ECLI:NL:RBHAA:2005:AU0322

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
111631/2005-1022
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van geregistreerd partnerschap wegens geestelijke ongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 juli 2005 uitspraak gedaan over de nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap dat op 30 december 2004 was aangegaan. De man verzocht om de nietigverklaring op grond van het feit dat hij ten tijde van het aangaan van het partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen, als gevolg van geestelijke problemen die voortvloeiden uit een hersentumor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op dat moment verward was en dat hij niet in staat was om de implicaties van het partnerschap te begrijpen. De vrouw, die ook betrokken was bij de procedure, had verweer gevoerd en verzocht om de ontbinding van het geregistreerd partnerschap. De rechtbank oordeelde dat de vrouw ten tijde van het aangaan van het partnerschap niet te goeder trouw was, omdat zij op de hoogte was van de geestelijke toestand van de man en desondanks het partnerschap had aangegaan. De rechtbank verklaarde het geregistreerd partnerschap nietig en wees het verzoek van de man tot ontbinding toe. De beslissing werd genomen in het openbaar en is vastgelegd in de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Zaaknummer: 111631/2005-1022
Datum beschikking: 12 juli 2005
ALD/MJ
Nietigverklaring geregistreerd partnerschap
BESCHIKKING VAN DE ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
in de zaak van:
[naam man],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
hierna mede te noemen: de man,
procureur mr. J.I. Vervest,
--tegen--
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
hierna mede te noemen: de vrouw
procureur mr. S.A. Merhottein.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 31 maart 2005 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de man;
- de brief van 21 april 2005 met bijlagen van de procureur van de man;
- het op 27 april 2005 ontvangen verweerschrift met bijlagen van de vrouw;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting d.d. 27 april 2005;
- de dagbepalingsbeschikkingen van 2 mei en 10 juni 2005.
2 De vaststaande feiten
In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan:
Partijen hebben een jarenlange vriendschappelijke relatie gehad.
De man werkte als [beroep] bij [naam bedrijf] en maakte in november 2004 zijn geplande laatste reis voor zijn pensionering; daarvan is hij vervroegd teruggekeerd.
Op 1 december 2004 heeft de man zijn huisarts geconsulteerd, die hem medicijnen voorschreef.
Op 20 december 2004 bezocht de man opnieuw zijn huisarts.
Partijen zijn op 30 december 2004 bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te Beverwijk een geregistreerd partnerschap aangegaan.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Primair verzoekt de man:
- voor recht te verklaren dat het tussen partijen op 30 december 2004 te Beverwijk gesloten geregistreerd partnerschap nietig is op grond van de omstandigheid dat de man niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van de door hem afgelegde verklaring te begrijpen;
- de vrouw te gebieden het namens haar gelegde maritaal beslag op te heffen;
- voor recht te verklaren dat er geen sprake is van een partner te goeder trouw, zodat er geen gemeenschap van goederen behoeft te worden verdeeld.
Subsidiair verzoekt de man:
- voor recht te verklaren dat het tussen partijen op 30 december 2004 te Beverwijk gesloten geregistreerd partnerschap nietig is op grond van dwaling;
- de vrouw te gebieden het namens haar gelegde maritaal beslag op te heffen;
- voor recht te verklaren dat er geen sprake is van een partner te goeder trouw, zodat er geen gemeenschap van goederen behoeft te worden verdeeld.
Meer subsidiair verzoekt de man:
- het tussen partijen op 30 december 2004 te Beverwijk gesloten geregistreerd partnerschap te ontbinden;
- de wijze van verdeling (van een deel van) de tussen partijen bestaande goederengemeenschap vast te stellen.
3.2 De man grondt zijn verzoek op de stelling dat hij bij het aangaan van het geregistreerd partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van het geregistreerd partnerschap te begrijpen, en subsidiair dat hij heeft gedwaald omtrent de door hem afgelegde verklaring.
