ECLI:NL:RBHAA:2005:AU7538

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/842
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E. Polak
  • J.T.M. Nijenhof
  • A. Roelvink-Verhoeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van witte wijn met koolbehandeling in het douanetarief

In deze zaak gaat het om de indeling van een product, een kleurloze heldere vloeistof met een alcoholpercentage van 12,0%, dat is behandeld met kool. Eiseres, een bedrijf gevestigd te Z, had een bindende tariefinlichting (BTI) aangevraagd voor het product, dat zij wilde indelen onder post 2204 29 65 van het Gemeenschappelijk Douanetarief (GDT). De inspecteur van de Belastingdienst Douane Rotterdam had het product echter ingedeeld onder post 2208 90 99. Na bezwaar en een zitting op 11 juli 2005, waarin beide partijen hun standpunten toelichtten, heeft de rechtbank Haarlem op 19 september 2005 uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat de indeling van het product moet worden bepaald aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals de herkomst van het product (druiven) en het alcoholpercentage. De rechtbank stelt vast dat het product, ondanks de behandeling met kool, nog steeds voldoet aan de kenmerken van wijn zoals bedoeld in post 2204 29 65. De rechtbank oordeelt dat de koolbehandeling niet zo ingrijpend is dat het product zijn karakter als wijn verliest. De rechtbank vernietigt de eerdere uitspraak en de BTI, en stelt vast dat het product moet worden ingedeeld onder post 2204 29 65.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank de inspecteur in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 966, en gelast de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 276 aan eiseres te vergoeden. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden, mits de wederpartij schriftelijk instemt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Registratienummer: AWB 05/842
Uitspraakdatum: 19 september 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X,
gevestigd en kantoorhoudende te Z, eiseres,
gemachtigde: A,
en
de inspecteur van de Belastingdienst Douane Rotterdam / kantoor Laan op Zuid, verweerder,
gemachtigde: B.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 28 december 2004 heeft verweerder een beschikking betreffende een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) afgegeven met referentiekenmerk CC-DD-0000-000000 voor het product “...” met indeling onder goederencode 2208 90 99.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar, ingekomen op 24 januari 2005, heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar met dagtekening 21 februari 2005, de BTI gehandhaafd. Daartegen is door eiseres beroep ingesteld bij beroepschrift, ingekomen op 11 maart 2005.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2005 te Haarlem.
1.4. Aldaar zijn verschenen namens eiseres voornoemde gemachtigde E en F. Namens verweerder verschenen G alsmede H en I, beiden werkzaam bij het douanelaboratorium.
1.5. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
2. De feiten
2.1. Eiseres heeft op 25 oktober 2004 een aanvraag gedaan voor een BTI voor het product “...” (hierna: het product). Eiseres stelde voor het product in te delen onder post 2204 29 65 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT). Het product is op de aanvraag omschreven als: “Witte wijn uit druiven met een effectief alcoholpercentage van minder dan 13%”. Het product heeft bij eiseres een behandeling met kool ondergaan.
2.2. Voor advies omtrent de indeling heeft verweerder een monster van het product verstuurd naar het Douane laboratorium. De uitslag van het monsteronderzoek is bij brief van 8 december 2004 door het Douane laboratorium aan verweerder medegedeeld. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Bij onderzoek bevonden:
Uiterlijk : kleurloze heldere vloeistof
Alcoholgehalte : 12,0 % volume
Door gisting verkregen alcohol : een gedeelte van de in het eindproduct aanwezige alcohol
echter minder dan 50 % van de totale hoeveelheid alcohol In gisting gebracht product : gedeeltelijk afkomstig van druiven, krenten of rozijnen,
gedeeltelijk van andere producten
Inhoud verpakking : meer dan 2 liter
Beschouwing t.b.v. het geharmoniseerd systeem:
Wijn van post 2204 mag uitsluitend verkregen worden door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde druiven of van druivenmost.
De procédés en behandeling welke toegestaan zijn, voor een wijn uit post 2204, zijn omschreven in bijlage IV van Vo EEG 1493/99.
