ECLI:NL:RBHAA:2005:AU3324

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
206524
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor psychische schade en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Haarlem, staat de aansprakelijkheid van de werkgever, Holland Catering Specialisten B.V. (HCS), centraal. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A.I. Gerards, stelt dat zij sinds 18 juli 2001 arbeidsongeschikt is voor haar werkzaamheden bij HCS, en vraagt om schadevergoeding voor de psychische schade die zij heeft geleden. De kantonrechter heeft eerder deskundigen benoemd om de arbeidsongeschiktheid en de beperkingen van de eiseres te onderzoeken. De deskundigen, drs. W.R. Eeuwen en mevrouw M.F. van der Kleij, hebben vastgesteld dat de eiseres inderdaad arbeidsongeschikt is voor 25% van haar werkzaamheden bij HCS gedurende de periode van 18 juli 2001 tot 1 mei 2002. Ze hebben ook geconcludeerd dat de werkzaamheden van de eiseres in haar eigen onderneming geen invloed hebben gehad op haar arbeidsongeschiktheid.

De kantonrechter oordeelt dat HCS aansprakelijk is voor de schade die de eiseres heeft geleden als gevolg van deze arbeidsongeschiktheid, tenzij HCS kan aantonen dat nakoming van haar zorgplicht de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen. De rechter verwijst naar eerdere vonnissen waarin is overwogen dat de werkgever verantwoordelijk is voor de zorgplicht ten aanzien van de werknemer. De deskundigen hebben bevestigd dat er sprake is van een situationele arbeidsongeschiktheid, maar dat de eiseres in staat is om werkzaamheden te verrichten bij een andere werkgever, mits rekening wordt gehouden met haar beperkingen.

De kantonrechter besluit de zaak naar de rol te verwijzen, zodat de eiseres haar schade kan concretiseren en specificeren voor de periode waarin zij arbeidsongeschikt was. De vordering van de eiseres wordt gedeeltelijk toegewezen, en de zaak wordt voortgezet op 22 juni 2005 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 206524
datum vonnis: 25 mei 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE HAARLEM
in de zaak van:
[eiseres],
te [woonplaats],
EISERES,
hierna: [eiseres],
gemachtigde mr. M.A.I. Gerards, SRK Rechtsbijstand,
--tegen--
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND CATERING SPECIALISTEN B.V.,
te Haarlem,
GEDAAGDE,
hierna: HCS,
gemachtigde H. Terhoeven.
1. Het verloop van de procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 6 oktober 2004 uitgespro-ken tussenvonnis en de daar-in ge-noemde stukken,
- het verslag van de deskundigen drs. W.R. Eeuwen, bedrijfsarts/verzekeringsarts en mevrouw M.F. van der Kleij, arbeidsdeskundige,
- de akte uitlating verslag deskundigenonderzoek van [eiseres],
- de akte uitlating na deskundigenbericht van HCS, met producties.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 Bij het vonnis van 11 augustus 2004 zijn aan de deskundigen de volgende vragen voorgelegd:
a. Is [eiseres] sedert 18 juli 2001 arbeidsongeschikt voor haar eigen werkzaam-heden bij HCS?
b. Indien u vraag a. bevestigend beantwoordt: Voor welk percentage is [eiseres] arbeidsongeschikt? Is er sprake van beperkingen en zo ja welke zijn dat dan?
c. Indien sprake is van beperkingen: Sedert wanneer gelden die beperkingen en tot wanneer hebben zij bestaan of bestaan deze beperkingen nog steeds?
d. Indien u vraag a. bevestigend beantwoordt: Hebben de werkzaamheden van [eiseres] in haar eigen onderneming invloed gehad op het ontstaan en/of de mate van arbeidsongeschiktheid en zo ja hoe groot was die invloed procentueel?
e. Is [eiseres] in staat werkzaamheden te verrichten bij een andere werkgever dan HCS en zo ja welke werkzaamheden zijn dat dan en voor hoeveel procent?
f. Geeft Uw onderzoek U overigens nog aanleiding tot het ma-ken van opmerkin-gen?
