RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 287768 / VV EXPL 05-130
datum uitspraak: 3 november 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiseres]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. J.V. Dijksma
Aldi Zaandam B.V.
te Zaandam
gedaagde partij
hierna te noemen Aldi
gemachtigde mr. H. Dammingh
Op gronden zoals in de dagvaarding vermeld heeft [eiseres] een vordering ingesteld tegen Aldi strekkende tot het verkrijgen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad.
Op deze terechtzitting heeft Aldi geconcludeerd voor antwoord.
Daarna hebben partijen hun respectieve standpunten nader toegelicht.
De gemachtigden van partijen hebben zich daarbij bediend van pleitnotities.
De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen. Deze aantekeningen worden zo nodig in de vorm van een proces-verbaal uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald, te 14.00 uur.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
[eiseres] vordert als onmiddellijke voorziening bij voorraad dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Aldi kort gezegd zal veroordelen om [eiseres] weer tot de overeengekomen werkzaamheden toe te laten en het loon c.a. door te betalen, met wettelijke verhoging en rente en met veroordeling van Aldi in de proceskosten.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
In deze procedure zijn de volgende feiten vooralsnog voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eiseres] is op 1 november 2002 op arbeidsovereenkomst bij Aldi in dienst getreden voor onbepaalde tijd in de functie van caissière. Het laatstgenoten loon bedraagt € 1.504,42 bruto per maand op basis van een 32-urige werkweek, exclusief vakantiebijslag. [eiseres] was werkzaam in het filiaal van Aldi aan de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam.
2. [eiseres], een Surinaamse moeder van vijf kinderen, waaronder een drietal grote jongens, werd op 20 juni 2005 geconfronteerd met een vijftal vervelende, eveneens Surinaamse jongelui in de supermarkt. Er werd geschreeuwd en het was de bedoeling dat die jongelui de zaak zouden verlaten, waartoe zij door [eiseres] op niet mis te verstane wijze werden uitgenodigd. Dat is uiteindelijk ook gelukt, zij het dat [eiseres] op een gegeven ogenblik buiten slaags is geraakt met één van hen. Het betreft een (in elk geval groot uitgevallen) jongen, die een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van [eiseres], waarna zij hem met de vlakke hand een klap (terug) heeft verkocht.
3. Nadat de assistent-bedrijfsleider [bedrijfsleider] ook buiten was gekomen is [eiseres] terug naar binnen gegaan. Daarna hebben de jongelui buiten nog een tijdje staan schreeuwen tegen [bedrijfsleider], waarna zij vertrokken en de rust was weergekeerd. [bedrijfsleider], die toen de leidinggevende was van [eiseres], heeft verder geen actie ondernomen, noch richting [eiseres] noch richting het hogere management.
4. Op 23 juli 2005 meldde zich de wijkagent bij het filiaal. De geslagen jongen had inmiddels aangifte gedaan van mishandeling. Nadat de wijkagent met [eiseres] en de toen dienstdoende assistent-bedrijfsleider had gesproken liet de wijkagent weten dat hij de zaak zou opleggen. De dienstdoende assistent-bedrijfsleider, de collega dus van [bedrijfsleider], heeft daarop alsnog melding gemaakt van het voorval aan het management, de heer [districtleider] (districtleider).
5. Op 25 juli 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen genoemde [districtleider] en [eiseres], waarna [eiseres] werd geschorst. Deze schorsing is bij brief van 27 juli 2005 schriftelijk bevestigd. Als schorsingsgrond is vermeld dat [eiseres] een jonge klant enkele malen in het gelaat zou hebben geslagen, hetgeen haaks staat op de bedrijfsregels en waardoor Aldi in diskrediet zou worden gebracht. Bij brief van 28 juli 2005 is deze schorsing omgezet in een ontslag op staande voet met als (bijkomende) motivering, dat Aldi geen basis meer zag voor een verdere samenwerking.
6. Eind 2004 is [eiseres] gedurende twee dagen disciplinair geschorst geweest wegens een geconstateerde onregelmatigheid met een emballagebon. Dat was in Purmerend. Naar aanleiding daarvan is zij overgeplaatst naar Amsterdam.
De beoordeling van het geschil
Het gaat er in deze zaak om of het op 28 juli 2005 gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijk zal standhouden.
Aldi meent van wel. Volgens haar is [eiseres], daartoe geprovoceerd door een Surinaams scheldwoord, de jongelui zonder noodzaak achterna gerend toen zij de winkel verlieten, waarna zij één van hen zou hebben mishandeld. Dat is volgens Aldi onacceptabel. Volgens de aan [eiseres] bekend gemaakte instructies had zij zich daarvan moeten onthouden. Een dergelijke wijze van optreden is in flagrante strijd met het klantvriendelijke beleid dat Aldi voert en plaatst haar bovendien in een kwaad daglicht. Ook al zou [eiseres] buiten in een situatie zijn gekomen dat zij zich moest verdedigen, dan nóg pleit haar dit niet vrij. Zij had daar helemaal niet hoeven en mogen komen. Volgens de instructies had zij de assistent-bedrijfsleider moeten waarschuwen, die de zaak dan had moeten oplossen. Anders dan [eiseres] meent Aldi dat het ontslag wel degelijk onverwijld is gegeven, nu de assistent-bedrijfsleider niet de bevoegdheid had om zelf maatregelen te nemen en het management pas later weet kreeg van de gebeurtenis. Vervolgens is snel en adequaat gehandeld. Overigens moet bij dit alles, onder toepassing van de laatste druppel theorie, ook rekening worden gehouden met het hiervoor onder 6. bedoelde incident.
