ECLI:NL:RBHAA:2005:AU5697
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een huurovereenkomst uit 1980 met betrekking tot een standplaats voor een wooncaravan
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 2 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen stichting De Olmenhorst en de gedaagden over de huurovereenkomst die in 1980 werd gesloten. De kern van het geschil betreft de vraag of de huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd als huur van woonruimte in de zin van artikel 7:233 BW, wat zou betekenen dat de huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn. De Olmenhorst, de verhuurder, heeft de overeenkomst opgezegd en vordert ontruiming van het gehuurde, terwijl de gedaagden, die sinds 1980 op het perceel wonen, zich verzetten tegen deze ontruiming.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke bedoeling van partijen bij het aangaan van de huurovereenkomst was om de gedaagden woonruimte te verschaffen. Dit blijkt uit de tekst van de overeenkomst en de feitelijke gang van zaken, waarbij de gedaagden in de loop der jaren de wooncaravan hebben vervangen door een woning. De kantonrechter oordeelt dat de omstandigheid dat de standplaats niet onder de huidige wettelijke definitie valt, niet afdoet aan de huurbescherming die de gedaagden genieten. De rechter concludeert dat de vorderingen van De Olmenhorst moeten worden afgewezen, omdat de huurovereenkomst, ondanks de gewijzigde omstandigheden, nog steeds als huur van woonruimte moet worden gekwalificeerd.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de vorderingen van De Olmenhorst worden afgewezen en dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis benadrukt het belang van de oorspronkelijke partijbedoeling bij het aangaan van een huurovereenkomst en de bescherming van huurders tegen onterecht verlies van huurbescherming.