ECLI:NL:RBHAA:2005:AU2539

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
277554
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.E. Patijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Kantonrechter te Zaandam op 18 augustus 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap ALGEMAR B.V. en de tandartsassistente, verweerster. Verzoekster heeft op 27 juni 2005 een verzoek ingediend op basis van artikel 7:685 BW, waarbij zij aanvoert dat de arbeidsverhouding ernstig is verstoord door het wispelturig absentiegedrag van verweerster, die sinds november 2004 regelmatig verzuimde wegens overspannenheid als gevolg van privéproblemen. Verzoekster stelt dat deze situatie leidt tot grote problemen binnen de organisatie en dat er geen verbetering is opgetreden, waardoor ontbinding van de arbeidsovereenkomst noodzakelijk is.

De Kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 17 augustus 2005 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat verweerster, die sinds 1 januari 2002 in dienst was, tot november 2004 goed functioneerde. De problemen die zich voordeden, waren het gevolg van privéomstandigheden en niet van haar beroepsuitoefening. De Kantonrechter oordeelt dat de verzoekster onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. De rechter benadrukt dat de situatie van verweerster dicht bij arbeidsongeschiktheid komt en dat een verzoek tot ontbinding in dergelijke gevallen met de grootst mogelijke terughoudendheid moet worden behandeld.