Hij voert daartoe aan dat hij zich van de periode voorafgaand aan de voltrekking van het geregistreerd partnerschap en van de voltrekking van het partnerschap, weinig kan herinneren. Hij stelt dat hij na terugkeer van zijn laatste reis op 28 november 2004, volgens familieleden en vrienden merkwaardig gedrag vertoonde, niets kon onthouden, zich trager gedroeg dan in de periode daarvoor, moeite had met praten en tijdens gesprekken opeens over geheel andere en niet gerelateerde onderwerpen begon te praten. Als bewijs van zijn stelling heeft de man diverse verklaringen van familieleden en vrienden overgelegd.
3.3 Voorts stelt de man dat hij, gelet op een eerdere hersentumor in 1999, lange tijd niet wilde erkennen dat er iets mis was met hem, maar dat hij op aandringen van derden
op 1 december 2004 naar zijn huisarts is gegaan met klachten over verwardheid, geheugenstoornis en spraakstoornis en dat de huisarts op 20 december 2004 constateerde dat hiervan sprake was.
Nadat op 4 januari 2005 de uitslag van het bloedonderzoek van 21 december 2004 bekend was, bleek dat sprake was van een tumor en is hij met spoed doorverwezen naar het ziekenhuis. Nadat uit verder onderzoek bleek dat het meerdere hersentumoren betrof, is hij op 21 januari 2005 opgenomen in het [ziekenhuis] en daar op 24 januari 2005 geopereerd.
Uit het na zijn ontslag uit voormeld ziekenhuis op 1 februari 2005 opgemaakte behandelverslag, is volgens de man duidelijk te lezen dat bij hem voorafgaand aan de opname sprake was van verwardheid en afasie.
3.4 De man stelt tevens dat hij pas na de operatie van 24 januari 2005 van de vrouw vernam dat zij een geregistreerd partnerschap waren aangegaan op 30 december 2004.
Hij heeft haar toen onmiddellijk verteld dat dit niet was wat hij zou hebben gewild en dat het ook niet was wat hij op dat moment wilde.
Hoewel de vrouw zich toen bereid verklaarde om samen met hem via een advocaat het geregistreerd partnerschap ongedaan te maken, heeft zij hieraan vervolgens niet willen meewerken.
3.5 Ten aanzien van de door de wet verbonden gevolgen aan de nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap, voert de man aan dat hij van mening is dat de vrouw niet een te goeder trouw geregistreerd partner is geweest.
Hij stelt dat de vrouw alles in het werk heeft gesteld om zo veel mogelijk financieel gewin te halen uit het geregistreerd partnerschap. Zo was zijn bankrekening plotseling veranderd in een en/of -rekening en werden de afschriften naar het adres van de vrouw aan de [] verzonden, terwijl de vrouw heeft nagelaten hetzelfde te doen met haar bankrekening(en). Daarnaast heeft de vrouw maritaal beslag laten leggen op al zijn eigendommen toen hij haar liet weten vernietiging van het geregistreerd partnerschap te zullen verzoeken.
De man is van mening dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden, zowel ten aanzien van het geregistreerd partnerschap als van de gemeenschap die door dat geregistreerd partnerschap is ontstaan.
4 Het verweer, tevens zelfstandig verzoek
4.1 De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.2 Zij heeft tevens verzocht het geregistreerd partnerschap te ontbinden.
4.3 De vrouw verzoekt voorts de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande goederengemeenschap vast te stellen.
5 Beoordeling
5.1 Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting, is gebleken dat de man op 28 november 2004 vervroegd is teruggekomen van zijn laatste reis voor zijn pensionering en dat hij drie dagen later zijn huisarts heeft bezocht die hem medicatie voorschreef. Voorts blijkt dat die huisarts korte tijd later constateerde dat bij de man sinds twee à drie maanden sprake was van woordvindingsstoornis. Omdat de huisarts zich (kennelijk) afvroeg of sprake was van geheugenstoornis met een lichamelijke oorzaak, volgde laboratoriumonderzoek.
Toen daaruit op 4 januari 2005 de aanwezigheid van een tumor bleek, is de man doorverwezen naar het [ziekenhuis] te [plaats]. Vervolgonderzoek maakte duidelijk dat de man drie tumoren in zijn hersenen had.
Bij een operatie op 24 januari 2005 in het [ziekenhuis] te [plaats] zijn deze verwijderd.
