5. De gronden van de beslissing
Het spoedeisend karakter van de zaak
5.1 Farimez heeft bestreden dat met de vordering een spoedeisend belang is gediend en heeft erop gewezen dat het enkele feit dat de auto door tijdsverloop in waarde daalt, onvoldoende is om spoedeisendheid aan te nemen.
5.2 Dit verweer faalt. Het feit dat de auto door tijdsverloop in waarde daalt, hetgeen door [gedaagde] niet is betwist, levert reeds voldoende grond op voor de spoedeisendheid van de vordering.
De vordering
5.3 Ter beoordeling aan de voorzieningenrechter is vervolgens of [gedaagde] een beroep op de goede trouw op grond van de artikelen 3:86 juncto 3:11 juncto 3: 87 BW toekomt. In deze artikelen is ten aanzien van de verkrijger van een goed van een beschikkingsonbevoegde vervreemder bepaald, dat iemand niet te goeder trouw is wanneer hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Bovendien moet de verkrijger die binnen drie jaren na de verkrijging gevraagd wordt wie het goed aan hem vervreemdde, daarover onverwijld de gegevens verschaffen die nodig zijn om deze persoon terug te vinden, of de gegevens die hij ten tijde van zijn verkrijging daartoe voldoende mocht achten (de wegwijsplicht).
5.4 [gedaagde] betwist dat hij niet te goeder trouw was ten tijde van de aankoop van de auto. Ook betwist hij dat hij niet voldaan heeft aan zijn wegwijsplicht. [gedaagde] stelt daartoe dat hij voorafgaande aan de koop het kenteken en het chassisnummer door de politie heeft laten controleren. Ook heeft hij de auto niet onder de handelswaarde gekocht en hij heeft dit onderbouwd met een aantal aanbiedingen van internet, waar vergelijkbare auto’s voor een vergelijkbare prijs zijn aangeboden. Voor wat betreft zijn wegwijsplicht stelt [gedaagde], dat Spoormaker heeft nagelaten aan te geven wanneer en op welke wijze zij hem heeft verzocht zijn verkoper aan te wijzen. Bovendien heeft hij aan zijn wegwijsplicht voldaan, aangezien hij bij de politie zo spoedig mogelijk zijn verkoper heeft aangewezen.
5.5 Ter terechtzitting is gebleken dat [gedaagde] bij de aankoop van de auto twee originele autosleutels van de verkoper overhandigd heeft gekregen. Spoormaker heeft daarop erkend dat het binnen het bedrijf gebruikelijk is dat de tweede autosleutel tijdens een proefrit achterblijft in de kluis. Spoormakers heeft vervolgens echter geen antwoord kunnen geven op de vraag, hoe het dan mogelijk is dat de tweede sleutel in dit geval niet in de kluis is aangetroffen. Tevens heeft Spoormaker aangegeven dat het namaken van dit soort autosleutels niet mogelijk is. Spoormaker heeft aldus geen verklaring kunnen geven voor het feit dat [gedaagde] twee originele autosleutels in zijn bezit heeft.
5.6 Spoormaker heeft bovendien erkend dat, overeenkomstig bedrijfsgebruik, gewoonlijk een kopie van het rijbewijs van degene die het voertuig tijdens een proefrit ter beschikking krijgt op het kantoor van Spoormaker achterblijft. Spoormaker heeft vervolgens geen antwoord kunnen geven op de vraag, hoe het dan mogelijk is dat in dit geval een kopie van het rijbewijs van degene die de auto heeft ontvreemd niet op het kantoor is aangetroffen.
5.7 Ter terechtzitting is voorts gebleken dat door Spoormaker niet eerder is gevraagd naar de factuur die [gedaagde] naar aanleiding van de contante betaling van de auto van de verkoper had gekregen en die volgens [gedaagde] bij de politie is achtergebleven. Hetzelfde geldt voor het kentekenbewijs dat in het bezit was van [gedaagde]. [gedaagde] heeft immers aangegeven dat het inleveren van dit kentekenbewijs bij de politie de voorwaarde was voor het terugkrijgen van de auto en het verkrijgen van een nieuw kenteken(bewijs) voor de auto.
5.8 Er zijn aldus aanwijzingen dat door Spoormaker onvoldoende is onderzocht wat de feitelijke gang van zaken is geweest bij de vermissing van de auto, terwijl daartoe wel de mogelijkheid bestond. Zo zijn onder meer de volgende vragen onbeantwoord gebleven:
- Was het kentekenbewijs van [D] (evenals de kentekenplaat zelf) gestolen?
- Wat staat (daarover) in de aangifte van [D]?
- Hoe kan het zijn dat [gedaagde] twee originele sleutels heeft gekregen?
- Waarom is er geen intern onderzoek gedaan toen na de proefrit en de verduistering bleek dat niet alleen een kopie van het rijbewijs van de persoon die het voertuig tijdens de proefrit ter beschikking had, ontbrak, maar ook de tweede sleutel van de auto, die altijd samen met het kenteken in de kluis bewaard wordt, weg was?
- Was het kentekenbewijs waarmee de auto op naam van [gedaagde] is gezet vals?
5.9 Nu deze vragen door Spoormaker niet zijn onderzocht en aldus onbeantwoord zijn gebleven en ook overigens niet aannemelijk is geworden dat de goede trouw bij [gedaagde] ontbrak ten tijde van de aankoop van de auto, zal de gevorderde voorziening worden geweigerd.
5.10 Spoormaker zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
6. De beslissing