RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Registratienummer: AWB 05/555
Uitspraakdatum
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Q, eiseres,
gemachtigden A en B te Amsterdam,
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane R,
verweerder,
gemachtigde mr. C.
1.1. Eiseres heeft een bij verweerder op 4 mei 2004 ontvangen aanvraag voor een Bindende tariefinlichting (hierna: BTI) ingediend. Verweerder heeft aan eiseres op 12 augustus 2004 de BTI afgegeven onder nummer NL RTD-2004-xxx.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, ingekomen op 3 september 2004, heeft verweerder bij bestreden uitspraak van 18 februari 2005 het bestreden besluit gehandhaafd. Daartegen is door eiseres beroep ingesteld bij beroepschrift van 22 februari 2005. Verweerder heeft op 21 april 2005 een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2005. Partijen zijn daar verschenen. Namens eiseres zijn verschenen B en A, vergezeld door de heren D en E. Namens verweerder is verschenen gemachtigde, mr. C en mr. F.
1.4. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader uiteen gezet.
2.1. Eiseres heeft namens G SARL bij de Douane een aanvraag voor de afgifte van een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) ingediend voor het product “G”, (hierna: de cartridge). De cartridge is op de aanvraag omschreven als: “Inktjet cartridge bevattende inkt, met geïntegreerd electronische component”. Als beoogde indeling in de nomenclatuur van TARIC is code 8473 30 90 00 ingevuld.
2.2. De door verweerder afgegeven BTI luidt, voor zover van belang, als volgt. “Indeling van het goed in de douanenomenclatuur 3215 90 80 90.” (..) “Omschrijving van het goed. Inktpatroon ontworpen voor gebruik in een inkjetafdrukeenheid. De inktpatroon heeft een behuizing van kunststof met drie compartimenten voor de kleuren rood, geel en blauw. In de patroon zijn sponsjes aangebracht om de doorstroming en verspreiding van inkt te bevorderen. De patroon is voorzien van een verwijderbaar label, waarachter zich drie gaten bevinden voor de afgifte van inkt. Aan de patroon is daarnaast een bevestigingselement en een elektronische schakeling voor herkenning door de afdrukeenheid en (..) het bijhouden van de voorraadadministratie (ACCUMEN Chip) van inktpatroon. De patroon heeft een hoogte, diepte en breedte van ongeveer 72, 30 en 38 millimeter en bevat 23 milliliter inkt.”
2.3. Op grond van hetgeen partijen in de gedingstukken naar voren hebben gebracht en ter zitting hebben aangevuld, is over het product het volgende komen vast te staan. De cartridge bevat een acumen-chip. Deze chip berekent de in de inktopslag aanwezige hoeveelheid inkt op basis van gegevens die de acumenchip ontvangt van de sensor in de cartridge en elemnten van het besturingssysteem, zoals de acumenchip in de printkop en het controllerboard van de printer. De acumenchip communiceert tijdens het printproces voortdurend met de acumenchip van de printkop over de hoeveelheid inkt die de printer verbruikt, de hoeveelheid inktbursts, het volume van elke inktburst en de omgevingstemperatuur. De acumenchip regelt de printsnelheid. Zakt de hoeveelheid inkt beneden bepaalde waarden, dan reguleert de acumenchip het afdrukproces door dit te vertragen en/of tijdelijk te onderbreken. Na plaatsing van de cartridge moet de acumenchip op de cartridge eerst aan het besturingsboard doorgeven dat aan alle voorwaarden om te printen wordt voldaan, alvorens de printer een printopdracht kan vervullen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder voor het onderhavige product terecht een BTI voor post 3215 90 80 van het GDT heeft verstrekt, welke vraag de inspecteur bevestigend en eiseres ontkennend beantwoordt. Eiseres beoogt een indeling van het onderhavige product onder post 8473 30 90 van het GDT.
3.2. De posten luiden, voorzover hier van belang, als volgt:
Post 3215 90 80:
“3215 Drukinkt, schrijfinkt, tekeninkt en andere inktsoorten, ook indien geconcentreerd of in vaste vorm:
3215 90 10 -- schrijfinkt en tekeninkt
Post 8473 30 90:
“8473 Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472:
(..)
8473 30 -delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 8471:
8473 30 10 -- elektrische assemblages
GS-tarifering 1 op post 3707:
“Tonercassette (‘cartridge”) voor laserprinter
Zogenaamde tonercassettes voor laserprinters, bestaande uit een speciaal, aan een bepaald model laserprinter aangepast bergingsmiddel van kunststof (afmetingen ca. 32 x 19 x 11 cm) gevuld met “toner”.