De samenstelling van het product komt niet overeen met die van een wijn uit post 2204, ook niet nadat het product behandeld is op een wijze zoals genoemd in bovenstaande EG verordening.
Tevens komen er dermate weinig gistingsbestanddelen voor dat op basis hiervan niet kan worden geconcludeerd dat meer dan 50 % van alle in het product aanwezige alcohol afkomstig is van vergisting.
Door de afwezigheid van de gistingsbestanddelen heeft het product niet het karakter van een gegiste drank zoals genoemd bij tp. 2206.
Als zodanig komt dit product in aanmerking voor indeling in tp. 2208.
Advies goederencode 2208 9099”.
2.3. In de BTI is het product als volgt omschreven:
“Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 12,0%, aangeboden in verpakkingen van meer dan 2 liter. Het product, een kleurloze heldere vloeistof, bevat door gisting verkregen alcohol, echter dit percentage bedraagt minder 50 van de totaal aanwezige hoeveelheid alcohol in het eindproduct.”.
3. Het geschil
3.1. In geschil is of de verweerder het onderhavige product terecht ten behoeve van de BTI heeft ingedeeld onder post 2208 90 99 van het GDT.
3.2. Eiseres bepleit indeling van het product onder post 2204 29 65 van het GDT. Ter zitting heeft eiseres haar beroep aangevuld met de subsidiaire grond luidende dat het product ingedeeld dient te worden onder post 2206 00 89.
3.3. Verweerder motiveert de omschrijving en indeling onder post 2208 90 99 van het GDT onder verwijzing naar de indelingsregels 1 en 6, de tekst van de GN-codes 2208, 2208 90 en 2208 90 99 en de uitslag van monsteronderzoek nr. 17598 W 04 van het Laboratorium van de Belastingdienst/Douane te Amsterdam.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De door partijen voorgestane posten luiden als volgt:
Post 2204 29 65
“2204 Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009:
(...)
- andere wijn; druivenmost waarvan de gisting door toevoegen van alcohol is verhinderd of gestuit:
(...)
2204 29 - - andere:
(...)
- - - andere:
- - - - met een effectief alcohol-volumegehalte van niet meer dan 13 % vol:
(...)
- - - - - andere:
- - - - - - witte wijn:
(...)
2204 29 65 - - - - - - - andere”
Post 2208 90 99
“2208 Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:
(...)
2208 90 - andere:
(...)
- - ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol, in verpakkingen inhoudende:
(...)
2208 90 99 - - - meer dan 2l”
Post 2206 00 89
“2206 Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honingdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen:
(...)
- andere:
(...)
- - niet mousserend, in verpakkingen inhoudende:
(...)
- - - meer dan 2 l:
(...)
2206 00 89 - - - - andere”
4.2. Algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN luidt: "(...) voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels." Ingevolge algemene regel 6 zijn mutatis mutandis dezelfde regels van toepassing op de indeling in een postonderverdeling.
4.3. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen zoals omschreven in de tekst van de tariefpost en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken. Daarnaast geldt, dat de Raad als gemeenschapswetgever, onder het toezicht van het Hof van Justitie, bevoegd is de nomenclatuur bij wege van verordening uit te leggen voor de toepassing ervan door de gemeenschap (vgl. Hof van Justitie EG van 8 februari 1990, nr. C-233/88).
4.4. Ingevolge artikel 42, eerste lid, en artikel 43, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (hierna: de “Verordening”) worden voor de bereiding van de onder deze verordening begrepen producten, behalve druivensap en geconcentreerd druivensap, alsmede druivenmost en geconcentreerde druivenmost bestemd voor de vervaardiging van druivensap, toegestane communautaire oenologische procédés en behandelingen vastgesteld en uiteengezet in de bijlagen IV en V.
Bijlage IV luidt, voorzover van belang, als volgt:
1. Oenologische procédés en behandelingen die mogen worden toegepast voor druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven, geconcentreerde druivenmost, alsmede voor jonge, nog gistende wijn: (...)
i. behandeling van witte wijn most en van jonge nog gistende witte met kool voor oenologisch gebruik, tot een bepaald maximum; (...)
(...)
