4. Het verweer
De Luchthaven en de Provincie hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
De Luchthaven en de Provincie stellen zich op het standpunt dat Chipshol geen beroep toekomt op artikel 50 van de Luchtvaartwet, nu dit artikel niet meer op de Luchthaven van toepassing was ten tijde van het indienen van het verzoek om schadevergoeding.
5.1.1. Dit verweer wordt verworpen. De verbintenis tot vergoeding van schade door de Luchthaven is ontstaan vóór 20 februari 2003. Deze verbintenis is, nu hieromtrent geen bijzondere regels van overgangsrecht zijn vastgesteld, niet teniet gegaan doordat met ingang van 20 februari 2003 artikel 50 van de Luchtvaartwet niet meer op de Luchthaven van toepassing was. Chipshol kan derhalve, mits aan de overige vereisten daartoe is voldaan, nakoming van deze verbintenis vorderen.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol geen beroep toekomt op artikel 50 van de Luchtvaartwet, omdat zij als economisch eigenares niet door dat artikel wordt beschermd.
5.1.2. Dit verweer wordt verworpen. Met de Luchthaven en de Provincie kan worden geoordeeld dat het begrip "economisch eigendom" geen vastomlijnd juridisch begrip is. Onbetwist is evenwel, dat Chipshol blijkens de hiervoor onder 2a genoemde akte een recht op levering van de juridische eigendom van het Groenenbergterrein heeft, hetgeen is te kwalificeren als een persoonlijk recht. Aldus valt Chipshol naar de letter onder “hen, die een persoonlijk recht hebben ten aanzien de terreinen”, als bedoeld in artikel 50 lid 1 onder c van de Luchtvaartwet. Het beroep van de Luchthaven en de Provincie op de wetsgeschiedenis heeft de rechtbank er niet van overtuigd dat het in beginsel ruime begrip ‘persoonlijk recht’ in dit geval slechts zou zien op huurders of beperkt zakelijk gerechtigden. Een uitleg van de Luchtvaartwet op dit punt analoog aan de Onteigeningswet kan niet worden gevolgd, nu laatstgenoemde wet de vergoeding regelt van schade die het gevolg is van het afnemen van de juridische eigendom, zodat daar de vraag naar de schade lijdende partij een niet vergelijkbare rol speelt.
De Luchthaven en de Provincie betwisten het oorzakelijk verband tussen het bouwverbod en de gestelde schade. Zij voeren daartoe aan dat het bepaalde in het Luchthavenindelingsbesluit (verder LIB te noemen) eveneens in de weg staat aan een ruimere bebouwing dan toegestaan onder het bouwverbod.
5.1.3. Dit verweer wordt verworpen. Indien het bouwverbod achterwege was gebleven, had het bepaalde in het LIB niet kunnen leiden tot een verbod tot het oprichten van de bebouwing -mits waar nodig aangevangen binnen 6 maanden na 20 februari 2003- waartoe op 11 februari 2003 vergunning was verleend. Het LIB bevat integendeel een bepaling (artikel 2.2.1 lid 5) die deze bebouwing met zoveel woorden toestaat. Gesteld noch gebleken is dat Chipshol die werkzaamheden niet binnen genoemde zes maanden zou hebben kunnen aanvangen. Met betrekking tot de bouwvergunningen die op 6 mei 2003 zijn verleend wordt overwogen dat, indien al op grond van het bepaalde in het LIB en/of de Wet Luchtvaart die vergunningen geweigerd hadden kunnen worden, er van deze mogelijkheid kennelijk geen gebruik is gemaakt, nu die vergunningen wel zijn verleend. Zonder bouwverbod zou dus ook de bebouwing kunnen worden opgericht die op 6 mei 2003 onder de werking van het LIB was vergund.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol geen vergoeding toekomt wegens het niet doorgaan van de bouwplannen omdat de bouwvergunningen zijn verleend nadat op 16 januari 2003 in de Staatscourant was aangekondigd dat een bouwverbod zou worden opgelegd. Ter ondersteuning van dit standpunt beroepen zij zich op de laatste volzin van artikel 50 lid 2 van de Luchtvaartwet, waarin is bepaald dat bij de berekening van de schadeloosstelling geen rekening wordt gehouden met “veranderingen, aangebracht of ontworpen na de kennisgeving in de Staatscourant (…)”.
