ECLI:NL:RBHAA:2005:AT8454

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
271114 CV EXPL 05-4179
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. M. van Wassenaer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van ontbonden BV voor huurachterstand

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INFLATION EXCHANGE FUND VASTGOED SATURNUS B.V. (hierna: IEF) betaling van huurachterstand van de ontbonden vennootschap BIOSCIENCE EUROPE B.V. (hierna: Bioscience) en haar bestuurders. De huurovereenkomst tussen IEF en Bioscience was gesloten voor een bedrijfsruimte in Hoofddorp, maar na ontbinding van Bioscience op 31 december 2004, bleef de huurachterstand bestaan. IEF stelde dat de bestuurders van Bioscience, [gedaagde 2] en [woonplaats], aansprakelijk waren voor het tekortschieten in hun taak als vereffenaars, omdat zij geen actie hadden ondernomen om de huurverplichtingen na de ontbinding na te komen.

De kantonrechter oordeelde dat de bestuurders niet persoonlijk aansprakelijk konden worden gesteld voor de huurachterstand, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt. De kantonrechter wees erop dat de bestuurders niet verantwoordelijk waren voor de betalingsonmacht van Bioscience, die voortkwam uit omstandigheden die niet aan hen te wijten waren. De vordering van IEF tegen Bioscience werd afgewezen, omdat de vennootschap door haar ontbinding niet meer bestond. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de bestuurders tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten, maar wees de vordering tot schadevergoeding af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van een ontbonden vennootschap en de voorwaarden waaronder zij persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de verplichtingen van de vennootschap. De kantonrechter concludeerde dat de bestuurders in deze zaak niet in gebreke waren gebleven, omdat zij niet wisten dat Bioscience haar verplichtingen niet kon nakomen en dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
Sector Kanton, locatie Haarlem
Zaaknr/rolnr: 271114 CV EXPL 05-4179
Vonnisdatum: 29 juni 2005
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INFLATION EXCHANGE FUND VASTGOED SATURNUS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
nader te noemen IEF,
gemachtigde: De Best & van Deursen,
-- tegen --
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIOSCIENCE EUROPE B.V.,
gevestigd te Almere,
nader te noemen Bioscience,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen [woonplaats],
gedaagde partijen,
verschenen: gedaagde sub 3 in persoon.
1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
? de dagvaarding d.d. 18 april 2005 met producties;
? de conclusie van antwoord van de zijde van [woonplaats] met producties;
? het vonnis d.d. 11 mei 2005;
? de schriftelijke aantekeningen van de comparitie van partijen d.d. 30 mei 2005.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. IEF heeft als verhuurster met Bioscience als huurster een huurovereenkomst ge-sloten voor de duur van 5 jaar met betrekking tot de bedrijfsruimte en kantoor-ruimte gelegen aan de Parellaan 15 te Hoofddorp per 15 december 2002 voor een huurprijs van € 6.255,80 per kwartaal, te vermeerderen met servicekosten en BTW.
b. Bij vonnis d.d. 14 juli 2004 is Bioscience bij verstek veroordeeld tot betaling van achterstallige huurtermijnen. Aan dit vonnis heeft Bioscience voldaan.
c. Bij vonnis d.d. 22 december 2004 is Bioscience bij verstek veroordeeld de huur-achterstand over het 4e kwartaal van 2004, vermeerderd met kosten totaal € 9.445,65, aan IEF te voldoen.
d. Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ([gedaagde 2] en Wagen-veld) is Bioscience ontbonden per 31 december 2004 op de grond dat geen baten voorhanden waren.
3. De vordering
3.1 IEF vordert om de huurovereenkomst tussen IEF en Bioscience te ontbinden met hoofdelijke veroordeling van gedaagde partijen, nader te noemen Bioscience c.s.:
I. Tot betaling van de huurachterstand tot en met de maand van gerechtelijke ont-binding, tot en met april 2005 bedragend € 15.472,13 incl. BTW, te vermeerde-ren met de wettelijke rente vanaf de vervaldata der huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de overeengekomen boete, tot en met april 2005 bedragend € 617,16 en met buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. Tot betaling van de factuur afrekening servicekosten 2004 p.m.;
III. Tot het vergoeden van de schade van IEF, waarvan de omvang gelijk is aan de huurprijs die Bioscience op grond van de huurovereenkomst per kwartaal aan IEF verschuldigd is, vanaf de maand van gerechtelijke ontbinding tot de maand waarin een opvolgend huurder de bedrijfsruimte in gebruik neemt onder tenmin-ste gelijkluidende voorwaarden, te vermeerderen met wettelijke rente indien Bioscience c.s. niet tot tijdige betaling overgaat;
IV. Tot deugdelijke ontruiming van de bedrijfsruimte en kantoorruimte met al het hare en de haren, en tot het in overeengekomen staat ter beschikking stellen van de bedrijfsruimte en kantoorruimte aan IEF onder afgifte van de sleutels, met machtiging van IEF om, indien Bioscience c.s. hiermee in gebreke blijft, de ont-ruiming zelf ter hand te nemen, zo nodig met behulp van de sterke arm, met ver-oordeling van Bioscience c.s. tot betaling in de kosten die hiermee gemoeid zijn;