5.2 Gelet op deze ziektegeschiedenis in combinatie met de inhoud van de overgelegde medische verklaringen, is aannemelijk dat de man in ieder geval sinds eind november 2004 zich verergerende klachten had als verwardheid en geheugenstoornis, die een gevolg waren van de in zijn hoofd groeiende tumoren.
5.3 De rechtbank trekt hieruit de gevolgtrekking dat op 30 december 2004 de geestvermogens van de man zodanig waren verstoord, dat hij ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn toen afgelegde verklaring te begrijpen.
Hieruit volgt dat het geregistreerd partnerschap nietig is.
5.4 Omdat beide partijen ontbinding van het partnerschap verzochten, de vrouw ter zitting aangaf dat zij was teruggekeerd in de woning die zij tot 1 december 2004 bewoonde,
dat zij het geschil netjes wilde oplossen ”en dat het haar echt niet om het geld gaat”,
is de behandeling van de zaak op verzoek van partijen aangehouden.
Nu partijen er niet in zijn geslaagd hun geschil in der minne te regelen, moet de vraag beantwoord worden of de vrouw ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap te goeder trouw is geweest.
Ter zitting van 27 april 2005 hebben partijen middels hun raadslieden hun standpunten terzake kenbaar gemaakt.
De vrouw heeft onder meer gesteld dat zij zich met toestemming van de man op 1 december 2004 heeft laten inschrijven op zijn adres en dat zij tot 6 februari 2005 met de man heeft samengewoond, hetgeen door de man werd betwist.
5.5 De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat partijen vanaf 1 december 2004 hebben samengewoond in de woning van de man, ook al omdat de vrouw zich in de gemeentelijke basisadministratie heeft laten inschrijven op dat adres.
5.6 Gelet op deze samenwoning is de rechtbank van oordeel dat de vrouw, nu zij vanaf
1 december 2004 dagelijks met de man omging die zij al jaren kende, moet hebben gemerkt dat de man verward was en last had van spraak- en geheugenstoornissen.
In dit verband is van belang dat de man, al dan niet samen met haar, in die periode twee maal zijn huisarts heeft bezocht, dat hij medicijnen moest gebruiken en dat de huisarts nader onderzoek noodzakelijk achtte.
De vrouw heeft aangegeven: Op 20 december was er wel iets met hem. Daarom zijn we direct bij terugkomst (uit [plaats]) naar de dokter gegaan.
In combinatie met de inhoud van de door de man overgelegde schriftelijke verklaringen van familie en vrienden omtrent zijn gedrag in die periode, leidt de rechtbank hieruit af dat de vrouw op 30 december 2004 duidelijk moet zijn geweest dat de man niet in staat was zijn wil te bepalen dan wel de betekenis van zijn verklaringen te begrijpen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de vrouw ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap, niet te goeder trouw was.
In dit kader heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de vrouw op 29 december 2004 een bankrekening van de man mede op haar naam heeft gezet, terwijl haar bankrekeningen niet mede op naam van de man zijn gesteld. Weliswaar heeft de man schriftelijk ingestemd met deze omzetting, doch ook hier gaat de rechtbank er van uit dat de man op dat moment niet in staat was zijn wil te bepalen dan wel de betekenis van de door hem afgelegde verklaring te begrijpen.
5.7 Nu de rechtbank het verzoek van de man tot nietigverklaring van het geregistreerd partnerschap zal toewijzen en voor recht zal verklaren dat de vrouw ten tijde van het aangaan van het geregistreerd partnerschap niet te goeder trouw was, vervalt het door de vrouw gelegde maritaal beslag van rechtswege.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Verklaart voor recht dat het tussen partijen op 30 december 2004 gesloten geregistreerd partnerschap nietig is op grond van de omstandigheid dat de man ten tijde van het aangaan van voormeld partnerschap niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van de door hem afgelegde verklaring te begrijpen.
6.2 Verklaart voor recht dat de vrouw ten tijde van het aangaan van voormeld partnerschap niet te goeder trouw was.
6.3 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender en in het openbaar uit-gesproken ter terechtzitting van 12 juli 2005, in tegenwoor-digheid van de griffier.