ECLI:NL:RBHAA:2004:AT8278
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst van ongebouwd onroerend goed en gebruiksrecht van een pad
In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de opzegging van een huurovereenkomst en het gebruik van een pad. De eisers, vertegenwoordigd door mr. F.F.S. Finke, hebben de gedaagden, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. van Schie, aangeklaagd om het stuk grond te ontruimen en het gebruik van het pad te verbieden. De gedaagden hebben in reconventie gevorderd dat de overeenkomst alleen kan worden opgezegd indien het land als bouwgrond wordt verkocht.
De feiten van de zaak zijn als volgt: in de zomer van 2001 hebben de gedaagden percelen grond gekocht van [X en Y], waarop een woning, een paardenpension en een manege zijn gevestigd. De gedaagden maakten gebruik van een pad dat over de percelen van de eisers loopt voor de afvoer van mest en aanvoer van veevoer. In een overeenkomst van juni 2001 is overeengekomen dat de gedaagden het stuk grond mochten gebruiken tegen betaling van een vergoeding. De eisers hebben in 2003 de huurovereenkomst opgezegd, wat leidde tot het huidige geschil.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst met betrekking tot het stuk grond moet worden beschouwd als een voor onbepaalde tijd aangegane huurovereenkomst van ongebouwd onroerend goed. De opzegging door de eisers is aan de orde, waarbij de kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging niet in strijd is met de overeenkomst, mits deze op de juiste wijze is gedaan. De rechter heeft ook de mogelijkheid van schadevergoeding voor de gedaagden in overweging genomen, afhankelijk van de uitkomst van het bewijs dat zij willen leveren over de uitlatingen van de eisers bij het aangaan van de overeenkomst.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om op 3 november 2004 te verschijnen voor een comparitie van partijen, waarbij zij de mogelijkheid hebben om hun geschil in der minne te regelen. De verdere beslissing is aangehouden, en de rechtbank heeft de partijen aangespoord om in overleg te treden om verdere proceskosten te vermijden.