ECLI:NL:RBHAA:2005:AT7913

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
249725 CV EXPL 04-9196
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking door administratieve fout effectenbank

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, stond de vraag centraal of de gedaagde partij, een cliënt van de effectenbank Binck N.V., ongerechtvaardigd was verrijkt door een bedrag van €3.700,00 over te boeken naar een andere bankrekening. De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde had op basis van een cliëntenovereenkomst transacties verricht via het beursordersysteem van Binck, waarbij de bank door een administratieve fout de marginverplichting van de gedaagde onjuist had vastgesteld. Hierdoor kon de gedaagde transacties uitvoeren, terwijl hij daar niet de financiële ruimte voor had. De bank had de gedaagde moeten weerhouden van deze transacties, maar dit gebeurde niet. Na de transacties heeft de gedaagde een bedrag van €3.700,00 overgeboekt naar zijn tegenrekening, wat de bank als ongerechtvaardigde verrijking beschouwde.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde ongerechtvaardigd was verrijkt, omdat de overboeking het gevolg was van transacties die niet hadden mogen plaatsvinden. De rechter benadrukte dat de bank de financiële gevolgen van haar fout moest dragen, maar dat de gedaagde niet beter mocht worden van de situatie. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot terugbetaling van het bedrag van €3.700,00 aan Binck, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 juli 2004. De vordering van Binck tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechter wees ook de kosten van de procedure toe aan Binck, aangezien de gedaagde als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Dit vonnis werd uitgesproken door mr. B. Vogel, kantonrechter, op 23 maart 2005, en is openbaar gemaakt. De zaak illustreert de verantwoordelijkheden van financiële instellingen bij het beheren van klantrekeningen en de gevolgen van administratieve fouten.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 249725/CV EXPL 04-9196
Vonnisdatum: 23 maart 2005
RECHTBANK HAARLEM,
SECTOR KANTON, LOCATIE HAARLEM,
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
de naamloze vennootschap EFFECTENBANK BINCK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.F.G. Feenstra,
-- tegen --
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Binck respectievelijk [gedaagde].
1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende gedingstuk-ken:
? de dagvaarding d.d. 8 september 2004, met producties;
? het schriftelijk antwoord van [gedaagde], met producties;
? de conclusie van repliek, met producties;
? de dupliek van [gedaagde].
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Op grond van een tussen partijen geldende cliëntenovereenkomst heeft [gedaagde] op 10 februari en 2 maart 2004 een hoeveelheid Put Spreads (AEX) optie posities ge-kocht en verkocht met gebruikmaking van het beursordersysteem van Binck.
b. Ten tijde van deze aan- en verkoop heeft Binck de marginverplichting die voor [gedaagde] gold onjuist vastgesteld. Met de hierdoor ontstane bestedingsruimte heeft [gedaagde] vervolgens een hoeveelheid optie posities (effecten) gekocht en verkocht.
a. [gedaagde] heeft in de hierop volgende periode van zijn beleggingsrekening een to-taalbedrag van € 3.700,-- naar zijn tegenrekening overgeboekt.
d. Bij brief d.d. 26 april 2004 heeft Binck aan [gedaagde] medegedeeld dat er op zijn ef-fectenrekening een tekort van € 8.603,88 in bestedingsruimte is geconstateerd. Voorts is [gedaagde] in deze brief verzocht het tekort aan te zuiveren bij gebreke waarvan Binck posities zal verkopen c.q. sluiten.
e. [gedaagde] heeft daarop bij brief d.d. 28 april 2004 gereageerd. In deze brief staat (onder meer) het volgende:
Naar aanleiding van uw margin’call’ wil ik het volgende mededelen, sinds 26 april j.l heb ik een tekort aan bestedingsruimte op mijn effectenrekening van +/- 9000 euro, waar het de handelsdag ervoor nog 1600 euro positief was.
(…)
Ik verwijt u dan ook dat u riskmanagement niet naar behoren heeft gefunctioneerd en had deze positie nooit ingenomen als ik had geweten hoeveel margin ik had moeten reserveren, sterker nog als uw riskmanagement systeem naar behoren had gefunctio-neerd had ik deze positie niet eens in kunnen nemen, ik had namelijk nog geen geld op mijn effectenrekening gestort het saldo bedroeg dus voor 10-02-2004 0,00 euro.
(…)
f. Binck heeft op 29 april en 4 mei 2004 de openstaande posities gesloten. Partijen hebben vervolgens enige tijd gecorrespondeerd over de consequenties van een en ander.
g. Binck heeft bij brief d.d. 28 juni 2004 (met als bijlage een mutatieoverzicht) het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
(…) sluiten wij een overzicht bij van alle mutaties die in het jaar 2004 op uw bij onze instelling aangehouden rekening nummer 105230 hebben plaatsgevonden.
Uit dit overzicht blijkt dat het behaalde resultaat op de transacties die feitelijk niet hadden mogen plaatsvinden, uitkomt op een verlies van € 3.015,00
De op deze transacties betrekking hebbende provisie bedraagt € 302,00
Af: door ons vergoede rente € 0,92
Totale schade € 3.316,08
Bij: in uw opdracht uitgevoerde overboekingen, die derhalve
niet als schade uit hoofde van onjuiste marginberekening kunnen
worden aangemerkt. € 3.700,00
Totale debetstand op uw rekening € 7.016,08
Het bovenstaande ad € 3.316,08 hebben wij heden op de rekening gecrediteerd.
