RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/094149-03; 15/094066-04 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraakdatum: 10 februari 2005
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2004 en 27 januari 2005 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaardingen is omschreven. Een kopie van deze dagvaardingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Op vordering van de officier van justitie ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is de omschrijving van de tenlastelegging in de dagvaarding met parketnummer 15/094149-03 ter terechtzitting aangepast. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd.
Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd dat:
Parketnummer 15/094149-03:
1.
Zaak 1
hij op of omstreeks 07 juni 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 16.727,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
Zaak 2
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2003 tot en met 25 maart 2003 te Haarlem en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (te weten cocaine) voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) heeft getracht gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen,
immers heeft/hebben verdachte en/of een van zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal,
-(telefonisch) gesproken en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad met een of meer mededader(s)
*over de datum waarop voornoemd middel van lijst I van de Opiumwet (cocaine) Nederland wordt ingevoerd en/of
*over de beschikbaarheid van de verschillende mededader(s) bij het plegen van dat/die feiten en/of
*over de vindplaats (in het vliegtuig) van voornoemd middel van lijst I van de Opiumwet (cocaine) en/of
-zich op 25 maart 2003 naar Schiphol begeven en/of
-op 25 maart 2003 (telefonisch) contact onderhouden met een mededader, die op Schiphol in een vliegtuig op zoek was naar cocaine;
3.
PRIMAIR:
Zaak 3
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2003 tot en met 23 mei 2003 te Haarlem, en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (te weten cocaine) voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat dat/die bestamd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of een van zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal,
- (telefonisch) gesproken en/of afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad met een of meer mededader(s) over de komst van een (vermeende) drugskoerier en/of het (moment van) aanspreken en/of benaderen en/of meenemen van (een tevoren geidentificeerde) (een) (vermeende) drugskoerier en/of het afnemen van de in de koffer van de (vermeende) voornoemde drugskoerier aanwezige cocaine en/of
- zich op 23 mei 2003 begeven naar Schiphol en/of
-toen en daar aan zijn mededader(s) personen aangewezen/aangeduid, die met de controle op de luchthaven Schiphol zijn belast en/of
- voertuigen en/of personen ter beschikking gehad voor het verder vervoer van voornoemde middelen van lijst I van de Opiumwet (cocaine);
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 23 mei 2003 te Schiphol ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) koffer(s) (waarvan vermoed werd dat zich daarin drugs bevonden), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde [slachtoffer] en/of anderen heeft benaderd en/of heeft aangesproken en/of heeft gezegd dat hij politieambtenaar was en/of heeft gezegd dat voornoemde [slachtoffer] en/of anderen mee moesten lopen en/of voornoemde [slachtoffer] en/of anderen heeft vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte op dwingende toon heeft gezegd dat voornoemde [slachtoffer] en/of anderen mee moesten lopen en daarbij voornoemde
[slachtoffer] en/of anderen aan de jas heeft getrokken;
4.
zaak 6
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2003 tot en met 17 februari 2004 te Akersloot, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
zaak 5
hij op of omstreeks 17 februari 2004 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 30.000 pillen in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
Zaak 11
hij in of omstreeks de periode van 03 juni 2003 tot en met 5 juni 2003 te Bennebroek en/of te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het
grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende een middel (MDMA of MDEA of MDA) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 15/094066-04:
1.
