ECLI:NL:RBHAA:2004:AR8754
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging machtiging gesloten uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 december 2004 uitspraak gedaan over het verzoek van de GVI (Bureau Jeugdzorg Noord-Holland) om de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van de minderjarige A te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat A, geboren op 1 augustus 1991, onder toezicht is gesteld en dat de machtiging tot gesloten plaatsing eindigde op 24 december 2004. De GVI verzocht om verlenging van deze machtiging met een jaar, met het oog op een toekomstige plaatsing in een voorziening voor zeer intensieve behandeling. De ouders van A hebben zich echter verzet tegen dit verzoek en hebben aangegeven dat zij A thuis kunnen opvangen in afwachting van een behandelplek. Ze hebben betoogd dat de thuissituatie niet is onderzocht door de GVI en dat er inmiddels verbeteringen zijn in hun situatie, zoals de mogelijkheid om A op te vangen in hun woning boven de winkel. De kinderrechter heeft de minderjarige A in raadkamer gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mr. M. Verkijk. De ouders hebben hun standpunt onderbouwd met een verweerschrift en bijlagen, waarin zij de noodzaak van een thuisplaatsing benadrukken. De GVI heeft haar verzoek gehandhaafd, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de noodzaak van een gesloten behandeling en dat de ouders en A grote weerstand hebben tegen een overbruggingsperiode in een gesloten inrichting. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter besloten het verzoek van de GVI af te wijzen, met de overweging dat de ouders A ook thuis kunnen opvangen of een goed pleeggezin voor hem kunnen vinden. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de ouders, de Raad en de gezinsvoogdij-instelling aanwezig waren.