Uiteindelijk wijst de Kantonrechter het verzoek tot ontbinding af, omdat er geen rechtvaardigende omstandigheden zijn gebleken. Verzoekster wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 460,-- aan salaris voor de gemachtigde van verweerster. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij ontbindingsverzoeken in situaties van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Zaandam
zaak nr 277554 / AZ VERZ 05-430
datum beschikking: 18 augustus 2005
Beschikking van de Kantonrechter te Zaandam in de zaak van:
de besloten vennootschap ALGEMAR B.V.,
gevestigd te Zaandam,
verzoekster,
gemachtigde: mr J.H. Prins,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr M.A.M. Ansink.
De loop van de procedure:
Verzoekster heeft op 27 juni 2005 bij de Rechtbank (sector kanton) een verzoek ex artikel 7:685 BW ingediend. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Beide partijen hebben produkties overgelegd. De inhoud van al deze stukken dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2005.
Beoordeling van het verzoek:
Tussen partijen staat vast dat verweerster (46 jaar) op 1 januari 2002 bij verzoekster in dienst is getreden als tandartsassistente. Daarvoor heeft zij bij verzoekster gewerkt via een uitzend-bureau. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor 15 uur per week en het salaris van verweerster is € 757,25 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Verweerster heeft vanaf november 2004 diverse malen, meestal kort, moeten verzuimen wegens overspannenheid als gevolg van problemen in de privé-sfeer. Mede daardoor heeft verzoekster problemen binnen haar organisatie ondervonden. Verzoekster heeft verweerster met ingang van 28 juni 2005 op non-actief gesteld.
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen dient te worden ontbonden. Zij voert onder meer aan dat de arbeidsverhouding ernstig is verstoord. Sinds enige tijd zou verweerster tegenover verzoekster een wispelturig absentiegedrag vertonen. Dit zou constant leiden tot grote problemen bij de personele bezetting en de praktijkuitoefening van de betrokken tandarts. Ondanks vele gesprekken, tijd en energie heeft er volgens verzoekster geen verbetering plaatsgevonden. Op 27 juni 2005 heeft verweerster zich weer absent gemeld, waardoor de praktijkoefening wederom in gevaar kwam. Volgens verzoekster heeft zij veel geduld getoond met verweerster, maar dat is volgens haar nu niet meer mogelijk. Er is een onwerkbare situatie ontstaan die ook de arbeidsrust in de onderneming zou verstoren.
Verweerster heeft het verzoek bestreden. Voorzover nodig zal de Kantonrechter hierna nader ingaan op de afzonderlijke verweren.
De Kantonrechter is van oordeel dat zich geen veranderingen in de omstandigheden hebben voorgedaan dat de dienstbetrekking billijkheidshalve na korte tijd behoort te eindigen. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Beide partijen wisten en weten dat de problemen die rond verweerster op het werk zijn gerezen een direct gevolg zijn van problemen en tegenslagen in de privé-sfeer. Daarover hebben zij regelmatig gesproken. Deze problemen hebben niets te maken met de beroepsuitoefening van verweerster. Zij heeft onbetwist tot november 2004 haar werkzaamheden goed verricht en werd daar alom om gewaardeerd.
Ter zitting is over en weer vastgesteld dat de problemen die verweerster ondervond wellicht nog niet geheel voorbij zijn, maar dat de laatste maanden hard gewerkt is aan oplossingen. Alleen al gelet op deze omstandigheid komt het ontbindingsverzoek op een verkeerd moment, met name voor verweerster die er door een beëindiging van de arbeidsovereenkomst een moeilijk oplosbaar probleem bij krijgt dat haar feitelijk niet kan worden toegerekend.
De omstandigheden die verweerster geruime tijd hebben verhinderd haar werkzaamheden normaal uit te oefenen komen dichtbij verhindering wegens ziekte. In vergelijkbare gevallen zou de werknemer zich wellicht, met instemming van de bedrijfsarts, hebben ziek gemeld, in welk geval een ontbinding wegens gewichtige redenen als nu aan de orde praktisch onmogelijk zou zijn. Verweerster heeft er echter voor gekozen om toch zoveel mogelijk aan het werk te blijven, met alle problemen van dien als de druk te hoog werd. Overigens heeft ook verzoekster er bij verweerster herhaaldelijk op aangedrongen aan het werk te gaan, onder meer omdat de twee dagen in de praktijk als een goede afleiding konden worden gezien om de vicieuze cirkel te kunnen doorbreken. Wellicht kan dit in zijn algemeenheid worden beaamd, maar dat hoeft niet voor iedereen te gelden en in het geval van verweerster is gebleken dat dit niet steeds was vol te houden. Het is om deze redenen niet billijk om verweerster aan te rekenen dat zij door herhaalde uitval of aandacht elders de goede gang in de praktijk hinderde.
Verzoekster heeft uiteraard naast de organisatorische kant van de zaak ook te maken met de financiële gevolgen van de verhindering van verweerster om steeds haar arbeid te verrichten. Dit risico is echter op geen enkele wijze aan een werknemer toe te rekenen en behoort bij het normale bedrijfsrisico. De Kantonrechter heeft de indruk dat verzoekster met goede bedoelingen heeft getracht verweerster ook hierop aan te spreken, mede met het oog op haar reïntegratie. Dit heeft verweerster echter verder onder druk gezet waar een dergelijke druk achterwege hoort te blijven. Het wettelijke systeem mag er dan op zijn gericht om arbeidsongeschikten weer zo snel mogelijk aan het werk te krijgen, het kan niet in alle individuele gevallen als drukmiddel worden gehanteerd. Hierbij komt dan nog dat een behoorlijk gemotiveerde opinie van de bedrijfsarts in dit geding niet is overgelegd, zodat verzoekster kennelijk niet door de daartoe aangewezen neutrale deskundige officieel op de hoogte was van de mate van arbeidsongeschiktheid van verweerster. Wellicht had zij anders geen maatregelen tegen verweerster genomen.
De Kantonrechter komt tot de slotsom dat de situatie waarin verweerster verkeert zodanig in de buurt is gekomen van (langdurige) arbeidsongeschiktheid wegens ziekte dat een verzoek tot ontbinding alleen met de grootst mogelijke terughoudendheid zou kunnen worden toegewezen. Feiten en omstandigheden die deze uitzondering zouden moeten rechtvaardigen zijn evenwel niet gebleken. Het verzoek is dan ook ongegrond en dus niet toewijsbaar.
Verzoekster dient, nu haar verzoek wordt afgewezen, te worden verwezen in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De Kantonrechter:
Wijst het verzoek af.
Veroordeelt verzoekster in de kosten van deze procedure aan de zijde van verweerster gevallen en begroot op € 460,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Aldus gegeven op 18 augustus 2005 door mr A.E. Patijn, Kantonrechter, en door hem samen met de Griffier getekend.