ECLI:NL:RBHAA:2004:BD5979

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 augustus 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/001128-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Helmonds
  • mrs. Van den Boogaard
  • mr. Koole
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne met een aanzienlijke hoeveelheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 2 augustus 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne op of omstreeks 22 april 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging met anderen opzettelijk binnenbrengen van een materiaal bevattende cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt.

De rechtbank heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne bedroeg ongeveer 8.605 gram, wat de rechtbank als een aanzienlijke hoeveelheid beschouwde, bestemd voor verdere verspreiding en handel. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdeling van de cocaïne over de rolkoffers van de verdachte en zijn medeverdachte willekeurig was en zonder hun medewerking had plaatsgevonden. Bij het vaststellen van de strafmaat werd rekening gehouden met de helft van het gewicht van de aangetroffen cocaïne, zijnde ongeveer 4.302 gram.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesentwintig maanden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat het bewezenverklaarde feit strafbaar was volgens de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/001128-04
Uitspraakdatum: 2 augustus 2004
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juli 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Detentiecentrum Roermond, te Roermond.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 april 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan
in dier voege dat
hij op 22 april 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 8.605 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Aangezien de rechtbank het aannemelijk acht dat de verdeling van de hoeveelheid cocaïne over de rolkoffers van verdachte en zijn medeverdachte willekeurig is en zonder medewerking van hen heeft plaatsgevonden en verdachte bij de bepaling van de strafmaat in beginsel verantwoordelijk wordt gehouden voor de hoeveelheid welke hij zelf in zijn rolkoffer Nederland heeft binnengebracht, houdt de rechtbank bij het vaststellen van de strafmaat in het onderhavige geval rekening met de helft van het gewicht van de in totaal aangetroffen hoeveelheid cocaïne, te weten ongeveer 4.302 gram.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENTWINTIG MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Helmonds, voorzitter,
mrs. Van den Boogaard en Koole, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2004.