Zaaksdossier 7
hij op of omstreeks 17 februari 2004 te Haarlem een patroonhouder (merk Ingram) (zijnde een onderdeel specifiek bestemd en van wezelijke aard voor een wapen van categorie II) en/of een patroonhouder (merk Glock) (zijnde een onderdeel specifiek bestemd en van wezelijke aard voor een wapen van categorie III), en/of munitie van categorie III, te weten 14 scherpe patronen van kaliber .380 en/of een scherp patroon van kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
Zaaksdossier 8
hij in of omstreeks de periode van 9 juni 2003 tot en met 17 februari 2004 te Akersloot, gemeente Castricum,, in elk geval in Nederland, een grote hoeveelheid elektrische gereedschappen (merk Bosch) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
Zaaksdossier 10
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 17 februari 2004 te Haarlem, in elk geval in Nederland, een flatscreen (merk Sun Microsystems, model A124P0) en/of een flatscreen (merk Samsung, model 191 N R) en/of een laptop (merk Hewlett Packard, serienummer CNF3431WQ2) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goeder(en) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
2. Voorvragen
De raadsman heeft ter zake van de dagvaarding met parketnummer 15/094149-03 voorzover betreffende het onder 1. tenlastegelegde feit de nietigheid van de dagvaarding ingeroepen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat die tenlastelegging onvoldoende feitelijk is ten aanzien van de aan verdachte verweten gedraging, zodat het de verdachte onvoldoende duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Genoemd feit voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat dit kan dienen als een deugdelijke grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting en, in geval van bewezenverklaring, voor de kwalificatie en veroordeling. Bovendien heeft verdachte er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hem duidelijk was wat hem wordt verweten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte in de dagvaarding met parketnummer 15/094149-03 onder 2 (zaak 2) ten laste is gelegd, aangezien niet wettig en overtuigend is bewezen dat de tenlastegelegde feitelijke handelingen, zo al begaan, zagen op de voorbereiding of bevordering van een feit als bedoeld in artikel 10, derde of vierde lid van de Opiumwet. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voorts acht de rechtbank niet bewezen hetgeen verdachte in de dagvaarding met parketnummer 15/094066-04 onder 2 (zaak 8) ten laste is gelegd, aangezien niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden – ten tijde van het verwerven van de goederen – dat de door hem verworven goederen door misdrijf verkregen waren. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder 1, 3 primair, 4, 5 en 6 (dagvaarding met parketnummer 15/094149-03) en de tenlastegelegde feiten onder 1 en 3 (dagvaarding met parketnummer 15/094066-04) heeft begaan in dier voege dat :
Parketnummer 15/094149-03:
1.
(zaak 1)
hij op 07 juni 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 16.727,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
PRIMAIR:
(zaak 3)
hij in de periode van 22 mei 2003 tot en met 23 mei 2003 te Haarlem en te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- vervoermiddelen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een van) zijn mededader(s),
- telefonisch gesproken en afspraken gemaakt en een ontmoeting gehad met een mededader over de komst van een (vermeende) drugskoerier en/of het benaderen van die tevoren geïdentificeerde (vermeende) drugskoerier en/of het afnemen van de in de koffer van die (vermeende) voornoemde drugskoerier aanwezige cocaïne en/of
- zich op 23 mei 2003 begeven naar Schiphol en/of
-toen en daar aan zijn mededader(s) personen aangeduid, die met de controle op de luchthaven Schiphol zijn belast en/of
- voertuigen en personen ter beschikking gehad voor het verder vervoer van voornoemde cocaïne;
4.
(zaak 6)
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in de periode van 01 juli 2003 tot en met 17 februari 2004 te Akersloot, gemeente Castricum, meermalen, telkens opzettelijk heeft bewerkt en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
(zaak 5)
hij op 17 februari 2004 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 30.000 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.
(zaak 11)
hij in de periode van 03 juni 2003 tot en met 5 juni 2003 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende een middel (MDMA of MDEA of MDA) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Parketnummer 15/094066-04:
1.
(zaak 7)
hij op 17 februari 2004 te Haarlem een patroonhouder, merk Ingram, zijnde een onderdeel specifiek bestemd en van wezenlijke aard voor een wapen van categorie II en een patroonhouder, merk Glock, zijnde een onderdeel specifiek bestemd en van wezenlijke aard voor een wapen van categorie III en munitie van categorie III, te weten 14 scherpe patronen van kaliber .380 en een scherp patroon van kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
(zaak 10)
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2004 tot en met 17 februari 2004 te Haarlem een flatscreen, merk Sun Microsystems, model A124P0, en een flatscreen, merk Samsung, model 191 N R en een laptop, merk Hewlett Packard, serienummer CNF3431WQ2 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van voornoemde goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte met parketnummer 15/094149-03 onder 1, 3 primair, 4, 5 en 6 en met parketnummer 15/094066-04 onder 1 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 (zaak 11) dagvaarding parketnummer 15/094149-03
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat XTC-pillen (MDMA, MDEA of MDA) zijn uitgevoerd.
Uit de gevoerde telefoongesprekken tussen verdachte en [betrokkene 1] volgt dat op 4 juni 2003 [betrokkene 1] een probleem signaleert nu er veel van de rode zijn. Deze zijn bijna open en de lucht zie je binnen. Het moeten er 48 zijn en [betrokkene 1] gaat dat controleren. De volgende dag vertelt [betrokkene 1] aan verdachte dat sommige, de rode, heel zacht (softed) waren en twee daarvan helemaal “fooled” weggegooid moesten worden. Voorts wordt gesproken over de groene en de bruine en over de snelle “the fast one”. Geconfronteerd met deze tapgesprekken en de door politie getrokken conclusie dat hier versluierd taalgebruik wordt gebezigd dat over XTC-pillen gaat, heeft verdachte niet meer verklaard dan dat hij hier niets op heeft te zeggen.