3. Oenologische procédés en behandelingen die mogen worden toegepast voor gedeeltelijk gegiste druivenmost voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, tafelwijn, mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, parelwijn, parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, likeurwijn en v.q.p.r.d.: (...)
o. behandeling van witte wijn met kool voor oenologisch gebruik, tot een bepaald maximum; (...)”
4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat het product afkomstig is van druiven. Evenmin is tussen partijen in geschil dat het product is ontstaan uit vergisting. Verweerder heeft daar echter aan toegevoegd dat het douanelaboratorium heeft vastgesteld dat het product chemisch gezien minder dan 50% gegiste alcohol bevat. De rechtbank is van oordeel dat de herkomst van het product - druiven -, het procédé - de vergisting - en het alcoholpercentage als objectieve kenmerken van het product dienen te worden beschouwd, die in hoge mate beslissend zijn voor de indeling van het product. Gesteld noch gebleken is dat aan het product andere toevoegingen hebben plaatsgehad dan wel andere behandelingen of bewerkingen zijn verricht dan de behandeling met kool, tot naar een door eiseres gesteld maximum percentage. Gelet op voornoemde objectieve kenmerken komt het product naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking voor indeling onder tariefpost 2204 29 65.
4.6. Verweerder erkent dat het product is ontstaan door vergisting, maar stelt zich op het standpunt dat het karakter van wijn vervolgens, waarschijnlijk door de koolbehandeling die het product heeft ondergaan, aan het product is komen te ontbreken. Verweerder heeft geconstateerd dat de gistingsbestanddelen (foezelalcohol) en de geur- en smaakbestanddelen uit de alcohol zijn verwijderd. Uit het reeds aangehaalde artikel 43 van de Verordening leidt de rechtbank af dat, gelet op de bijlagen IV waarnaar in dat artikel wordt verwezen, een behandeling met kool niet aan indeling onder post 2204 29 65 van het GDT in de weg hoeft te staan. De stelling dat een koolbehandeling niet voor oenologisch gebruik zou kunnen zijn omdat de koolbehandeling juist zou worden toegepast om de kenmerkende kleur en geur van de wijn te verminderen c.q. weg te nemen is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor de indeling van het product in het GDT. Deze stelling blijkt immers noch uit de tekst van de tariefpost, noch uit de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken. Nu niet is gebleken dat eiseres het product een ongeoorloofde behandeling heeft laten ondergaan, is naar het oordeel van de rechtbank de koolbehandeling niet zo wezensvreemd dat het product daardoor niet meer op grond van de onder 4.5 genoemde objectieve kenmerken in aanmerking komt voor indeling onder tariefpost 2204 29 65.
4.7. Voor zover verweerder de indeling onder tariefpost 2206 00 89 onder verwijzing naar het besluit van 15 januari 2003, nr. CPP2002/3563M motiveert, overweegt de rechtbank geen ruimte te zien voor toepassing van deze beleidsregel. Gelet op het hiervoor onder 4.5. overwogene is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een mengsel dat zowel gegiste als gedestilleerde alcohol bevat, zoals bedoeld in de hiervoor aangehaalde beleidsregel, maar van een product dat alleen is verkregen uit vergisting.
4.8. De voorgaande rechtsoverwegingen brengen de rechtbank tot de slotsom dat de BTI alsmede de uitspraak waarvan beroep, niet in stand kunnen blijven. De subdisiaire stelling van eiseres behoeft geen behandeling meer.
5. Proceskosten
In de omstandigheid dat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de bij eiseres opgekomen proceskosten, vastgesteld met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op 2 (beroepschrift en verschijnen ter zitting) x 1,5 (gewicht van de zaak) x € 322 = € 966.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep, alsmede de BTI, nummer CC-DD-0000-000000;
- stelt vast dat het goed moet worden ingedeeld onder post 2204 29 65 van het GDT;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten, groot € 966, en wijst de Staat der Nederlanden aan deze kosten aan eiseres te voldoen;
- gelast de Staat der Nederlanden het griffierecht ad € 276 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. E. Polak, voorzitter, en mrs. J.T.M. Nijenhof en A. Roelvink-Verhoeff, leden. De beslissing is op 19 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.H.W. Verdegaal, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.