V. Veroordeling van Bioscience c.s. van de kosten van de procedure.
1.2 IEF legt aan haar vordering ten grondslag dat Bioscience jegens haar toerekenbaar is te kort gekomen in de nakoming van de huurovereenkomst, waardoor zij schade lijdt. Jegens [gedaagde 2] en [woonplaats] beroept zij zich op onrechtmatig handelen, nu beiden ter zake persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4. Het verweer
[woonplaats] heeft verweer gevoerd, welk verweer bij de beoordeling van het geschil voor zover van belang zal worden besproken.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 [woonplaats] heeft ten eerste aangevoerd dat nu Bioscience is ontbonden, zij geen partij in deze procedure kan zijn. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer gegrond is, nu Bioscience door haar ontbinding heeft opgehouden te bestaan.
5.2 Met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst heeft [woonplaats] geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid, nu artikel 7 van de huurovereenkomst bepaalt dat bij ontbinding van de rechtspersoon-partij de overeenkomst kan worden opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter laat voornoemde bepaling onverlet dat ontbin-ding door de kantonrechter plaatsvindt, zodat IEF in haar vordering kan worden ont-vangen. Voor het overige is geen verweer gevoerd, zodat de vordering in zoverre voor toewijzing gereed ligt.
1.3 IEF heeft gesteld dat de bestuurders de verplichtingen uit de huurovereenkomst zijn aangegaan terwijl zij wisten of behoorden te weten dat Bioscience niet aan haar ver-plichtingen zou kunnen voldoen dan wel geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van die wanprestatie door IEF geleden schade. De kantonrechter acht onvoldoende feitelijk onderbouwd dat dit verwijt aan [gedaagde 2] en [woonplaats] kan worden gemaakt, nu de overeenkomst in december 2002 is aangegaan en de verplichtingen aanvankelijk werden nagekomen. Daarbij heeft [woonplaats] nog onweersproken aangevoerd dat op-schorting van de betaling van huurpenningen in het tweede kwartaal 2003 verband hield met gebreken in de centrale verwarming en warmwatervoorziening en dat Bios-cience het pand in de zomer van 2003 grondig heeft opgeknapt. Daarnaast geldt dat de bestuurders slechts persoonlijk kunnen worden aangesproken voor zover hen per-soonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt dat Bioscience een eerder door haar aangegane overeenkomst niet nakomt en daardoor aan IEF schade heeft be-rokkend. Of aansprakelijkheid bestaat hangt af van de vraag of aan Hesssels en Wa-genveld een voldoende ernstig verwijt valt te maken. Het enkele feit dat zij niet erop hebben toegezien dat Bioscience haar verplichtingen jegens IEF niet is nagekomen is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om persoonlijke aansprakelijkheid aan te nemen. In casu heeft [woonplaats] stukken overgelegd waaruit kan worden afge-leid dat zijn grootvader in juni 2004 op een ondernemingsrekening van Bioscience een bedrag van € 25.000,- als lang lopende lening heeft overgemaakt. Voorts heeft Wa-genveld onweersproken aangevoerd dat in het 3e en 4e kwartaal een tweetal in het buitenland gestarte projecten zwaar verliesgevend waren en gestopt moesten worden en dat gesprekken met ABN-AMRO en Fortis voor het verkrijgen van extra kredietfa-ciliteiten niet succesvol waren. Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de kantonrechter voldoende aangetoond dat geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht, zodat de bestuurders persoonlijk geen ernstig verwijt valt te maken.
1.4 Voorts heeft IEF nog gesteld dat de bestuurders van Bioscience persoonlijk aanspra-kelijk zijn nu zij verzuimd hebben de schade voor IEF zoveel mogelijk te beperken, omdat zij in december 2003 hebben nagelaten de overeengekomen breakoptie per de-cember 2004 in te roepen. De kantonrechter verwerpt aansprakelijkheid op deze grond nu Bioscience en niet de bestuurders partij bij de overeenkomst waren en uit het bo-venstaande kan worden afgeleid dat over 2004 geen sprake was van betalingsonwil.
