ECLI:NL:RBHAA:2005:AT8268

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/920002-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. J. Flohil
  • mr. J. van de Schepop
  • mr. A. Aardenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de productie van XTC-pillen met grote hoeveelheden PMK

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 juni 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van een aanzienlijke hoeveelheid XTC-pillen, geschat op ongeveer vijftig miljoen. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de organisatie van de productie en distributie van de verboden drug, waarbij hij betrokken was bij het huren van bestelbusjes en het begeleiden van transporten van grondstoffen, waaronder circa 119 kg PMK, een verboden vloeistof voor de vervaardiging van XTC, vanuit Hong Kong naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2002 tot en met 12 november 2003 en van 24 augustus 2004 tot en met 13 september 2004, samen met anderen, handelingen heeft verricht die gericht waren op het bereiden, bewerken, en vervoeren van middelen die onder de Opiumwet vallen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van feiten die in strijd zijn met de Opiumwet, waarbij de gezondheid van veelal jonge mensen in gevaar werd gebracht door de productie en distributie van XTC. De verdachte heeft zich niet alleen schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de productie, maar ook aan het coördineren van transporten en het huren van locaties voor opslag. De rechtbank heeft de proceshouding van de verdachte, die stelde ongewild betrokken te zijn geraakt, als ongeloofwaardig bestempeld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie bij de strafoplegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/920002-04
Uitspraakdatum: 16 juni 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 mei en 2 juni 2005 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen, te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is gewijzigd, tenlastegelegd dat hij:
1 primair
in de periode van 1 januari 2002 tot en met 12 november 2003 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp en/of te Hillegom en/of te Almelo en/of te Nieuw-Vennep en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of een ander/anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) opzettelijk,
- hoeveelheden PMK en/of BMK ingevoerd en/of vervoerd en/of voorhanden gehad en/of
- een of meer lokatie(s) gehuurd voor de opslag van voornoemde PMK en/of BMK en/of
- een of meer auto('s) gehuurd voor het vervoer van voornoemde PMK en/of BMK;
(zaaksdossier 1)
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
1 subsidiair
in de periode van 1 januari 2002 tot en met 12 november 2003 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp en/of te Hillegom en/of te Nieuw-Vennep en/of te Almelo en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- (telkens) opzettelijk( een) hoeveelhe(i)d(en) van een mengsel bevattende piperonylmethylketon (PMK) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een mengsel bevattende benzylmethylketon (BMK) onder het/de synoniem(en) 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) en 1-fenyl-2-propanon (BMK) vermeld
onder categorie 1 van de bijlage van de richtlijn inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (richtlijn 92/109/EEG), in de handel heeft gebracht zonder vergunning van onze Minister en/of
- opzettelijk anders dan als houder(s) van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en anders dan als perso(o)n(en) of instelling(en) als bedoeld in artikel 4 van die wet( een) hoeveelhe(i)d(en) van een mengsel bevattende piperonylmethylketon (PMK) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een mengsel bevattende benzylmethylketon (BMK) onder het/de synoniem(en) 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) en/of 1-fenyl-2-propanon (BMK) vermeld onder categorie 1 van de bijlage van de richtlijn inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (richtlijn 92/109/EEG) voorhanden heeft gehad.
(De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990, houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen).
art 3 Wet voorkoming misbruik chemicaliën
2 primair
in de periode van 24 augustus 2004 tot en met 13 september 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of een ander/anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) opzettelijk,
- ongeveer 1900 liter, in ieder geval een hoeveelheid, PMK ingevoerd en/of vervoerd en/of voorhanden gehad en/of
- een of meer lokatie(s) gehuurd voor de opslag van voornoemde PMK en/of
- een of meer auto('s) gehuurd voor het vervoer van voornoemde PMK;
(zaaksdossier 3)
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2 subsidiair
in de periode van 24 augustus 2004 tot en met 13 september 2004 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- opzettelijk een hoeveelheid (ongeveer 1900 liter) van een mengsel bevattende piperonylmethylketon (PMK) onder het synoniem 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) vermeld onder categorie 1 van de bijlage van de richtlijn inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (richtlijn 92/109/EEG), in de handel heeft gebracht zonder vergunning van onze Minister en/of
- opzettelijk anders dan als houder(s) van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en anders dan als perso(o)n(en) of instelling(en) als bedoeld in artikel 4 van die wet een hoeveelheid (ongeveer 1900 liter) van een mengsel bevattende piperonylmethylketon (PMK) onder het synoniem 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on (PMK) vermeld onder categorie 1 van de bijlage van de richtlijn inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (richtlijn 92/109/EEG) voorhanden heeft gehad.
(De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990, houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en
art 3 Wet voorkoming misbruik chemicaliën
3
in de periode van 1 juli 2003 tot en met 22 augustus 2003 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer en/of te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 250 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman staat slechts vast dat verdachte busjes heeft gehuurd. Deze zijn, anders dan het openbaar ministerie stelt, gebruikt voor het vervoer van meubels en voor het verhuizen van de inboedel van werknemers van verdachte's restaurant [restaurant A].
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit de zendmastgegevens blijkt dat verdachte op 28 oktober 2003 in de buurt is geweest van de Marconistraat te Rotterdam, de plaats waar de negende container werd gelost, bevattende mihoen en flessen met het opschrift chilisaus waarin zich, naar later is vastgesteld, in een aantal flessen PMK en BMK bevond. Ook op 29 oktober 2003, de dag dat een deel van de flessen met het opschrift chilisaus van de Marconistraat naar het huis van [betrokkene] te Nieuw Vennep werd vervoerd, was verdachte in de buurt van het huis van [betrokkene] en in de buurt van de plaats waar de bestelbusjes met flessen, gevuld met, naar later is gebleken, PMK en BMK, werden omgewisseld, het BP tankstation te Rozenburg.