[eiseres] meent van niet. Zij betwist dat zij de lastige jongelui achterna is gerend. Wèl is zij met die jongelui meegelopen naar de uitgang, om te verzekeren dat zij werkelijk vertrokken. Juist is dat zij vervolgens buiten is geraakt, waar zij werd ingesloten en zich moest verdedigen tegen één van die jongens, een kop groter dan zij, die naar haar uithaalde. Toen de assistent-bedrijfsleider ter plaatse kwam is zij weggegaan. Nadat de jongelui vertrokken waren is zij niet door de assistent-bedrijfsleider aangesproken op het gebeuren. Zij mocht gewoon doorwerken. Pas nadat de wijkagent zich had gemeld ging het balletje rollen, richting management en weer terug, richting haar. [eiseres] ziet niet in dat zij zich had moeten laten mishandelen. Zij heeft slechts het beste voorgehad met de winkel, die door die jongelui werd belaagd. [eiseres] meent dat er geen goede grond was voor een ontslag op staande voet, dat bovendien veel te laat is gegeven. Het incident van eind 2004 heeft niets met de onderhavige zaak te maken en wordt er nu pas met de haren bijgesleept.
Naar mijn voorlopig oordeel moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat het gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure geen stand zal houden, wegens het ontbreken van een dringende reden in de zin van artikel 7.677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Elke vergelijking met eerdere, geruchtmakende zaken, waarbij agressieve winkelmedewerkers slaags raakten met klanten gaat in deze volledig mank. We hebben hier immers niet van doen met een wraakzuchtige medewerkster die samen met anderen een (vermeende) winkeldief of andere onverlaat achtervolgde om deze na aanhouding in elkaar te kunnen slaan. Wat wèl gebeurd is, is dat een stoere Surinaamse huismoeder, die haar mannetje staat richting brutale pubers, op haar werk werd geconfronteerd met een stel klierende jongelui, waarna zij deze kordaat de winkel heeft uitgezet. Daarna heeft een van die jongens het bestaan om zijn hand op te heffen tegen deze vrouw, die zijn moeder had kunnen zijn, waarop zij hem een draai om zijn oren heeft verkocht. Nu zeggen verstandige juristen in zo’n geval natuurlijk onmiddellijk dat dit niet verstandig was, hetgeen maatschappelijk gezien overigens nog maar de vraag is, maar ik kan daar toch echt geen dringende reden voor ontslag in zien. Ik snap best dat Aldi liever niet betrokken wil worden bij dergelijke incidenten, maar het probleem is dat Aldi dat niet voor het zeggen heeft, omdat allerhande lastpakken haar winkels nu eenmaal niet links laten liggen. Aldi zal hebben te accepteren dat haar werknemers daardoor gemakkelijk in crisissituaties terecht komen. Belaagde werknemers verdienen in beginsel de steun van hun werkgever. Het opstellen van allerhande “spelregels” kan daarbij wellicht van enig nut zijn, maar ik vind niet dat Aldi zich, als er dan een keer wat voorvalt, als het ware achter die spelregels mag verstoppen en daarmee alle verantwoordelijkheid bij eenvoudige werkneemsters als [eiseres] mag neerleggen. Zo van: ons kunt u niks verwijten, want we hebben onze werknemers instructies gegeven! Natuurlijk is het niet de bedoeling dat winkelmedewerkers voortdurend vechtend over straat rollen met door Aldi eufemistisch als “klanten” aangeduide onverlaten. En het is zeker niet de bedoeling dat zij, zoals hier voor reeds werd aangestipt, mensen gaan achtervolgen om ze in elkaar te slaan. Maar dat is van een geheel andere orde dan wat hier is gebeurd. Het sop is gewoon de kool niet waard, dat is waar het op neerkomt. Dát zal ook de reden zijn geweest dat assistent-bedrijfsleider [bedrijfsleider] het incident niet heeft gemeld.
Aan [eiseres] moet naar mijn voorlopig oordeel verder worden toegegeven dat het incident van eind 2004 geen rol mag spelen bij dit ontslag, al was het maar omdat uit niets blijkt dat [eiseres] dit bij het ontslag had moeten begrijpen.
Samenvattend ligt de vordering, waartegen verder geen verweer is gevoerd, voor toewijzing gereed, alles zoals hierna nader te bepalen. Ik zal de wedertewerkstelling op korte termijn gelasten . De gevorderde wettelijke verhoging zal ik voorshands matigen tot € 1.000,--.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
I. Aldi wordt veroordeeld om [eiseres] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis wederom de overeengekomen werkzaamheden te laten verrichten onder dezelfde voorwaarden en afspraken als voorheen.
II. Aldi wordt veroordeeld om aan [eiseres] te betalen de somma van € 1.504,42 bruto per maand vanaf 28 juli 2005 tot het tijdstip waarop het dienstverband rechtsgeldig zal eindigen, vermeerderd met € 1.000,-- aan wettelijke verhoging en vermeerderd met de wettelijke rente over de loonbedragen vanaf de respectieve vervaldata en over de wettelijke verhoging vanaf de dag van dagvaarden, alles tot de dag dat betaald is.
III. Aldi wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 588,60 waarvan € 400,-- wegens salaris van de gemachtigde. De explootkosten ad € 85,60 het in debet gestelde vastrecht ad € 77,25 en het salaris gemachtigde ad € 300,-- moeten aan de griffier van de rechtbank Haarlem worden betaald, door storting op rekeningnummer 19.23.25.833 t.n.v. Arrondissement 540 Haarlem, onder vermelding van het zaaknummer. Het restant ad € 25,75 moet rechtstreeks worden betaald aan de gemachtigde van [eiseres].
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.