2.2 Nadat bij het vonnis van 11 augustus 2004 drs. W.R. Eeuwen (hierna: Eeuwen) tot deskundige was benoemd, is bij het latere vonnis van 6 oktober 2004 bepaald dat deze deskundige zijn onderzoek mocht uitbreiden met een arbeidsdeskundig onderzoek in samenwerking met mevrouw M.F. van der Kleij. (hierna: Van der Kleij). De beide genoemden hebben thans hun verslag van 3 februari 2005 ingediend (hierna: het deskundigenverslag).
2.3 Het deskundigenverslag vermeldt de volgende beantwoording op de bovenge-noemde vragen:
ad vraag a.:
“Mevrouw [eiseres] is sedert 18 juli 2001 arbeidsongeschikt voor haar eigen werkzaamheden bij HCS.”
ad vraag b.:
“Mevrouw is beperkt op het gebied van:
- concentreren, mevrouw kan niet langdurig achtereen geconcentreerd taken uitvoeren.
- het verdelen van aandacht over verschillende aandachtspunten is beperkt mogelijk.
- het dragen van grote verantwoordelijkheid en een groot afbreukrisico is beperkt.
- het werken onder grote tijdsdruk is beperkt mogelijk.
- frequent buigen, torderen, tillen (>10kg), langdurig gebogen staan, langdurig boven het hoofd moeten functioneren.
Met deze beperkingen wordt mevrouw in staat geacht werkzaamheden te verrichten.
Voorbeeld functies waaraan eventueel gedacht kan worden zijn:
- verkoopster meubelzaak
- receptioniste verzorgings- en bejaardenhuis
- telefoniste
- medewerker zelftankstation.
Met de functies is er sprake van een inkomensderving van 25%. De mate van ar-beidsongeschiktheid komt daarmee op 25%.
Uitvoerend werk als cateringmedewerker is minder geschikt vanwege de bestaande rugklachten”
ad vraag c.:
“De beperkingen bestaan sedert 18-07-2001 en bestaan nog steeds. In ieder geval sedert 1-5-2002 is mevrouw rekening houdend met de aangegeven beperkingen in staat te achten werkzaamheden als boven aangegeven te kunnen verrichten.”
ad vraag d.:
Deze vraag is door Eeuwen en Van der Kleij ontkennend beantwoord.
ad vraag e.:
“Mevrouw moet in staat geacht worden werkzaamheden te kunnen verrichten bij een andere werkgever.
Lopende het conflict, waarbij rekening gehouden dient te worden met de reeds aangedragen beperkingen, wordt mevrouw in staat geacht de hierboven aangege-ven voorbeeld functies te kunnen uitvoeren. Er is geen reden een urenrestrictie toe te passen.
Ervan uitgaande dat bij het verrichten van werkzaamheden bij een andere werkge-ver sprake is van normale arbeidsverhoudingen en er geen geschil meer aan de orde is, wordt er vanuit gegaan dat de beperkingen niet aan de orde zijn en me-vrouw in staat is haar eigen maat-gevende arbeid van cateringmanager te kunnen uitvoeren.”
ad vraag f.:
“Het is duidelijk dat er sprake is van een conflict wat door beide partijen onvol-doende is opgepakt. De werkgever is niet oplossend gericht geweest. Daarnaast is mevrouw ook niet bij machte geweest om tot een goede dialoog met haar werkgever te komen.”
2.4 In het vonnis van 12 mei 2004 is onder 5.7 overwogen dat, indien de arbeidson-geschiktheid van [eiseres] komt vast te staan, het causale verband tussen die arbeidsongeschiktheid en de bij HCS verrichte werkzaamheden moet worden aangeno-men.