De “toner” moet worden aangemerkt als een “chemisch preparaat voor fotografisch gebruik”. De cassette is van de soort die normaal als verpakking voor “toner” wordt gebruikt.
Zie voor inktpatronen met mechanische delen de tariferingen 4 en 5 op post 9009”.
GS-tarifering 4 op post 9009:
“Inktpatronen 9009 99
Patronen, met of zonder inkt, bestaande uit een cilinder van karton met op elk uiteinde een dop van kunststof, en met op één van de uiteinden een as voor het draaien van een speciaal geplooide draad van onedel metaal, en op het andere uiteinde tandwielen voor het omkeren van de draairichting van de draad. De draad, die op drie plaatsen omsloten is door een buis van kunststof, draait rond in het patroon om te voorkomen dat de inkt in poedervorm samenklontert. De patronen hebben een gleuf in de lengterichting waardoor de inkt in poedervorm kan verdwijnen onder invloed van de elektrostatische aantrekking. Zij zijn ontworpen om te worden geplaatst in fotokopieermachines en worden vervangen indien zij leeg zijn.
Noot: Zie voor inktpatronen zonder mechanische delen tarifering 1 op post 3707”.
GS-tarifering 5 op post 9009:
“Inktpatronen 9009 99
Patronen, met of zonder inkt, bestaande uit een cilinder van karton met op elk uiteinde een dop van kunststof. De ene dop steunt een speciaal geplooide draad van onedel metaal en de andere dient voor het draaien van de draad. De draad, die op twee plaatsen is omsloten door een buis van kunststof, draait rond in het patroon om te voorkomen dat de inkt in poedervorm samenklontert.. De patronen hebben een gleuf in de lengterichting waardoor de inkt in poedervorm kan verdwijnen onder invloed van de elektrostatische aantrekking. Zij zijn ontworpen om te worden geplaatst in fotokopieermachines en worden vervangen indien zij leeg zijn.
Noot: Zie voor inktpatronen zonder mechanische delen tarifering 1 op post 3707”.
4. Standpunten van de partijen
4.1. Eiseres bepleit indeling van het product in post 8473 30 90 van het GDT. De cartridge is een deel of toebehoren van een printer. Het bevat elektronische elementen die nodig zijn voor het functioneren van de printer. De acumen-chip slaat gegevens over de printer op en ook over de nog aanwezig zijnde inktvoorraad en de hoeveelheid inkt die de printer verbruikt en gaat verbruiken voor een printopdracht. Dit allemaal om te voorkomen dat de printerkop droogprint, wat tot beschadigingen leidt. De printer kan zonder de cartridge niet werken, niet enkel omdat er dan geen inkt is, maar ook omdat het elektronische element onmisbaar is in het drukproces. De gehele werking van de printer is dus afhankelijk van de cartridge. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar.
4.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de cartridge ingedeeld moet worden op grond van het bestanddeel waaraan zij haar wezenlijke karakter ontleent, namelijk de inkt. De cartridge is geen deel van de printer. De cartridge bevat geen mechanische delen en speelt geen bijzondere rol bij de mechanische werking van de printer. De acumen-chip is enkel een manier van dosering en speelt dan ook geen bijzondere rol bij de mechanische werking van de printer. De GS-tarifering 1 op post 3703 van het GDT en de GS-tariferingen 4 en 5 op post 9009 van het GDT kunnen analoog worden toegepast. Hieruit vloeit voort dat de cartridge moet worden ingedeeld naar de aard en samenstelling van de inhoud van de cartridge: de inkt. Voorts laat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) in haar arrest van 7 februari 2002, kenmerk C-276/00, Pb 2002, I-01389, de elektronische elementen geheel buiten beschouwing bij haar conclusie of een cartridge deel is van een printer.
4.3. Ter zitting hebben beide partijen zich op het standpunt gesteld dat de door het Hessische Finanzgericht gestelde prejudiciële vragen geen aanleiding voor de rechtbank dienen te zijn om de onderhavige zaak aan te houden. Zie hiervoor verder bij rechtsoverweging 5.3.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof dient omwille van de rechtszekerheid en ter vergemakkelijking van de controles de indeling van goederen te geschieden op basis van objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten zoals omschreven in de tekst van de tariefpost en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, die bij de inklaring geverifieerd kunnen worden.
5.2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de cartridge een deel of toebehoren is van een printer, zoals nodig is voor onderverdeling onder post 8473 30 90, of dat het ingedeeld dient te worden naar aard en samenstelling van de inhoud van de cartridge, de inkt.
