ECLI:NL:RBHAA:2005:AS9542

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
253226 CV EXPL 04-6045
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door afsteken van vuurwerk tijdens nieuwjaarsviering met schade aan geparkeerde auto

In deze zaak heeft Interpolis Schade N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schade aan een geparkeerde auto, veroorzaakt door een vuurpijl die door [gedaagde] is afgeschoten tijdens de jaarwisseling op 1 januari 2003. De kantonrechter in Haarlem heeft op 10 maart 2005 uitspraak gedaan in deze kwestie. Interpolis vorderde een schadevergoeding van € 1.003,97, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelde dat hij niet onzorgvuldig had gehandeld, aangezien het afsteken van vuurwerk op nieuwjaarsnacht is toegestaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het afsteken van vuurwerk op zich niet onrechtmatig is, maar dat er wel een zorgvuldigheidsnorm geldt die in acht moet worden genomen om schade aan derden te voorkomen. In dit geval was de afstand tussen de afsteekplaats en de geparkeerde auto slechts 3 tot 4 meter, en de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht. De vuurpijl is afgeschoten vanuit een champagnefles en heeft schade veroorzaakt aan de auto van [naam].

De rechter concludeerde dat [gedaagde] zich niet aan de zorgplicht heeft gehouden, wat heeft geleid tot de schade. De vordering van Interpolis werd toegewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het afsteken van vuurwerk, vooral in de nabijheid van geparkeerde voertuigen.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
Sector Kanton Locatie Zaandam
Zaak-/rolnummer: 253226 CV EXPL 04-6045
datum uitspraak: 10 maart 2005
Vonnis
De kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
Interpolis Schade N.V.
te Tilburg,
gemachtigde: deurwaarder C.W.M. Stam
verder te noemen: Interpolis;
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats]
gemachtigde: deurwaarder J.C. Huyer
verder te noemen: [gedaagde].
BESLISSING.
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan Interpolis te betalen de somma van € 1.003,97 met de wettelij-ke rente daarover vanaf de dag dat gedagvaard is tot de dag dat alles betaald is.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van Interpolis tot op heden begroot op € 407,78 waarvan € 180,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
*******************
Verloop van de Procedure.
Interpolis heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geconcludeerd voor antwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
Beoordeling van het geschil.
De vordering.
Interpolis vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan Interpolis te betalen de somma van € 1.003,97 met rente en kos-ten.
Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat Interpolis haar verzekerde [naam] voor dat bedrag schadeloos heeft gesteld voor een schade die is veroorzaakt door een door [gedaagde] in de vroege morgen van 1 januari 2003 afgeschoten vuurpijl, die op de auto van [naam] viel. Geageerd wordt uit hoofde van een aan [gedaagde] toerekenbare onrechtmatige daad (artikel 6.162 van het Burgerlijk Wetboek).
Het verweer.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Volgens [gedaagde] heeft hij niet onzorgvuldig gehandeld.
Oordeel van de kantonrechter.
In deze zaak kan als niet dan wel onvoldoende onweersproken worden uitgegaan van de volgend feiten.
Bij gelegenheid van de nieuwjaarsviering heeft [gedaagde] in de vroege morgen van 1 januari 2003 op of aan de openbare weg de [straatnaam] te [plaats] een vuurpijl afgeschoten die uiteindelijk is neergekomen op de auto van [naam], die daardoor een deuk opliep aan het dak. De vuurpijl is afgeschoten vanuit ene half gevulde champagnefles die stond opgesteld op een groenstrook grenzende aan de straat. Aan de andere kant van de straat stond de auto van [naam] geparkeerd. De afstand tussen afsteekplaats en die auto beliep ongeveer 3 tot vier meter. Er is niet gebleken van enige hapering in de vuurpijl, die dus normaal tot ontbranding is gekomen en vervolgens in de lucht is geschoten.
Partijen blijken in de kern verdeeld over het antwoord op de vraag of het afschieten van deze vuurpijl toen en daar als onrechtmatige daad is aan te merken, zoals bedoeld in artikel 6.162 van het Burgerlijk Wetboek.
Interpolis meent van wel, omdat de alsdan in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm gebiedt deze pijl zo af te steken dat hij bij het neerkomen geen schade kan veroorzaken aan in de nabijheid geparkeerde auto’s.
[gedaagde] meent van niet. Nu het afsteken van vuurpijlen op de openbare weg met nieuwjaar onbetwist is toegestaan en [gedaagde] zich bij dat afsteken zorgvuldig heeft gedragen, kan geen sprake zijn van een onrechtmatige daad en heeft de hoofdregel te gelden dat Interpolis, althans haar verzekerde, haar eigen schade heeft te dragen.
Daarover oordeel ik als volgt.
Aan [gedaagde] moet onmiddellijk worden toegegeven dat het afsteken van vuurwerk met nieuwjaar, hier niet ter zake doende uitzonderingen daargelaten, op zichzelf niet onrechtmatig is, hetgeen niet anders wordt door het enkele feit dat een derde daardoor schade lijdt.
Dat neemt echter niet weg dat men bij het afsteken van vuurwerk, zoals vuurpijlen, een grote mate van zorgvuldigheid moet betrachten die zich niet beperkt tot het volgen van de gebruiksaanwijzing. Bij het afsteken van dergelijk vuurwerk heeft men zich er immers tevens van te vergewissen dat dit kan gebeuren zonder dat gevaar ontstaat of in redelijkheid kán ontstaan voor mensen, dieren en goederen, waaronder in de buurt geparkeerde auto’s. Nu er bij het afsteken van de in deze procedure bedoelde vuurpijl op zichzelf niets is misgegaan en voorts niet is gebleken van andere uitzonderlijke omstandigheden, moet het er voor worden gehouden dat [gedaagde] zich onvoldoende van die zorgplicht heeft gekweten omdat de schade anders niet had kunnen ontstaan. Er is dus inderdaad sprake van een onrechtmatige daad. [gedaagde] dient de daardoor geleden schade te vergoeden, nu deze onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend.
In het midden kan blijven wat rechtens was geweest indien de schade was veroorzaakt doordat de vuurpijl ondeugdelijk bleek en/of indien de vordering was gebaseerd op het bepaalde in de artikelen 6. 173 of 185 e.v. van het Burgerlijk Wetboek, nu dat in deze procedure niet ter beoordeling staat.
De vordering ligt dus voor toewijzing gereed.
Proceskosten.
Omtrent de proceskosten moet worden beslist zoals hiervoor bij de beslissing is bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2005, in tegen-woor-digheid van de griffier.