ECLI:NL:RBHAA:2005:AT2578
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Verpalen
- mrs. Terwiel-Kuneman
- Kronenberg
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplichtigheid aan moord na levering van vuurwapen
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 maart 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan moord. De verdachte was benaderd door de hoofdverdachte met het verzoek om een vuurwapen te leveren. De verdachte heeft zonder enige terughoudendheid een pistool met bijbehorende kogels bij zijn zwager opgehaald en dit aan de hoofdverdachte overgedragen. De hoofdverdachte heeft vervolgens met dit wapen een persoon om het leven gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen opzet had om de hoofdverdachte middelen te verschaffen tot het plegen van een moord, en heeft hem daarom vrijgesproken van de primair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord.
De rechtbank overwoog dat de verdachte de hoofdverdachte al sinds zijn jeugd kende en dat deze hem had verteld het wapen nodig te hebben voor een bedreiging. De verdachte had echter verklaard dat hij nooit had gedacht dat de hoofdverdachte in staat zou zijn tot het plegen van een moord. Bovendien had de verdachte, na het leveren van het wapen, aan een neef verteld dat hij het pistool had gegeven aan de hoofdverdachte, die hem had verteld dat hij iemand bang wilde maken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen wetenschap had van het voornemen van de hoofdverdachte om een moord te plegen, en dat hij geen opzet had op medeplichtigheid aan de moord.
De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en heeft hem daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf. De benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet rechtstreeks voortvloeide uit het bewezenverklaarde feit.