[woonplaats] heeft verweer gevoerd, welk verweer bij de beoordeling van het geschil voor zover van belang zal worden besproken.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 [woonplaats] heeft ten eerste aangevoerd dat nu Bioscience is ontbonden, zij geen partij in deze procedure kan zijn. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer gegrond is, nu Bioscience door haar ontbinding heeft opgehouden te bestaan.
5.2 Met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst heeft [woonplaats] geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid, nu artikel 7 van de huurovereenkomst bepaalt dat bij ontbinding van de rechtspersoon-partij de overeenkomst kan worden opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter laat voornoemde bepaling onverlet dat ontbin-ding door de kantonrechter plaatsvindt, zodat IEF in haar vordering kan worden ont-vangen. Voor het overige is geen verweer gevoerd, zodat de vordering in zoverre voor toewijzing gereed ligt.
1.3 IEF heeft gesteld dat de bestuurders de verplichtingen uit de huurovereenkomst zijn aangegaan terwijl zij wisten of behoorden te weten dat Bioscience niet aan haar ver-plichtingen zou kunnen voldoen dan wel geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van die wanprestatie door IEF geleden schade. De kantonrechter acht onvoldoende feitelijk onderbouwd dat dit verwijt aan [gedaagde 2] en [woonplaats] kan worden gemaakt, nu de overeenkomst in december 2002 is aangegaan en de verplichtingen aanvankelijk werden nagekomen. Daarbij heeft [woonplaats] nog onweersproken aangevoerd dat op-schorting van de betaling van huurpenningen in het tweede kwartaal 2003 verband hield met gebreken in de centrale verwarming en warmwatervoorziening en dat Bios-cience het pand in de zomer van 2003 grondig heeft opgeknapt. Daarnaast geldt dat de bestuurders slechts persoonlijk kunnen worden aangesproken voor zover hen per-soonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt dat Bioscience een eerder door haar aangegane overeenkomst niet nakomt en daardoor aan IEF schade heeft be-rokkend. Of aansprakelijkheid bestaat hangt af van de vraag of aan Hesssels en Wa-genveld een voldoende ernstig verwijt valt te maken. Het enkele feit dat zij niet erop hebben toegezien dat Bioscience haar verplichtingen jegens IEF niet is nagekomen is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om persoonlijke aansprakelijkheid aan te nemen. In casu heeft [woonplaats] stukken overgelegd waaruit kan worden afge-leid dat zijn grootvader in juni 2004 op een ondernemingsrekening van Bioscience een bedrag van € 25.000,- als lang lopende lening heeft overgemaakt. Voorts heeft Wa-genveld onweersproken aangevoerd dat in het 3e en 4e kwartaal een tweetal in het buitenland gestarte projecten zwaar verliesgevend waren en gestopt moesten worden en dat gesprekken met ABN-AMRO en Fortis voor het verkrijgen van extra kredietfa-ciliteiten niet succesvol waren. Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de kantonrechter voldoende aangetoond dat geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht, zodat de bestuurders persoonlijk geen ernstig verwijt valt te maken.
1.4 Voorts heeft IEF nog gesteld dat de bestuurders van Bioscience persoonlijk aanspra-kelijk zijn nu zij verzuimd hebben de schade voor IEF zoveel mogelijk te beperken, omdat zij in december 2003 hebben nagelaten de overeengekomen breakoptie per de-cember 2004 in te roepen. De kantonrechter verwerpt aansprakelijkheid op deze grond nu Bioscience en niet de bestuurders partij bij de overeenkomst waren en uit het bo-venstaande kan worden afgeleid dat over 2004 geen sprake was van betalingsonwil.
1.5 De over 2004 gevorderde servicekosten zullen gelet op het hierboven overwogene worden afgewezen.
1.6 Met betrekking tot de periode na 31 december 2004 geldt dat ingevolge artikel 2:19 lid 5 BW een rechtspersoon na ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot veref-fening van het vermogen nodig is. De vereffening heeft tot doel de voldoening van de schuldeisers. Indien geen baten bestaan ten tijde van de ontbinding, volgt geen veref-fening en houdt de rechtspersoon terstond op te bestaan. In onderhavig geval hebben [gedaagde 2] en [woonplaats] -behalve de toezending van het ontbindingsbesluit in februari 2005- nagelaten enige actie te ondernemen omtrent de lopende verplichtingen jegens in ieder geval IEF. Zij hadden als vereffenaars van Bioscience, belast met de uitvoe-ring dier verplichtingen, zich met IEF in verbinding moeten stellen omtrent beëindi-ging van de huurovereenkomst en/of aangifte van het faillissement moeten doen voor zover de baten de schulden overtroffen. Nu zij de door Bioscience gehuurde bedrijfs-ruimte onbeheerd hebben achtergelaten, zijn zij naar het oordeel van de kantonrechter in hun taak te kort geschoten. De daaruit voortvloeiende schade kan IEF op hen ver-halen. Dat [gedaagde 2] aan [woonplaats] heeft verklaard dat hij met IEF over het pand in ge-sprek was doet aan het voorgaande niet af. Kennelijk heeft dit vermeende overleg niet tot afspraken geleid. Het had in de gegeven omstandigheden op de weg van Wagen-veld gelegen zich daarover beter te informeren.
1.7 De gevorderde betaling van de achterstallige huurtermijnen is derhalve toewijsbaar vanaf de dag van ontbinding van Bioscience, 1 januari 2005, tot aan de dag van ont-binding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de verschuldigde rente en contractuele boete. De vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen. Het betreft hier een vergoeding voor toekomstige schade. Deze schade is thans niet vast te stellen. Ook heeft Bioscience een inspanningsverplichting om de schade te beperken door zo spoedig mogelijk een nieuwe huurder te vinden.
1.8 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten -waartegen geen afzonderlijke weren zijn gericht- zullen ingevolge Rapport Voorwerk II worden vastgesteld op € 800,-, als zijnde in redelijkheid gemaakt en redelijk van omvang. De door IEF gevorderde rente zal als onweersproken zoals gevorderd worden toegewezen.
1.9 [gedaagde 2] en [woonplaats] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van IEF.