ECLI:NL:RBHAA:2005:AU5582

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
286624 AZ VERZ 05-642
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst na diefstal van een klein bedrag uit de jas van een collega

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 oktober 2005 uitspraak gedaan over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen Stichting Doopsgezind Zorgcentrum "Het Mennistenerf" en een medewerker, hierna te noemen [verweerster]. De arbeidsovereenkomst bestond sinds 11 december 1995 en de laatste functie van [verweerster] was medewerker linnenkamer, met een laatstverdiend salaris van € 1.392,24 bruto per maand. De aanleiding voor het verzoek tot ontbinding was een incident van diefstal, waarbij [verweerster] op 7 september 2005 werd betrapt op het stelen van € 0,50 uit de jaszak van een collega, wat werd vastgesteld door een camera die in de kleedruimte was geplaatst naar aanleiding van eerdere meldingen van vermissing van geldbedragen.

Na haar bekentenis werd [verweerster] op 9 september 2005 geschorst. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek zouden leiden. Ook bleek er geen sprake te zijn van ontslagverboden zoals bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden voldoende gewichtige redenen opleverden om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden.

De rechtbank oordeelde dat [verweerster] geen recht had op een vergoeding, aangezien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geheel of in overwegende mate aan haar te wijten was. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 oktober 2005, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier. De beslissing was dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2005 werd ontbonden zonder toekenning van een vergoeding, en dat iedere partij de eigen kosten moest dragen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
Zaaknr. 286624 AZ VERZ 05-642
datum 25 oktober 2005
BESCHIKKING
tot ontbinding arbeidsovereenkomst
inzake
Stichting Doopsgezind Zorgcentrum “Het Mennistenerf”
te Zaandam
verzoekende partij
gemachtigde mr. F.C. Waardenburg
tegen
[verweerster]
te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde mr. M. Butter
Het verzoek
Het verzoek van Mennistenerf strekt tot ontbinding van een tussen partijen gesloten arbeidsovereen-komst.
Het verzoek is in de eerste plaats gebaseerd op feiten en omstandigheden die een dringende reden voor ontslag op staande voet zouden kunnen opleveren, te weten diefstal van geld uit kleding van een collega.
Subsidiair is het verzoek is gebaseerd op gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 7:685 BW, te weten het blijvend wegvallen van het in [verweerster] te stellen vertrouwen.
Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Het verweer.
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek.
Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Vergoeding
Voor het geval van toewijzing van het verzoek is door [verweerster] gevraagd om toekenning van een vergoeding van € 60.986,64 bruto, althans een redelijke vergoeding.
Mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 18 oktober 2005.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de terechtzitting is voorgevallen. Deze worden zo nodig uitgewerkt in een proces-verbaal.
De gemachtigden van partijen hebben een pleitnota overgelegd.
De inhoud van alle processtukken wordt hier als hier overgenomen beschouwd.
De uitspraak is tenslotte bepaald op vandaag keuze te 14.00 uur.
Vaststaande feiten
In deze procedure mag worden uitgegaan van de volgende feiten omdat deze voldoende aannemelijk zijn geworden.
1. Tussen partijen bestaat sinds 11 december 1995 een arbeidsovereenkomst. De (laatste) functie van [verweerster], die thans 59 jaar oud is, was medewerker linnenkamer. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 1.392,24 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en eindejaarsuitkering.
2. Naar aanleiding van diverse meldingen van vermissing van kleine geldsbedragen van medewerkers, heeft Mennistenerf een camera opgehangen in de kleedruimte, waarvan ook [verweerster] gebruik maakt. Op 7 september 2005 is met behulp van die camera geconstateerd dat [verweerster] iets pakte uit de jas van een collega. Daarmee geconfronteerd heeft zij bekend een geldstuk uit die jaszak te hebben weggenomen.
3. Aansluitend aan haar bekentenis is [verweerster] op 9 september 2005 geschorst.
Beoordeling van het verzoek
Ontvankelijkheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden komen vast te staan, die zouden nopen tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.
Ontslagverboden
Ik heb mij ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een verbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst of een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670 en 670a van het Burgerlijk Wetboek, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat blijkt niet het geval.
Ontbinding of niet
Voldoende is gebleken van omstandigheden, die een voldoende gewichtige reden opleveren om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbin-den.
Vast is komen te staan dat [verweerster] zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van geld uit een jaszak van een collega. Het mag waar zijn dat het daarbij slechts om een klein bedrag ging ([verweerster] zegt 50 eurocent), maar dat neemt niet weg dat [verweerster] zich daardoor onmogelijk heeft gemaakt, met name in de relatie tot haar collega’s. In het midden kan blijven of [verweerster] zich reeds eerder, zoals Mennistenerf denkt, aan zulk een delict heeft schuldig gemaakt. Zij heeft wat dat betreft in ieder geval de schijn tegen. Haar collega’s vertrouwen haar niet meer, hetgeen volstrekt begrijpelijk is. Het voortduren van het dienstverband is dan ook geen serieus te nemen optie meer.
Daaraan kan niet afdoen dat [verweerster], zoals namens haar is aangevoerd, ten tijde van het delict mogelijk in een staat van overspannenheid verkeerde, vanwege beslommeringen in de privé-sfeer.
Daaraan kan evenmin afdoen dat het dienstverband bijna 10 jaar heeft geduurd en dat het hier een oudere werkneemster betreft. Dat mogen strafrechtelijk bezien allemaal verzachtende omstandigheden opleveren, maar een strafrechtelijke sanctie is hier nu eenmaal niet aan de orde. Waar het om gaat is of van Mennistenerf in redelijkheid kan worden gevergd het dienstverband te laten voortduren, welke vraag ontkennend moet worden beantwoord.
Tenslotte kan daaraan niet afdoen dat de diefstal is ontdekt met een (voor [verweerster]) verborgen camera in de kleedkamer, al was het maar omdat het [verweerster] –zoals nog is gebleken- bekend was dat in het tehuis waar zij werkte door middel van camera’s toezicht werd gehouden op haar en andermans eigendommen. Uiteraard was het een verrassing voor haar dat er opeens ook een camera in de kleedkamer hing, nadat daar was gestolen, maar dat maakt de bewijsvergaring (in elk geval civielrechtelijk) nog niet onrechtmatig.
Vergoeding
Ik ben van mening dat aan [verweerster] in redelijk-heid geen vergoeding toekomt ten laste van de wederpartij. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is immers geheel dan wel in overwegende mate aan haar te wijten, althans behoort geheel dan wel in overwegende mate tot haar risicosfeer.
Kosten
Omtrent de proceskosten moet worden geoordeeld zoals hierna bepaald.
Beslissing
De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wordt met ingang van 1 november 2005 ontbonden zonder toekenning van een vergoeding.
Iedere partij moet de eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.