ECLI:NL:RBHAA:2005:AU5731

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
268176 / CV EXPL 05-1729
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeclaim reisverzekering en onjuiste informatie door verzekerde

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen Postbank Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde partij, die een schadeclaim had ingediend na verlies van bagage tijdens een vakantie in Spanje. De gedaagde, die in april/mei 2003 met haar gezin naar Spanje reisde, had een reisverzekering afgesloten bij Postbank. Na het verlies van een damestas met waardevolle inhoud, deed zij aangifte bij de politie en claimde zij de waarde van de verloren goederen bij Postbank. Postbank had echter twijfels over de juistheid van de claim, omdat deze afweek van de aangifte en er onduidelijkheden waren over de waarde en herkomst van de opgegeven goederen. Na een onderzoek door twee onderzoekers, waarbij de gedaagde haar verhaal meerdere keren wijzigde, besloot zij uiteindelijk haar schadeclaim niet langer te handhaven.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde zich schuldig had gemaakt aan het verstrekken van onjuiste en onvolledige informatie, wat in strijd was met de polisvoorwaarden van de verzekering. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde onvoldoende zorgvuldigheid had betracht bij het indienen van haar claim en dat Postbank daardoor extra onderzoekskosten had moeten maken. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van deze kosten, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De uitspraak benadrukte dat de gedaagde niet kon aantonen dat haar onjuiste opgaven haar niet konden worden toegerekend, en dat de bewijsvoering in een civiele zaak anders is dan in een strafzaak. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 268176 / CV EXPL 05-1729
datum uitspraak: 3 november 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Postbank Schadeverzekeringen N.V.
te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen Postbank,
gemachtigde deurwaarder C. Th. Snijder,
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde mr. H.H.Q. Abeln.
De procedure
Postbank heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
De vordering
Postbank vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan Postbank te betalen de somma van € 999,96 met (verdere) rente en kos-ten. Het gaat in hoofdsom om extra onderzoekskosten die Postbank stelt te hebben moeten maken naar aanleiding van een onjuiste en/of onwaarachtige schadeclaim van de Wit.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering. Betwist wordt dat een onjuiste en/of onwaarachtige schadeclaim is gedaan.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [gedaagde] heeft in april/mei 2003 met haar dochter en 3 kleinkinderen een vakantiereis gemaakt naar Spanje. Zij had voor die reis een reisverzekering afgesloten bij Postbank, die onder meer verlies van bagage dekt.
1. Op 27 april 2003 heeft [gedaagde] bij de plaatselijke politie aangifte gedaan van verlies van een zwarte leren damestas met daarin een aantal artikelen, zoals een bruin lederen portemonnee (met € 1.200,--) alsmede een drietal brillen, waaronder een zonnebril met geslepen glazen.
3. Op 30 mei 2003 heeft [gedaagde] bij Postbank de waarde van de volgens haar verloren goederen geclaimd, waaronder wederom een leren damestas van € 270,-- een Luis Vuitton-portemonnee van € 295,-- en vier brillen, waaronder een op volgens haar op 28 maart 2003 aangekochte zonnebril van € 680,--.
4. Postbank vatte twijfels op over de juistheid van de hiervoor bedoelde claim, dit met name gezien de omstandigheid dat er, gelet op de inhoud van de vermiste damestas, in totaal wel erg veel goederen als vermist waren opgegeven en verder omdat de claim op punten afweek van de aangifte bij de politie. Zij heeft daarop een onderzoek laten instellen door [onderzoeker 1] en [onderzoeker 2].
5. Geconfronteerd met de bedenkingen van Postbank heeft [gedaagde] toen gezegd dat de verloren damestas zich op zijn beurt, met de andere als vermist opgegeven goederen, in een weekendtas zat, die ze dus ook was kwijtgeraakt.
6. Volgens het uitgebreide verslag van voormeld onderzoek heeft [gedaagde] verder gezegd dat zij de Luis Vuitton-portemonnee in 2002 voor haar verjaardag heeft gekregen van haar schoonzoon. [gedaagde] is jarig in mei. De portemonnee, waarvan een bon als bewijsstuk aan Postbank is gegeven, is echter gekocht op 31 december 2002.