2.5 Het door Eeuwen en Van der Kleij verrichte onderzoek beantwoordt de onder a. gestelde vraag bevestigend. Hun onderzoek wijst echter ook uit dat [eiseres] wel geschikt is om elders werkzaamheden te verrichten met inachtneming van de in het verslag vermelde beperkingen. Daarmee wordt bevestigd, zoals in het vonnis van 12 mei 2004 onder 5.3 ook al is opgemerkt, dat sprake is van een situationele arbeidsonge-schiktheid. In zoverre heeft HCS gelijk wanneer zij daarop doelt in haar akte na deskundigenbericht. Dit wordt ook nog bevestigd door het antwoord van Eeuwen en Van der Kleij op vraag f., namelijk: dat beide partijen het conflict onvoldoende hebben opgepakt. Een en ander neemt niet weg dat naast die situationele arbeidsongeschiktheid ook sprake is van arbeidsongeschiktheid in de werkelijke zin van het woord ten gevolge van de in het verslag van Eeuwen en Van der Kleij genoemde beperkingen gedurende de na te noemen periode.
2.6 Op grond van de bevindingen van Eeuwen en Van der Kleij is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] in de periode van 18 juli 2001 tot 1 mei 2002 voor 25% arbeidsongeschikt was voor het verrichten van haar werkzaamheden voor HCS.
2.7 Zoals in het vonnis van 12 mei 2004 onder 5.8 voorts is overwogen, is HCS daarvoor aansprakelijk tenzij stelt en bewijst dat nakoming van haar zorgplicht de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen. Ook daarnaar hebben Eeuwen en Van der Kleij in het kader van vraag d. onderzoek verricht.
2.8 Uit het onderzoek van Eeuwen en Van der Kleij blijkt dat de werkzaamheden van [eiseres] in haar eigen onderneming geen invloed hebben gehad op het ontstaan of de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiseres]. Andere feiten en/of omstandigheden die, indien bewezen, de conclusie zouden rechtvaardigen dat nakoming van de zorgplicht de arbeidsongeschiktheid niet zou hebben voorkomen, zijn onvoldoende gesteld of gebleken, zodat geen aanleiding bestaat HCS tot bewijslevering toe te laten.
2.9 HCS is op grond van het vorenstaande aansprakelijk voor de schade die [eiseres] lijdt ten gevolge van de 25% arbeidsongeschiktheid over de periode van 18 juli 2001 tot 1 mei 2002. Uit het deskundigenverslag blijkt dat [eiseres] in ieder geval sedert 1 mei 2002 in staat moet worden geacht werkzaamheden te verrichten. Ook uit dat verslag blijkt dat indien [eiseres] die werkzaamheden elders verricht geen sprake is van beperkingen. Zij moet dus geacht worden in staat te zijn vanaf 1 mei 2002 elders haar werkzaamheden te verrichten zonder beperkingen. Dat betekent dat na 1 mei 2002 geen sprake meer is van schade waarvoor HCS aansprakelijk kan worden geacht.
2.10 Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering onder a. toewijsbaar is voor de periode van 18 juli 2001 tot 1 mei 2002.
2.11 Op grond van de hoofdregel van artikel 612 Rv en gezien het tijdsverloop moet [eiseres] thans in staat worden geacht de voor vergoeding in aanmerking komende schade te concretiseren en te specificeren, zodat een schadestaatprocedure kan worden vermeden.
2.12 Alvorens verder te beslissen zal de kantonrechter daarom de zaak naar de rol verwijzen om [eiseres] in de gelegenheid te stellen haar schade over de periode van 18 juli 2001 tot 1 mei 2002 te concretiseren en te specificeren. HCS zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren.
2.13 Bij de vordering onder c. heeft [eiseres], nu reeds een onderzoek door deskundigen heeft plaatsgevonden, geen belang meer, zodat dit onderdeel zal worden afgewezen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
Alvorens verder te beslissen:
Verwijst de zaak naar de rol van:
WOENSDAG 22 JUNI 2005
voor akte aan de zijde van [eiseres] als hierboven onder 2.12 genoemd.
Aldus gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter en in het open-baar uitge-sproken ter te-rechtzit-ting van 25 mei 2005, in tegen-woordig-heid van de griffier.