(…)
3. De vordering
Binck vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan Binck te betalen een bedrag van € 3.700,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2004 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede in de buitenge-rechtelijke incassokosten van € 545,-- en de kosten van de procedure.
Binck stelt daartoe primair dat [gedaagde] ongerechtvaardigd met dit bedrag is verrijkt. Subsidiair - voor zover de overboekingen van totaal € 3.700,-- als een betaling door Binck aan [gedaagde] kunnen worden aangemerkt - stelt Binck dat zij onverschuldigd heeft betaald. Door de weigering dit bedrag terug te betalen handelt [gedaagde] boven-dien onrechtmatig.
4. Het verweer
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] transacties heeft verricht via het beursorder- systeem van Binck, waar Binck hem - bij gebrek aan voldoende bestedingsruimte - van had behoren te weerhouden. Een en ander is het gevolg van een administratieve fout bij Binck en partijen zijn het er over eens dat Binck de financiële consequenties hiervan dient te dragen. Binck stelt dat zij dit gedaan heeft door [gedaagde]’ posities op 29 april en 4 mei 2004 te sluiten en het geleden verlies uiteindelijk op de effecten- rekening van [gedaagde] te crediteren. [gedaagde] betwist dit met name voor wat betreft de vermeende sluitingen op 29 april 2004 en voert aan dat door tegenstrijdige correspon-dentie waarvan de inhoud (die aanvankelijk deels ook nog gebaseerd was op foutieve koersen) niet te verifiëren was in de verstrekte overzichten, onduidelijk is wat Binck op die datum met de posities heeft gedaan.
Het volgende wordt overwogen. De bevoegdheid van Binck om in de onderhavige si-tuatie de posities van [gedaagde] te beëindigen wordt door laatstgenoemde op zichzelf niet betwist. De klacht van [gedaagde] omtrent het gebrek aan inzicht dat Binck in de pe-riode na de sluitingen heeft verschaft is - hoewel op het eerste oog terecht - voor de beslissing van deze zaak niet relevant. Doorslaggevend in deze zaak is dat op Binck de verplichting rust om [gedaagde] financieel in de positie te brengen waarin hij zich zou hebben bevonden indien Binck [gedaagde]’ marginverplichting bij de eerste transacties van 10 februari en 2 maart 2004 op een juiste wijze had bewaakt. Tussen partijen staat vast dat het saldo op de rekening van [gedaagde] toen € 0,00 was en dat deze transacties daarom niet plaats hadden mogen vinden. Voorts staat vast dat alle transacties die [gedaagde] nadien heeft verricht slechts hebben kunnen plaatsvinden als gevolg van de vervolgens foutief door Binck vastgestelde bestedingsruimte. In dat licht is het derhal-ve - waar [gedaagde] op zichzelf niet betwist dat de posities met verlies zijn afgesloten - niet relevant op welk bedrag Binck het geleden verlies vaststelt, nu zij dit immers toch zelf dient te dragen.
Kern van het geschil is de vraag of [gedaagde] het bedrag van € 3.700,--, dat door hem in twee etappes (18 februari en 9 maart 2004) van zijn effectenrekening is overgeboekt naar zijn tegenrekening bij een andere bank, dient terug te betalen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Weliswaar was het saldo van de rekening op het moment van de overboekingen toereikend, maar [gedaagde] heeft niet betwist dat dit het gevolg is van transacties die Binck niet hadden mogen fiatteren terwijl bovendien vaststaat dat posities van [gedaagde] uiteindelijk met verlies zijn afgesloten. In dat licht zou het in strijd met de redelijkheid zijn als [gedaagde] ten koste van Binck beter zou worden van de hele kwestie. [gedaagde] is ongerechtvaardigd verrijkt tot een bedrag van € 3.700,-- ten koste van Binck en zal daarom dit bedrag aan schade dienen te vergoe-den.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, nu Binck haar stellingen ten deze onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Weliswaar staat vast dat partijen veelvuldig over de afwikkeling van deze zaak contact hebben gehad, maar - wederom als gevolg van fouten van de zijde van Binck - is bij deze onderhandelingen lang uit-gegaan van onjuiste bedragen. Pas bij brief van 28 juni 2004 heeft Binck haar vorde-ring helder richting [gedaagde] geformuleerd, maar zij verzuimt te stellen welke incasso-activiteiten nadien hebben plaatsgevonden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een en-kele (eventueel herhaalde) sommatie, het doen van een - niet aanvaard - schikkings-voorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier in het algemeen worden beschouwd als werkzaamheden die worden gedekt door een proceskostenveroordeling ex artikel 238 e.v. Rv.
De gevorderde rente is - nu [gedaagde] daartegen geen afzonderlijke weren heeft gericht - toewijsbaar als gevorderd.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de pro-cedure worden veroordeeld.
6. Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Binck van € 3.700,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 juli 2004 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Binck tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
exploot € 70,40
vastrecht € 190,--
salaris gemachtigde € 450,--;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 23 maart 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.