Op 6 juni 2003 is contact tussen verdachte en ene [betrokkene 2]. Deze [betrokkene 2] en onder meer ook ene [betrokkene 3] waren indertijd subject van onderzoek in het zogenaamd Kruisbek-onderzoek. Verdachte had op 20 mei 2003, dus voorafgaand aan het onderhavige bewezenverklaarde transport, een ontmoeting gehad met deze [betrokkene 2] en [betrokkene 3] waarbij werd gesproken, zo is door observanten gehoord, over diverse kleuren en drugs. Uit diverse in augustus en september 2003 gevoerde telefoongesprekken, getapt in dit Kruisbek-onderzoek (verslagen zijn ook in dit Lijster-dossier gevoegd), volgt dat de kwaliteit van de door [betrokkene 2] geleverde “rode” beneden de maat was. Op 5 november 2003 zijn twee koeriers aangehouden op Schiphol met meer dan 100.000 XTC-pillen in hun bagage, welke pillen in verband worden gebracht met diezelfde [betrokkene 2]. [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zijn, blijkens verklaring van de officier van justitie ter terechtzitting, inmiddels veroordeeld onder meer terzake voorbereidingshandelingen bij de productie van XTC. Geconfronteerd met deze bevindingen en de door politie getrokken conclusie dat de gesprekken met [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zagen op XTC-pillen, heeft verdachte wisselende en telkens niet aannemelijke verklaringen afgelegd (dat het zou gaan om DVD’s, dan wel om meubels of over houten olifantjes uit Thailand).
Voorts is relevant dat in de woning van verdachte op 17 februari 2004 een hoeveelheid van 30.000 XTC-pillen (MDMA) zijn aangetroffen, alsmede in zijn loods voorwerpen die erop duiden dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de bewerking (verpakking) van XTC-pillen, hetgeen hij zelf ook heeft bevestigd. Tevens is in de loods een roze/roodkleurige pil aangetroffen die half was vergaan. Ook deze pil bevatte MDMA.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, houdt de rechtbank het erop dat bij het onderhavige transport XTC-pillen zijn uitgevoerd. Het is in dit verband nog tot slot als een feit van algemene bekendheid te beschouwen dat waar het naar de uiterlijke verschijningsvorm om XTC-pillen gaat, het doorgaans om MDMA en in beperkte mate soms om MDEA of MDA gaat.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (zaak 10) dagvaarding met parketnummer 15/094066-04.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting wisselende verklaringen afgelegd over de persoon van wie hij de flatscreens gekocht heeft. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de flatscreens begin januari 2004 van iemand, wiens naam hij niet wilde noemen, heeft gekocht, dat hij deze persoon kende en vertrouwde en de flatscreens bij hem thuis zijn afgeleverd, terwijl op zitting verdachte stelde deze flatscreens, -na elkaar- te hebben gekocht in een cafe van een hem onbekende persoon die de flatscreens telkens achter in zijn auto had liggen,. De door verdachte genoemde bedragen die hij voor deze goederen, gloednieuw en nog in de verpakking, telkens cash, betaald heeft, liggen voorts telkens ver onder de door de leveranciers opgegeven kostprijzen. Verdachte heeft met betrekking tot de laptop verklaard dat hij deze – rond april 2004 – voor € 700,-- in winkel [naam bedrijf 1] te Beverwijk heeft gekocht en dat hij de bon nog ergens heeft liggen. De verkoopprijs van deze laptop in die winkel bedraagt echter - volgens opgave van [naam directeur], mededirecteur van voornoemd bedrijf [naam bedrijf 1] - € 1299,-- en voorts is deze bon tijdens de zoekingen bij verdachte niet aangetroffen.
