ECLI:NL:RBHAA:2005:AT7914

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
253165
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verstrekte SIM-kaart leidt tot geschil over telefoonkosten

In deze zaak vorderde T-Mobile Netherlands B.V. betaling van € 783,28 van de gedaagde, die een mobiel telefoonabonnement had afgesloten via The Phonehouse. De gedaagde had een verkeerde SIM-kaart ontvangen, waardoor hij niet bereikbaar was en niet kon bellen. T-Mobile erkende fouten in de nummerporteringsprocedure en bood een tegemoetkoming aan, maar de gedaagde had na een bepaalde periode niets meer betaald. De kantonrechter oordeelde dat T-Mobile haar verplichtingen niet voldoende was nagekomen, wat de gedaagde het recht gaf om de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde slechts de daadwerkelijk gemaakte telefoonkosten verschuldigd was, die op € 188,23 werden vastgesteld. De kantonrechter wees de buitengerechtelijke incassokosten af en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Het vonnis werd uitgesproken op 23 maart 2005.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 253165/CV EXPL 04-10612
Vonnisdatum: 23 maart 2005
RECHTBANK HAARLEM,
SECTOR KANTON, LOCATIE HAARLEM,
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
de besloten vennootschap T-MOBILE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde Van Arkel Gerechtsdeurwaarders Leiden,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als T-Mobile respectievelijk [gedaagde].
1. De loop van het geding
T-Mobile heeft [gedaagde] bij dagvaarding d.d. 18 oktober 2004 gedagvaard. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord, met producties. Bij vonnis van 8 december 2004 is een comparitie gelast, welke heeft plaatsgevonden op 18 februari 2005. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Medio 2001 heeft [gedaagde] via The Phonehouse (hierna: Phonehouse) met de rechtsvoorgangster van T-Mobile een overeenkomst gesloten (genaamd “Ben extra”) inhoudende een mobiel telefoonabonnement (met behoud van zijn oude KPN-nummer). Dit abonnement diende op 13 september 2001 in te gaan.
b. [gedaagde] kon niet naar het buitenland bellen, was niet bereikbaar en kon eind september 2001 ook niet meer in Nederland bellen. Uiteindelijk bleek hij een ver-keerde SIM-kaart gekregen te hebben.
c. Op 8 oktober 2001 heeft [gedaagde] een nieuwe SIM-kaart gekregen. Tussen 8 en 25 oktober 2001 heeft hij wel kunnen bellen, maar vervolgens is hij afgesloten wegens hoogverbruik.
a. Bij brief van 31 oktober 2001 heeft T-Mobile aangegeven dat er aan haar zijde fouten zijn gemaakt in de nummerporteringsprocedure, dat het afsluiten wegens hoogverbruik zonder bericht vooraf “niet geheel correct” was en dat bij wijze van tegemoetkoming twee maanden belbundels ter waarde van € 70,-- aan hem gecre-diteerd zullen worden.
e. T-Mobile heeft voor een totaalbedrag van € 491,94 gefactureerd aan [gedaagde], waarbij de laatste factuur (ad € 202,51 d.d. 26 januari 2002) betrekking had op “Afkoopsom Resterende abonnementskosten”.
f. [gedaagde] is na 24 oktober 2001 niet meer aangesloten geweest en heeft niets be-taald aan T-Mobile.
3. De vordering
T-Mobile vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en zonder borgtocht, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan T-Mobile te betalen € 783,28, vermeerderd met 12 % rente vanaf 10 september 2004 over € 491,94, kosten rechtens.
