ECLI:NL:RBHAA:2004:BD5979
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Helmonds
- mrs. Van den Boogaard
- mr. Koole
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van invoer van cocaïne met een aanzienlijke hoeveelheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 2 augustus 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne op of omstreeks 22 april 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging met anderen opzettelijk binnenbrengen van een materiaal bevattende cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt.
De rechtbank heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne bedroeg ongeveer 8.605 gram, wat de rechtbank als een aanzienlijke hoeveelheid beschouwde, bestemd voor verdere verspreiding en handel. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdeling van de cocaïne over de rolkoffers van de verdachte en zijn medeverdachte willekeurig was en zonder hun medewerking had plaatsgevonden. Bij het vaststellen van de strafmaat werd rekening gehouden met de helft van het gewicht van de aangetroffen cocaïne, zijnde ongeveer 4.302 gram.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesentwintig maanden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten, en dat het bewezenverklaarde feit strafbaar was volgens de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.