Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken wordt van het volgende uitgegaan.
a. [verweerder] is 38 jaar oud. Hij is sedert 12 augustus 1985 bij Vialis in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De huidige functie van [verweerder] is Productiemedewerker. Zijn salaris bedraagt thans € 2.002,49 bruto per vier weken (exclusief vakantiegeld en verdere emolumenten).
b. In de periode vanaf 1 januari 2002 tot 1 september 2003 is de functie van [verweerder] gewijzigd geweest in die van Meewerkend Voorman Productie Lantaarnlijn.
c. Zowel in 2003 als in 2004 heeft [verweerder] een matige beoordeling gekregen.
d. Bij brief van 2 december 2004 bericht Vialis [verweerder] onder meer: “(…) De reden voor deze gesprekken was dat uw houding en uitstraling op de werkvloer zeer slecht is, waardoor er een zeer negatieve sfeer ontstaat op de werkplek. Wij hebben geprobeerd u op alle mogelijke manieren te motiveren, maar dat is blijkbaat niet gelukt. (…) Wij hebben te kennen gegeven dat er in ieder geval verbetering moet komen op de navolgende punten: < uw uitstraling: u loopt er erg ongelukkig bij. U straalt uit of u de dag uitzit; < door uw negatieve houding raken de verstandhoudingen op de werkvloer verstoord en is er duidelijk spanning op de werkvloer; < u bent zeer vaak van uw werkplek af, terwijl dit in het geheel niet nodig is; < u moet vanuit uw kennis en ervaring in staat zijn goed vooruit te denken en pro-actieve houding aan te nemen. Het mag van u verwacht worden dat u mensen bovendien stimuleert. Wij willen u door middel van het met u gevoerde gesprek en deze brief kenbaar maken dat de bovenstaande punten echt daadwerkelijk moeten verbeteren, aangezien anders een verdere voortzetting van de arbeidsrelatie niet mogelijk is. (…)”
e. Bij brief van 22 december 2004 bericht Vialis [verweerder] onder meer: “(…) De afgelopen drie weken is uw houding en uitstraling positief verbeterd. Uw houding ten opzichte van uw werk is prima, u laat uw betrokkenheid en pro-activiteit zien. Dat is dan ook de reden om u nog een kans te geven. (…) Mocht u toch terugvallen in uw oude patroon, dan zullen wij u nog één laatste waarschuwing geven. Na deze waarschuwing zullen wij helaas het traject, wat we in de brief van 2 december hebben aangeven, moeten gaan opvolgen.”
f. [verweerder] heeft zich op 25 april 2005 ziek gemeld met rug- en nekklachten.
g. Achmea Arbo heeft op 11 mei 2005 een werkhervattingsadvies gegeven. In dit advies wordt bericht dat [verweerder] op 17 mei 2005 zijn werkzaamheden in zijn functie van Productiemedewerker volledig kan hervatten, waarbij rekening dient te worden gehouden met enige beperkingen, te weten zwaarder tillen, duwen en trekken en werkzaamheden waarbij hoofdbewegingen dienen te worden gemaakt.
h. Vialis heeft [verweerder] op 12 mei 2005 vrijgesteld van het verrichten van zijn werkzaam-heden.
i. Bij brief van 17 mei 2005 bericht Vialis [verweerder] onder meer: “Op 22 december 2004 hebben wij met u een evalutiegesprek gehad over uw houding en uitstraling op de werkvloer. Deze was in de tijd voor het gesprek positief verbeterd en wij hebben u kenbaar gemaakt dat u op deze wijze verder diende te gaan. Helaas hebben wij gezamenlijk moeten constateren dat dit niet is gelukt. U blijft zeer negatief in uw werk en uw werkhouding en de collega’s van de werkvloer hebben hier ook last van omdat er een zeer negatieve sfeer ontstaat.” In deze brief doet Vialis [verweerder] een voorstel om te komen tot een einde van het dienstverband.
j. [verweerder] is niet ingegaan op het voorstel van Vialis.
k. Op 29 juni 2005 heeft Achmea Arbo opnieuw een werkhervattingsadvies gegeven. In dit advies wordt bericht dat [verweerder] vanaf deze datum volledig arbeidsongeschikt is en dat een prognose met betrekking tot werkhervatting nog niet is te geven.