is eenvoudig te overschrijven. Het product is eenvoudig op een computer aan te sluiten waarna het de functie van webcam heeft. Het is dan ook geen toebehoren, maar heeft een eigen functie. Voorts dient indeling op grond van bestemming pas plaats te vinden indien het niet mogelijk is om de goederen op grond van objectieve kenmerken en eigenschappen in te delen. Het Verenigd Koninkrijk heeft, gelet op het bovenstaande, ten onrechte de onder 4.1. vermelde BTI afgegeven.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dient omwille van de rechtszekerheid en ter vergemakkelijking van de controles de indeling van goederen te geschieden op basis van objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten zoals omschreven in de tekst van de tariefpost en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, die bij de inklaring geverifieerd kunnen worden.
5.2. De rechtbank dient te beoordelen onder welke post van het GDT het product ingedeeld dient te worden. Uit aantekening 1, aanhef, onder p, op afdeling XVI van het GDT volgt dat, om te bezien of het product onder afdeling XIV valt, ten eerste dient te worden gekeken of de EyeToy een artikel is als bedoeld bij hoofdstuk 95 van het GDT. Onder hoofdstuk 95 vallen speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen. Op grond van aantekening 3 bij dit hoofdstuk worden delen en toebehoren van de hiervoor genoemde artikelen ingedeeld als deze artikelen, indien ervan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor deze artikelen.
5.3. Vastgesteld wordt dat de EyeToy een toebehoren van de Playstation2 is. Door middel van de EyeToy worden de mogelijkheden van de PlayStation2 immers uitgebreid. De PlayStation2 krijgt extra functies, namelijk spellen spelen waarbij de speler door zijn lichaamsbewegingen het spel speelt en het opnemen van beelden van de speler ten behoeve van bepaalde spellen. Met een gewone webcam komen deze extra functies niet tot stand. De EyeToy is dan ook een toebehoren van de PlayStation2.
5.4. Ten aanzien van de vraag of onderkend kan worden dat de Eyetoy uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is voor de PlayStation2, welke is ingedeeld in hoofdstuk 95, overweegt de rechtbank het volgende. Ten eerste dient gekeken te worden naar de objectieve kenmerken van de EyeToy. De EyeToy bevat een microchip met daarop een PID en VID. Hierdoor is het product eenvoudig aan te sluiten op de PlayStation 2, aangezien deze de EyeToy door de PID en VID direct zal herkennen en automatisch zal installeren. De EyeToy is eveneens aan te sluiten op een computer, maar daarvoor zal voor het installeren aangepaste software (illegaal) gedownload moeten worden om de PID en VID codes te kunnen omzeilen en de EyeToy als gewone webcam te kunnen installeren.
Vervolgens is uit informatie van het internet, door eiseres bij haar beroepsschrift overgelegd als bijlagen 13, 14 en 15, gebleken dat de EyeToy aangeboden wordt als accessoire bij de PlayStation2. Deze bijlagen betreffen afdrukken van pagina’s van het internet, en wel van www.amazon.co.uk, www.templegames.co.uk en products.consumersguide.com, waarop de EyeToy uitdrukkelijk genoemd en aangeprezen wordt als accessoire bij de PlayStation2. De EyeToy kan daarom, gelet op de manier waarop het is ontworpen en aangeboden wordt aan het publiek ,worden onderkend als hoofdzakelijk bestemd om als toebehoren bij de PlayStation 2 te functioneren.
5.5. Gezien het bovenstaande wordt aan aantekening 3 bij hoofdstuk 95 van het GDT voldaan. Dat de EyeToy na aanpassing als webcam bij een computer gebruikt kan worden doet hieraan niet af. Immers, de beoordeling van het product dient plaats te vinden op basis van de staat en de toepassingen van het product op het moment van invoer. Dat het product later door aanpassingen tevens een andere functie kan verkrijgen, heeft geen invloed op de indeling van het product in een post van het GDT. De EyeToy dient dan ook ingedeeld te worden onder post 9504 10 00 van het GDT.
5.5. Hetgeen overig door partijen is aangevoerd behoeft gezien het bovenstaande geen bespreking.
5.6. Uit het hierboven staande volgt dat het beroep gegrond moet worden verklaard.
6. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aan-lei-ding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
7. Beslissing
De rechtbank Haarlem:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de onderhavige UTB’s;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.M. Nijenhof, voorzitter, en mrs. A.J. Roke en
A. van Dongen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen – ten Hoopen, griffier. De beslissing is op 27 oktober 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.