ECLI:NL:RBHAA:2005:AT5426
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van alimentatie en vernietiging van overeenkomst wegens wilsgebreken
In deze zaak heeft de vrouw verzocht om wijziging van de alimentatieovereenkomst die op 11 juli 1995 was gesloten, waarin was bepaald dat de man een uitkering tot levensonderhoud van ƒ 1.700,- per maand zou betalen. De vrouw stelde dat er sprake was van grove miskenning van de wettelijke maatstaven en dat de overeenkomst was aangegaan onder invloed van dwaling. De rechtbank overwoog dat de vrouw niet had onderbouwd tot welke onderhoudsbijdrage de rechter zou hebben beslist en wat de omvang was van de vereiste wanverhouding tussen dat bedrag en de overeengekomen alimentatie. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat er sprake was van een onopzettelijk afwijken van de wettelijke maatstaven.
De rechtbank behandelde ook het verzoek van de vrouw om de overeenkomst te vernietigen wegens wilsgebreken. De vrouw voerde aan dat zij was misleid door de man over de reden van zijn ontslag en dat zij destijds geestelijk labiel was. De rechtbank oordeelde echter dat de vrouw niet had aangetoond dat de overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, waarbij werd vastgesteld dat de overeenkomst onverminderd van kracht bleef en dat de alimentatie niet gewijzigd kon worden.
De beslissing van de rechtbank werd op 26 april 2005 in het openbaar uitgesproken. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van de vrouw niet konden slagen, omdat zij niet had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de alimentatieovereenkomst rechtvaardigden.