1.5 De over 2004 gevorderde servicekosten zullen gelet op het hierboven overwogene worden afgewezen.
1.6 Met betrekking tot de periode na 31 december 2004 geldt dat ingevolge artikel 2:19 lid 5 BW een rechtspersoon na ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot veref-fening van het vermogen nodig is. De vereffening heeft tot doel de voldoening van de schuldeisers. Indien geen baten bestaan ten tijde van de ontbinding, volgt geen veref-fening en houdt de rechtspersoon terstond op te bestaan. In onderhavig geval hebben [gedaagde 2] en [woonplaats] -behalve de toezending van het ontbindingsbesluit in februari 2005- nagelaten enige actie te ondernemen omtrent de lopende verplichtingen jegens in ieder geval IEF. Zij hadden als vereffenaars van Bioscience, belast met de uitvoe-ring dier verplichtingen, zich met IEF in verbinding moeten stellen omtrent beëindi-ging van de huurovereenkomst en/of aangifte van het faillissement moeten doen voor zover de baten de schulden overtroffen. Nu zij de door Bioscience gehuurde bedrijfs-ruimte onbeheerd hebben achtergelaten, zijn zij naar het oordeel van de kantonrechter in hun taak te kort geschoten. De daaruit voortvloeiende schade kan IEF op hen ver-halen. Dat [gedaagde 2] aan [woonplaats] heeft verklaard dat hij met IEF over het pand in ge-sprek was doet aan het voorgaande niet af. Kennelijk heeft dit vermeende overleg niet tot afspraken geleid. Het had in de gegeven omstandigheden op de weg van Wagen-veld gelegen zich daarover beter te informeren.
1.7 De gevorderde betaling van de achterstallige huurtermijnen is derhalve toewijsbaar vanaf de dag van ontbinding van Bioscience, 1 januari 2005, tot aan de dag van ont-binding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de verschuldigde rente en contractuele boete. De vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen. Het betreft hier een vergoeding voor toekomstige schade. Deze schade is thans niet vast te stellen. Ook heeft Bioscience een inspanningsverplichting om de schade te beperken door zo spoedig mogelijk een nieuwe huurder te vinden.
1.8 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten -waartegen geen afzonderlijke weren zijn gericht- zullen ingevolge Rapport Voorwerk II worden vastgesteld op € 800,-, als zijnde in redelijkheid gemaakt en redelijk van omvang. De door IEF gevorderde rente zal als onweersproken zoals gevorderd worden toegewezen.
1.9 [gedaagde 2] en [woonplaats] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van IEF.
6. Beslissing
De kantonrechter:
6.1 Verklaart IEF niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens Bioscience.
6.2 Ontbindt de huurovereenkomst tussen IEF en Bioscience met betrekking tot het gehuurde aan de Parellaan 15 te Hoofddorp.
1.1 Veroordeelt [gedaagde 2] en [woonplaats] hoofdelijk tot betaling van de huurachterstand tot en met de maand van gerechtelijke ontbinding, tot en met april 2005 bedragend € 15.472,13 incl. BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata der huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de overeengekomen boete, tot en met april 2005 bedragend € 617,16.
1.4 Veroordeelt [gedaagde 2] en [woonplaats] hoofdelijk tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 800,-.
1.5 Veroordeelt [gedaagde 2] en [woonplaats] hoofdelijk tot deugdelijke ontruiming van de bedrijfsruimte en kantoorruimte met al het hare en de haren, en tot het in overeenge-komen staat ter beschikking stellen van de bedrijfsruimte en kantoorruimte aan IEF onder afgifte van de sleutels, met machtiging van IEF om, indien [gedaagde 2] en Wagen-veld hiermee in gebreke blijven, de ontruiming zelf ter hand te nemen, zo nodig met behulp van de sterke arm, met veroordeling van [gedaagde 2] en [woonplaats] in de kosten die hiermee gemoeid zijn.
1.1 Veroordeelt van [gedaagde 2] en [woonplaats] tot betaling van de kosten van de procedure aan de zijde van IEF, tot op heden begroot op € 335,86 aan verschotten en op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde.
1.7 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. M. Van Wassenaer, kantonrechter, en in het open-baar uitgesproken ter terechtzitting van bovengenoemde datum, in tegenwoordigheid van de griffier.