5.1.4. Dit verweer wordt verworpen. Onder veranderingen in de zin van dit artikellid worden niet verstaan veranderingen die –zoals in dit geval- in niets anders bestaan dan in het door de daartoe bevoegde autoriteiten verlenen van bouwvergunningen. Een dergelijke vergunning bevestigt immers slechts dat de vergunde bouwmogelijkheden bestonden ten tijde van de aanvraag. Dit geldt ook voor de vergunning die eerst op 13 februari 2003 door Chipshol is aangevraagd, nu niet is gesteld of gebleken dat de daarin vergunde bebouwing niet mogelijk was vóór 16 januari 2003.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol niet in haar schadevordering tegen de Luchthaven kan worden ontvangen, nu zij dezelfde schade al van de Provincie heeft gevorderd.
5.1.5. Dit verweer wordt verworpen. Geen rechtsregel staat er aan in de weg dat een schadevordering wordt ingesteld tegen verschillende (rechts)personen. Eerst als zou vaststaan dat er geen schade is, omdat deze reeds is vergoed, zal de vordering daarop afstuiten.
De Luchthaven en de Provincie verzetten zich tegen toewijzing van de vordering, nu nog niet vaststaat dat Chipshol schade zal lijden omdat de bestuursrechtelijke procedure tegen het bouwverbod nog niet is afgerond.
5.1.6. Dit verweer wordt verworpen. In de eerste plaats is aannemelijk dat Chipshol reeds schade lijdt doordat vertraging is opgetreden tengevolge van het bouwverbod en in de tweede plaats kan aan een veroordeling tot vergoeding van (een deel van) de schade de voorwaarde worden verbonden dat het bouwverbod onherroepelijk zal zijn geworden.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol haar schade had kunnen beperken door met de bouwwerkzaamheden aan te vangen direct nadat de bouwvergunning was verkregen en door schorsing van het bouwverbod te vragen.
5.1.7. Ook dit verweer wordt verworpen. Indien het bouwverbod onherroepelijk wordt, zouden bouwactiviteiten die reeds hadden plaatsgevonden de schade slechts hebben vergroot. In het geval daarentegen dat het bouwverbod door de bestuursrechter wordt vernietigd speelt artikel 50 Luchtvaartwet geen rol meer. Daarmee vervalt dan ook de aansprakelijkheid van de Luchthaven, zodat de Luchthaven (en ook de Provincie) alsdan geen belang meer hebben bij het argument dat de schade beperkt had kunnen worden door toch te bouwen. Chipshol kan dan mogelijk ageren uit onrechtmatige daad tegen degene die het bouwverbod heeft opgelegd, maar daarop hoeft in deze zaak niet te worden vooruitgelopen.
Nu alle genoemde weren falen dient er van te worden uitgegaan dat de Luchthaven de door Chipshol tengevolge van het bouwverbod geleden schade moet vergoeden. De Luchthaven en de Provincie hebben de omvang van de schade gemotiveerd betwist. Waar zij betogen dat bepaalde schade-elementen op voorhand niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, wordt hun standpunt niet gevolgd, nu uit de wet een dergelijke beperking niet kan worden afgeleid.
De rechtbank heeft behoefte aan deskundige voorlichting over de omvang van de schade. De zaak zal worden verwezen naar de rol teneinde partijen de gelegenheid te geven zich bij akte uit te laten omtrent de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Partijen wordt verzocht daarbij onder meer aandacht te schenken aan de vraag in hoeverre de goede en kwade kansen op winstgevende projectontwikkeling zich vertalen in de grondprijs en aan de vraag in hoeverre de kans dat artikel 38 Luchtvaartwet zou worden toegepast van invloed kan zijn geweest op de grondprijs van het Groenenbergterrein in de periode voorafgaande aan het bouwverbod.