1. Volgens het uitgebreide verslag van voormeld onderzoek heeft [gedaagde] verder gezegd dat zij de zonnebril met geslepen glazen ad € 680,-- zelf had gekocht bij een opticien in de Kinkerstraat te Amsterdam en dat zij de daarvoor overgelegde nota later opnieuw had laten opmaken (pro forma nota) omdat zij de originele nota kwijt was. Blijkens het onderzoek betrof het echter een originele nota van de firma Stoeltie in de P.C. Hooft-straat te Amsterdam, waar [gedaagde] noch haar dochter in het geautomatiseerde klantensysteem voorkwamen, terwijl de zonnebril in kwestie bovendien niet met geslepen glazen was verkocht. Daarmee geconfronteerd veranderde [gedaagde] haar verhaal en verklaarde ze nu dat ze de betreffende zonnebril van haar schoonzoon cadeau had gehad en dat ze daar later bij een opticien in de Kinkerstraat geslepen glazen had laten inzetten. Van dat laatste kon zij geen nota overleggen.
8. Tenslotte heeft [gedaagde] laten weten haar schadeclaim niet langer te willen handhaven.
9. Ingevolge het bepaalde in artikel 6 van de toepasselijke polisvoorwaarden verspeelt een verzekerde elk recht op uitkering indien, kort samengevat, een onjuiste, of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven welke voor een beoordeling van de schadeclaim van belang kan zijn. In zo’n geval is de verzekerde tevens verplicht de door Postbank gemaakte extra onderzoekskosten te vergoeden.
De beoordeling van het geschil
Aan [gedaagde] moet worden toegegeven dat voldoende aannemelijk is geworden dat zij inderdaad schade heeft geleden doordat een tas met inhoud is kwijtgeraakt. Daar gaat het in deze zaak echter niet om. Waar het om gaat is of [gedaagde] zich vervolgens jegens Postbank nu wel of niet heeft schuldig gemaakt aan het verstrekken van onware en/of onvolledige gegevens.
Ik beantwoord die vraag bevestigend.
Voor wat betreft de hiervoor besproken zonnebril is immers voldoende gebleken dat [gedaagde] haar aanvankelijke verhaal heeft veranderd, nadat zij was geconfronteerd met de feitelijke onjuistheid daarvan. Dat een en ander zou zijn terug te voeren op een oneerlijke, althans onjuiste verslaglegging van de onderzoekers is niet aannemelijk geworden. Daarnaast komt ook de uiteindelijke verklaring, te weten dat de zonnebril een cadeau was en dat zij daar later geslepen glazen in heeft laten zetten, ongeloofwaardig voor. Dat dit alles zou zijn terug te voeren op een misverstand kan ik evenmin geloven. [gedaagde] heeft inmiddels alle tijd gehad om met een wèl plausibel verhaal te komen. Daarin is zij echter niet geslaagd. Overigens hoeft Postbank blijkens de polisvoorwaarden geen kwaad opzet te bewijzen. Voldoende is dat blijkt van een onware opgave. Het was vervolgens aan [gedaagde] om aannemelijk te maken dat dit haar in redelijkheid niet kan worden toegerekend. Van dat laatste is in elk geval geen sprake gebleken, nu [gedaagde] in gemoede niet kan ontkennen dat zij op z'n minst onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het opstellen van haar schadeclaim.
Daarbij komt nog de kwestie van de Luis Vuitton-portemonnee. Dat de schoonzoon van [gedaagde] in december 2002 een dergelijk duur verjaardagscadeau zou hebben gekocht voor de in mei verjarende [gedaagde] is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenzeer bijzonder ongeloofwaardig. Ik heb er goede nota van genomen dat [gedaagde] (ook) deze verklaring heeft gewijzigd. In deze procedure stelt zij zich thans op het standpunt dat zij de portemonnee bij een andere gelegenheid ten geschenke heeft gekregen. Dit maakt weer een hoogst onbetrouwbare indruk. In elk geval staat daarmee vast dat de Wit ook op dit punt een onware verklaring heeft afgelegd, zo niet de tweede keer, dan toch wel de eerste keer!
Door dit gedraai over de feiten is Postbank hoe dan ook op het verkeerde been gezet en heeft ze de nodige extra onderzoekskosten moeten maken. Dat valt aan [gedaagde] toe te rekenen, die immers direct de juiste gegevens had moeten verstrekken.
Dat de tegen [gedaagde] gedane aangifte wegens oplichting/ valsheid in geschrifte niet heeft geleid tot een strafrechtelijke vervolging kan niet afdoen aan het voorgaande, al was het maar omdat de bewijslevering in een strafzaak van geheel andere aard is dan die in een civiele zaak.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat [gedaagde] schadeplichtig is geworden. De hoogte van de door Postbank gemaakte extra onderzoekskosten is niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Deze zijn dus toewijsbaar, met inbegrip van rente en buitengerechtelijke incassokosten waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan Postbank te betalen de somma van € 999,96 met de wettelij-ke rente over € 808,01 vanaf 21 februari 2005 tot de dag dat alles betaald is.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van Postbank tot op heden begroot op € 434,88 waarvan € 200,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.