T-Mobile stelt daartoe dat [gedaagde] deze bedragen uit hoofde van de overeenkomst verschuldigd is en - ondanks sommatie daartoe – met betaling in gebreke blijft, waar-na zij haar dienstverlening heeft beëindigd.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
[gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat hij een groot deel van zijn tijd op zee en/of in het buitenland doorbrengt en dat hij zakelijk in hoge mate afhankelijk is van het bereik-baar zijn via een mobiele telefoon. In de onderhavige zaak zal daarvan derhalve wor-den uitgegaan. Uit de gebeurtenissen die onder de vaststaande feiten zijn opgenomen kan geconcludeerd worden [gedaagde] tussen 13 september 2001 en 8 oktober 2001 niet op zijn eigen nummer bereikbaar was, door omstandigheden die naar het oordeel van de kantonrechter zonder meer in de risicosfeer van T-Mobile liggen. Ook het zonder waarschuwing afsluiten op 25 oktober 2001 - in de bewoordingen van T-Mobile “niet geheel correct” - ligt in de risicosfeer van T-Mobile.
Naar het oordeel van de kantonrechter is T-Mobile haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst zodanig onvoldoende nagekomen, dat [gedaagde] tot (buitengerechte-lijke) ontbinding van de overeenkomst over mocht gaan. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [gedaagde] aldus, dat hij stelt dit gedaan te hebben. Ter onderbouwing heeft hij een viertal brieven overgelegd gericht aan (de rechtsvoorgangster van) T-Mobile, gedateerd tussen 1 november 2001 en 19 december 2001, waarvan de brief van 30 november 2001 als een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring gelezen zou kunnen worden.
T-Mobile heeft echter betwist dat zij genoemde brieven heeft ontvangen. In het alge-meen geldt dat het risico van het verzenden van stukken per gewone post - bij betwis-ting van de ontvangst daarvan - ligt bij de verzender van deze stukken. Nu [gedaagde] niet stelt dat T-Mobile de ontbindingsverklaring heeft ontvangen en dit ook niet an-derszins uit het procesdossier is vast te stellen, moet het er voor worden gehouden dat deze niet is ontvangen en dat de overeenkomst derhalve niet op dat moment is geëin-digd. De stelling van [gedaagde] dat er faxverkeer moet zijn geweest tussen Phonehouse en T-Mobile dienaangaande doet daaraan niet af, nu hij niet heeft gesteld dat Pho-nehouse de overeenkomst namens hem heeft ontbonden.
Uitgangspunt is derhalve dat de overeenkomst is blijven voortbestaan tot het moment dat deze door T-Mobile is beëindigd wegens wanbetaling. Op grond van hetgeen par-tijen waren overeengekomen zou [gedaagde] als gevolg van die beëindiging naast de reeds vervallen facturen ook de resterende abonnementskosten ad € 202,51 verschul-digd zijn. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is dit resultaat echter - ge-zien het ondermaats presteren van T-Mobile enerzijds, maar ook gezien de omstandigheid dat zij na haar conclusie dat het afsluiten van [gedaagde] “niet geheel correct” was hem nimmer meer heeft aangesloten - naar het oordeel van de kantonrechter on-aanvaardbaar.
De gevolgen van het beëindigen van de overeenkomst door T-Mobile worden op de voet van het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW in die zin gecorrigeerd dat [gedaagde] slechts de daadwerkelijk door hem gemaakte telefoonkosten verschuldigd is. De kan-tonrechter bepaalt de daadwerkelijk gemaakte kosten aan de hand van de facturen van 6 november 2001 (€ 57,85 + € 24,05 = € 81,90 exclusief BTW = € 97,46 inclusief BTW) en 29 november 2001 (€ 29,41 + € 46,87 = € 76,28 exclusief BTW = € 90,77 inclusief BTW). Het totale bedrag dat zal worden toegewezen bedraagt derhalve € 188,23.
In de omstandigheid dat maar een zeer beperkt gedeelte van de vordering van T-Mobile wordt toegewezen ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen. De gevorderde contractuele rente - waartegen [gedaagde] geen weren heeft gericht - is toewijsbaar over de hiervoor genoemde bedragen vanaf de vervaldata van de facturen.
Partijen worden over en weer op punten in het ongelijk gesteld. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
6. Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan T-Mobile van € 188,23 te vermeerderen met de contractuele rente van 12 % per jaar over € 97,46 vanaf 16 november 2001 en over € 90,77 vanaf 9 december 2001, telkens tot de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevor-derd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 23 maart 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.