Bij het huis van [betrokkene] is door de eigenaar/verhuurder voorts gezien dat de dozen na het lossen uit de vrachtwagen die de lading had gebracht opnieuw werden gegroepeerd, kennelijk aan de hand van een kenmerk dat aan de buitenkant van de doos zichtbaar was, en in de bestelbus met kenteken [11-AA-BB] geladen. Deze bus is op naam van verdachte gehuurd en met de creditcard van verdachte betaald. Op naam van verdachte is op 27 oktober 2003 ook een bus gehuurd. Op diezelfde datum is het afleveradres van de negende container gewijzigd van de [a-straat] te Aalsmeerderbrug in [b-straat] te Rotterdam. Vlak voor deze datum, op 24 oktober 2003, heeft de politie de loods in Aalsmeerderbrug geopend en doorzocht.
Verder heeft de verhuurder van de loods aan de [c-weg] te Hoofddorp, waar door de politie een weeïge zoete doordringende geur is waargenomen en is gezien dat een Chinese vrouw transparante vloeistof uit jerrycan overgoot, verklaard dat enige dagen na doorzoeking van de loods op een vrijdag vier maal dozen zijn geladen in een bestelbusje met kenteken [22-CC-DD]. Deze bestelbus is op 6 november 2003 gehuurd op naam van verdachte. Ten aanzien van deze bus heeft verdachte op 13 april 2005 nog verklaard dat hij toen geen bus heeft gehuurd, terwijl verdachte eerst ter zitting bij de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft verklaard dat hij een bus heeft gehuurd om de inboedel van werknemers te verhuizen. Deze verklaring acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
De rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit 1 primair heeft begaan in dier voege dat hij in de periode van 19 oktober 2003 tot en met 12 november 2003 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp en/of te Almelo en/of te Nieuw-Vennep en/of te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of een ander/anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) opzettelijk,
- hoeveelheden PMK en BMK ingevoerd en/of vervoerd en/of voorhanden gehad en/of
- lokaties gehuurd voor de opslag van voornoemde PMK en/of BMK en/of
- auto's gehuurd voor het vervoer van voornoemde PMK en/of BMK;
Ten aanzien van feit 2 primair
De rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feit 2 primair heeft begaan in dier voege dat hij in de periode van 24 augustus 2004 tot en met 13 september 2004 te Rotterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich of een ander/anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) opzettelijk,
- ongeveer 1900 liter PMK ingevoerd en vervoerd en voorhanden gehad en/of
- auto's gehuurd voor het vervoer van voornoemde PMK;
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat verdachte terzake de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte, bij gebrek aan bewijs, van dit feit zal worden vrijgesproken.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Algemeen
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen welke gericht waren op de productie van buitengewoon grote hoeveelheden van – naar schatting plusminus vijftig miljoen – XTC-pillen.
XTC is een bewustzijnsbeïnvloedend middel, waarvan de wetgever heeft bepaald dat de handel erin en de verspreiding ervan, verboden is. Met betrekking tot het gevaar voor de gezondheid van personen van XTC overweegt de rechtbank dat blijkens onderzoek na XTC-gebruik levensbedreigende en psychische klachten kunnen optreden. In de afgelopen jaren zijn meermalen jonge mensen na gebruik van XTC overleden. Verdachte heeft met voorbijzien aan de risico's voor de gezondheid van veelal jonge mensen een rol gespeeld bij het op de markt brengen van grondstoffen voor de vervaardiging van deze verboden synthetische drug.
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte het negende transport vanuit Rotterdam via Nieuw Vennep naar Almelo heeft begeleid. Daarnaast heeft verdachte uitvoeringshandelingen verricht door bestelbusjes te huren zowel voor wat betreft het negende transport als voor het transport vanuit de loods in Hoofddorp naar Almelo.
Ten aanzien van feit 2 primair overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft met anderen in nauwe samenwerking een zeecontainer met onder meer circa 119 kg PMK – een verboden vloeistof voor het bereiden van populair gezegd XTC – vanuit Hong Kong naar Rotterdam geloodst. Aldaar is de container na inklaring vervoerd naar een 'verdeelstation’. Bij het leeghalen van de dozen in de container is de in jerrycans gegoten PMK overgeladen in transportbusjes met het oogmerk deze elders op te slaan of te verkopen.
Dat verdachte een coördinerende en aansturende taak vervulde bij het beramen, begeleiden en afwikkelen van het transport, blijkt vooral ook uit de vele afgetapte gesprekken die hij heeft gevoerd over de periode juni/september 2004. Verdachte bevond zich binnen het verband van de bij het transport betrokken medeverdachten hoog op de hiërarchische ladder en droeg met één van zijn mededaders ten volle de verantwoordelijkheid voor het plaatsvinden van dat transport.
De proceshouding van verdachte ter terechtzitting dat hij ongewild en onbedoeld betrokken is geraakt bij de criminele activiteiten van een medeverdachte, geeft er geen blijk van dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet, nog afgezien van het feit dat hij een medeverdachte belast, die mede op initiatief van verdachte zelf bij de zaak is betrokken. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming medebrengt, dient te worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
10a van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 primair en 2 primair heeft begaan zoals
hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Flohil, voorzitter,
mrs. Van de Schepop en Aardenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Berghout en Van der Heijden,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juni 2005.