Uit de desbetreffende processen-verbaal omtrent de herkomst van deze goederen valt af te leiden dat van de ladingen (die telkens in aantal beperkte hoeveelheden bevatten) waar deze goederen deel van uitmaakten, eind 2003 en begin januari 2004 exemplaren zijn verdwenen.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, houdt de rechtbank het erop dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren en dat verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen daarvan op de hoogte was.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 15/094149-03:
feit 1 en 6 (telkens):
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 primair:
medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden en bevorderen door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Voortgezette handeling feit 4 en 5
Voor zover de onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten zien op het voorhanden hebben en bewerken in de loods van de 30.000 XTC-pillen (MDMA), alsmede het voorhanden hebben van diezelfde pillen in de woning, duidt de rechtbank dit feitencomplex aan als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Wetboek van Strafrecht.
Parketnummer 15/094066-04:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzetheling, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland, Ressort Leeuwarden, Arrondissement Leeuwarden, uitgebrachte rapport van 20 januari 2005 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het binnen Nederland brengen van ruim 16 kilo cocaïne.
Voorts heeft verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht ten behoeve van het vervoer en de verdere invoer binnen Nederland van cocaïne. Daarbij is geprobeerd op Schiphol van een passagier de koffer, waarvan verdachte en zijn mededaders het vermoeden hadden dat daar cocaïne in zou zitten, afhandig te maken. Hiertoe zijn telefonisch contacten onderhouden tussen verdachte en zijn mededaders over het tijdstip waarop de vermeende drugskoerier (althans zijn koffer) op Schiphol zou landen en over de gebeurtenissen met betrekking tot het feitelijk afhandig maken van de koffer op Schiphol.
Verdachte heeft zich ook samen met anderen schuldig gemaakt aan de uitvoer van een hoeveelheid XTC-tabletten naar het buitenland. Verdachte fungeerde hierbij als belangrijk tussenpersoon met contacten in het buitenland. Verdachte heeft anderen aangestuurd en vervoer geregeld. In dit geval ging het bovendien om internationale drugshandel, waarvan bekend is dat deze een uiterst lucratief karakter heeft.
Daarnaast heeft verdachte XTC-pillen en cocaïne bewerkt en voorhanden gehad in een loods. In de woning van verdachte zijn voorts 30.000 XTC-pillen aangetroffen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne en XTC, schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat door het op de markt brengen van dergelijke drugs de verslavingsproblematiek met alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Verdachte heeft kennelijk uit louter winstbejag gehandeld zonder zich rekenschap te geven van de schadelijke maatschappelijke gevolgen van zijn handelwijze.
Bij zijn aanhouding op 17 februari 2004 zijn in de garage van verdachte twee patroonhouders en patronen aangetroffen. Ongecontroleerd bezit van dergelijke onderdelen van wapens en munitie levert in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid op.
Voorts werden twee flatscreens en een laptop in de woning van verdachte aangetroffen, die van misdrijf afkomstig bleken te zijn, hetgeen verdachte wist. Aldus heeft hij een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen of anderszins van misdrijf afkomstige goederen.
De officier van justitie heeft alle tenlastegelegde feiten bewezen geacht en de rechtbank gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 10 jaar.
Verdachte heeft, gezien het voorgaande, een diversiteit aan criminele activiteiten ontplooid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij reeds eerder veroordeeld is geweest, mede ter zake van een feit in het kader van de Opiumwet, hetgeen hem er klaarblijkelijk niet van heeft weerhouden opnieuw tot het plegen van dergelijke feiten over te gaan.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de patroonhouders en de patronen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van de patroonhouders en de patronen is in strijd met de wet.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de vacumeerder, compressor, drukpers, ton met toebehoren en de lepel dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen is begaan of voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van de bovengenoemde voorwerpen is in strijd met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 47, 56, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
1 lid 4, 2, 10 en 10a van de Opiumwet;
3, 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem met parketnummer 15/094149-03 onder 2 en met parketnummer 15/094066-04 onder 2 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de met parketnummer 15/094149-03 onder 1, 3 primair, 4, 5 en 6 en de met parketnummer 15/094066-04 onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 stk patroonhouder; leeg
- 14.00 stk patroon; 13 patronen en een losse patroon
- 1.00 stk patroonhouder; gevuld met bovenstaande patronen
- 1.00 stk lepel
- 1.00 stk vacumeerder
- 1.00 stk drukpers; compac
- 1.00 stk compressor; mecah
- 1.00 stk ton; met toebehoren pers
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [naam bedrijf 2] van:
- 1.00 stk Samsung scherm lcd.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [naam bedrijf 1] van:
- 1.00 laptop computer HP; in tas.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Tarlavski-Reurslag, voorzitter,
mrs. Sicking en Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. De Vries en Lenssen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2005.