5.3. Het Hessische Finanzgericht heeft bij uitspraak van 14 april 2005 prejudiciële vragen gesteld over een cartridge. Deze vragen hebben van het Hof zaaknummer C-250/05 gekregen en zijn gepubliceerd in het publicatieblad, C 217/26 van 3 september 2005. De rechtbank is met partijen van oordeel dat deze vragen geen reden zijn om de onderhavige zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden van het Hof. De feiten zijn niet gelijk aan de onderhavige zaak en daarnaast heeft het Hof in het arrest Turbon, 7 februari 2002, zaak C-276/00, Jurisprudentie 2002 blz I-01389, hierna: Turbon, een specifieke uitleg gegeven voor de indeling van cartridges, naar aanleiding waarvan de onderhavige cartridge is in te delen.
5.4. In het arrest Turbon heeft het Hof in de rechtsoverwegingen 30 en 31 het volgende overwogen.
“30 Dienaangaand zij eraan herinnerd, dat het begrip “deel” in de zin van de GN-post 8473 de aanwezigheid veronderstelt van een geheel, voor de werking waarvan dit deel noodzakelijk is (..), wat niet het geval is met de in het hoofdgeding bedoelde cartridge. Hoewel een printer zonder inktcartridge niet de functie kan vervullen waarvoor hij is bestemd, hangt de mechanische en elektronische werking van de printer op zich geenszins af van de aanwezigheid van dergelijke cartridge. Zonder inktcartridge is het weliswaar niet mogelijk een op computer verricht werk op papier over te brengen, doch dit is niet het gevolg van een gebrekkige werking van deze printer, maar wel van het ontbreken van inkt.
31 Om die redenen kan een inktcartridge als die in het hoofdgeding, die gelet op de kenmerken ervan (..) geen bijzondere rol speelt bij de eigenlijke mechanische werking van de printer, niet worden gekwalificeerd als “deel” van een printer in de zin van GN-post 8473.”.
5.5. De criteria van het Hof zijn niet in geschil. Naar aanleiding van hetgeen eiseres in de stukken en ter zitting heeft aangevoerd, alsmede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3. is komen vast te staan over de cartridge overweegt de rechtbank dat de mechanische en elektronische werking van de printer afhangt van de aanwezigheid van de cartridge en deze daarmee een deel is van de printer. Voor de werking van de printer is immers de cartridge noodzakelijk. De chip op de cartridge bestuurt samen met de chip op de printkop en de controller in de printer de printer. De chip op de cartridge, en daarmee de cartridge, is nodig om de printer te laten functioneren. Zonder de cartridge kan er geen printopdracht door de computer aan de printer worden gegeven, terwijl dat wel mogelijk is indien er geen papier aanwezig is. De printer is dan in werking en de controller van de printer zal aan de computer melden dat er papier bijgevuld moet worden. De chip op de cartridge houdt tevens, onder andere door middel van een sensor, bij hoeveel inkt aanwezig is in de cartridge, zodat droog printen, waardoor de printkop zou beschadigen, voorkomen wordt.
5.6. De stelling van verweerder dat de chip eenvoudig te misleiden is, leidt niet tot een ander oordeel, immers in dat geval is ook de misleide of geresette chip op de cartridge nodig om de printer te kunnen laten werken. Daarbij komt dat de staat en de werking van het product op het moment van invoer beslissend is en niet de mogelijkheid van latere –niet door de producent ondersteunde- aanpassingen door gebruikers, die de werking veranderen. De stelling van verweerder dat de GS-tarifering 1 op post 3703 van het GDT en de GS-tariferingen 4 en 5 op post 9009 van het GDT analoog kunnen worden toegepast kan eveneens niet gevolgd worden. Voor zover deze methode al in aanmerking genomen zou kunnen worden, overweegt de rechtbank dat de door het Hof gegeven regels en criteria wat betreft indelingen prevaleren boven de door verweerder voorgestane methode van analoog toepassen van andere tariferingen.
5.7. Uit het onder 5.3. tot en met 5.6. overwogene volgt dat het onderhavige product dient te worden ingedeeld onder post 8473 30 90 van het GDT, zodat verweerder ten onrechte de onder 2.2. vermelde BTI heeft afgegeven.
5.8. Uit het hierboven staande volgt dat het beroep gegrond moet worden verklaard.
In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aan-lei-ding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kos-ten die eiseres in verband met de behande-ling van het beroep redelij-kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 402,50 (1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 0,5 in verband met de samenhang met zaak 05/554). De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
De rechtbank Haarlem:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de onderhavige BTI;
- verklaart dat het product ingedeeld dient te worden onder post 8473 30 90 van het GDT;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 402,50, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, en mrs. G.W.S. de Groot en A. van Dongen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.J. Loggen – ten Hoopen, griffier. De beslissing is op 24 november 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank