ECLI:NL:RBHAA:2005:AU0581

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/501390-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot gevangenhouding van verdachte in drugszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 augustus 2005 uitspraak gedaan in de vordering tot gevangenhouding van een verdachte die werd beschuldigd van het invoeren van ongeveer 2,2 kilo cocaïne. De officier van justitie had op 3 augustus 2005 een vordering ingediend, stellende dat de vrijlating van de verdachte zou leiden tot een geschokte rechtsorde, wat zou resulteren in 'public disorder'. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdenkingen en gronden voor de gevangenhouding niet meer bestaan. De rechtbank overwoog dat de verdachte, die voor 22 juli 2005 niet was vervolgd, haar berechting thuis in Nederland mocht afwachten. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de vrijlating van de verdachte zou leiden tot verstoring van de openbare orde. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af en beval de invrijheidstelling van de verdachte met ingang van 5 augustus 2005 om 12.00 uur. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de maatschappelijke context en het beleid van het Openbaar Ministerie in aanmerking nam.

Uitspraak

SECTOR STRAFRECHT
VESTIGING SCHIPHOL
Parketnummer: 15/501390-05
De rechtbank;
gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 03
augustus 2005, strekkende tot gevangenhouding van:
[verdachte],
[geboortedatum] te [geboorteplaats],
[adres],
thans verblijvende: Detentiecentrum, HvB Schiphol Oost te Oude Meer;
gelet op het tegen de verdachte verleende bevel tot bewaring van 28 juli 2005;
gezien het betreffende strafdossier;
gehoord de officier van justitie;
gehoord de verdachte, alsmede diens advocaat;
overwegende, dat - nu na onderzoek is gebleken dat de verdenkingen, bezwaren en
gronden, die tot het bevel tot bewaring hebben geleid, thans niet meer bestaan
- de vordering van de officier van justitie behoort te worden afgewezen.
De officier van justitie heeft, kort samengevat, ter onderbouwing van de
vordering tot gevangenhouding aangevoerd dat er in de onderhavige zaak sprake
is van een geschokte rechtsorde. Dat koeriers in vergelijkbare gevallen -first
offenders met minder dan drie kilo- in de periode vóór 22 juli jongstleden nog
werden heengezonden, is daarop niet van invloed; de noodmaatregel hield geen
oordeel in over de strafwaardigheid van de niet vervolgde zaken. Het
heenzenden van de koeriers is volgens de officier van justitie een vorm van
"public disorder" waarvoor slechts uit pure noodzaak is gekozen om de "public
disorder" veroorzaakt door grote instroom van koeriers het hoofd te bieden.
Het mag wellicht zo zijn dat de rechtsorde niet ernstig geschokt is als deze
verdachte wordt heengezonden, aldus de officier van justitie, maar dat is
zeker wel het geval wanneer een stroom koeriers niet in voorlopige hechtenis
wordt genomen. De individuele koerierszaak kan dan ook niet los gezien worden
van de grote aantallen koeriers die in Nederland drugs binnenbrengen en de
verstoring van de openbare orde die dat teweeg brengt. Volgens de officier van
justitie is er zo bezien sprake van "public disorder" als de vordering tot
gevangenhouding zou worden afgewezen.
Volgens de raadsman heeft het heenzendbeleid aangetoond dat in zaken als de
onderhavige -first offenders met minder dan drie kilo- geen sprake (meer) is
van een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Dat in de afgelopen
anderhalf jaar een grote stroom koeriers is heengezonden, heeft ondanks de
ernst van het feit in de samenleving geen commotie veroorzaakt en van
daadwerkelijk gebleken verstoring van de openbare orde is in geen enkel geval
sprake geweest. Hoewel daartoe uitgenodigd, heeft de officier van justitie
geen concreet aanknopingspunt gegeven waaruit de verstoring van de openbare
orde kan blijken, aldus, kort samengevat, de raadsman.
De rechtbank is het navolgende van oordeel.
Tot 22 juli jl zou de verdachte onder de toen geldende noodmaatregel door het
Openbaar Ministerie zonder dagvaarding zijn heengezonden. Met ingang van 22
juli is het beleid van het Openbaar Ministerie verscherpt in die zin, dat
koeriers met méér dan 1,5 kilo weer zullen worden vervolgd. De vraag die de
rechtbank in dit geval moet beantwoorden is of het noodzakelijk is dat deze
verdachte, die terecht zal moeten staan op verdenking van de invoer van
ongeveer 2,2 kilo cocaïne, in voorlopige hechtenis of thuis, in Nederland,
haar berechting afwacht.
Het uitgangspunt bij het toepassen van voorlopige hechtenis is dat de
verdachte, hangende de berechting, in vrijheid het proces kan afwachten. De
uitzonderingen op deze hoofdregel zijn limitatief opgesomd in artikel 67a
van het Wetboek van Strafvordering. Omdat de verdachte in Nederland woont en
first offender is, is de enige grond die hier aan de orde is, die waarbij op
het vermoedelijk begane feit twaalf jaar gevangenis is gesteld en de
rechtsorde daardoor ernstig is geschokt.
De officier van justitie en de raadsman hebben er terecht op gewezen dat
volgens het Europese Hof (Letellier, Smirnova) één van de aanvaardbare redenen
om af te wijken van genoemd uitgangspunt is "public disorder" en dat, om dit
te kunnen aannemen, moet worden onderzocht of er concrete aanwijzingen zijn
dat de vrijlating van de verdachte daadwerkelijk een verstoring van de
openbare orde zal veroorzaken. De door het Europese Hof genoemde "public
disorder" krijgt in de Nederlandse wet gestalte in de "geschokte rechtsorde".
Voor de vraag of de rechtsorde geschokt is, is in elk geval niet uitsluitend
bepalend de hoogte van de straf die op het feit is gesteld. Daarnaast zal
moeten worden aangenomen dat het feit zo ernstig is, dat het met de heersende
rechtsovertuiging zou strijden en het in de samenleving onbegrijpelijk en
onaanvaardbaar zou worden gevonden dat de verdachte haar berechting in
vrijheid zou mogen afwachten.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de uitvoering van de
noodmaatregel -wellicht onbedoeld - concrete aanwijzingen heeft opgeleverd
dat dit laatste in gevallen als het onderhavige, niet aan de orde is. Noch
het invoeren, noch het voortduren van de tijdelijke maatregel, hoe
noodzakelijk wellicht ook, is in de samenleving aantoonbaar op onrust,
verontwaardiging of verzet gestuit omdat de bewuste feiten een grove
aantasting van de rechtsorde zouden betekenen. Gedurende de betrekkelijk
lange periode -anderhalf jaar- waarin een grote stroom van koeriers zoals
verdachte is heengezonden, is vanuit de samenleving geen waarneembare druk
uitgeoefend om de maatregel zo spoedig mogelijk te beëindigen of naar andere
oplossingen te zoeken, omdat het heenzenden van verdachten in wezen als
onacceptabel werd beschouwd. Ook het onlangs verlagen van de grens van drie
kilo naar 1,5 kilo heeft geen enkele reactie losgemaakt waaruit dit laatste
kan worden afgeleid. In andere woorden, voor zover het gaat om deze vorm van
overtreding van de Opiumwet, waarbij een koerier zich louter heeft schuldig
gemaakt aan het, als first offender, op Schiphol binnen Nederland brengen van
minder dan drie kilo cocaïne, heeft heenzending aantoonbaar niet tot grote
sociale onrust geleid. Zo bezien is er geen sprake van een geschokte
rechtsorde in de zin van artikel 67a lid 3. Of de vrijlating van deze
verdachte daadwerkelijk tot "public disorder" zal leiden, behoeft, gelet
hierop, niet meer te worden onderzocht.
De rechtbank is, dit alles in aanmerking genomen, van oordeel dat het in de
samenleving niet als onbegrijpelijk en onaanvaardbaar zal worden beschouwd
dat deze verdachte, die voor 22 juli jl in het geheel niet zou zijn vervolgd,
haar berechting thuis, in Nederland, zou mogen afwachten. De vordering tot
gevangenhouding zal daarom worden afgewezen.
BESCHIKT als volgt:
wijst af de vordering van de officier van justitie;
beveelt de invrijheidstelling van verdachte met ingang van 5 augustus 2005 om 12.00 uur
Aldus gedaan op 03 augustus 2005 door
mrs E. de Greeve, voorzitter, W. Robert, rechter, A.C. van den Boogaard, rechter,
in tegenwoordigheid van mr.drs. F.A. Rive, griffier.