ECLI:NL:RBHAA:2004:AR7664

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
244642
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van extra vergoeding na ontbinding arbeidsovereenkomst en afschaffing WW vervolguitkering

In deze zaak vordert de eiser, een werknemer, dat de kantonrechter de werkgever, Goglio North Europe B.V., veroordeelt tot betaling van een extra vergoeding van € 10.000,- bruto. Deze vordering is gebaseerd op een afspraak die is gemaakt in het kader van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij partijen overeenkwamen dat de werknemer recht had op deze extra vergoeding indien de WW vervolguitkering voor 31 december 2004 zou worden afgeschaft. De WW vervolguitkering werd inderdaad afgeschaft per 1 januari 2004, waarna de werknemer aanspraak maakte op de afgesproken vergoeding. De werkgever weigerde echter te betalen, met het argument dat de werknemer geen inkomensnadeel zou lijden omdat hij als zelfstandige was gaan werken.

De kantonrechter heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 november 2003 en de toekenning van een ontslagvergoeding van € 270.000,-. De rechter oordeelt dat de letterlijke tekst van de contractsbepaling over de extra vergoeding niet voorbehoudt dat de werknemer daadwerkelijk een WW-uitkering moet ontvangen om recht te hebben op de vergoeding. De rechter concludeert dat het risico op inkomensverlies door de afschaffing van de WW vervolguitkering is afgekocht, ongeacht of de werknemer daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de WW.

De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe en veroordeelt Goglio tot betaling van de gevorderde € 10.000,- bruto, met wettelijke rente vanaf 1 november 2003. Daarnaast wordt Goglio veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.083,78. Het vonnis is uitgesproken op 16 december 2004 door mr. F.M. Visser, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
Sector Kanton Locatie Zaandam
Zaak/rolnummer: 244642 CV EXPL 04-4330
datum uitspraak: 16 december 2004
Vonnis
De kantonrechter in de rechtbank Haarlem, locatie Zaandam, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
[eiser]
te [woonplaats],
gemachtigde: mr. L. Dols,
verder te noemen: [eiser],
tegen
Goglio North Europe B.V.
te Zaandam,
gemachtigde: deurwaarder C.H. Boeder,
verder te noemen: Goglio.
BESLISSING.
Goglio wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen de somma van € 10.000,-- bruto met de wettelij-ke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2003 tot de dag dat alles betaald is.
Goglio wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.083,78, waarvan € 810,-- wegens salaris van de gemachtigde (3 punten).
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
*******************
Verloop van de Procedure.
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen Goglio.
Hierop heeft Goglio geconcludeerd voor antwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Vervolgens is schriftelijk voort geprocedeerd.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De inhoud van alle processtukken, waaronder begrepen de mogelijk door partijen overgelegde producties, wordt als hier overgenomen beschouwd.
Beoordeling van het geschil.
De vordering.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoer-baar bij voorraad, Goglio zal veroordelen aan [eiser] te betalen de somma van € 10.000,-- bruto met rente en kos-ten.
Het verweer.
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Oordeel van de kantonrechter.
In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, nu deze niet dan wel onvoldoende zijn weersproken.
1. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan die per 1 november 2003 door de kantonrechter is ontbonden onder toekenning van een ontslagvergoeding van € 270.000,--. Het betreft kennelijk een formele ontbinding die is voorafgegaan door een tussen partijen gesloten beëindigingovereenkomst, waarin dezelfde ontslagvergoeding is vastgelegd.
2. Voordat de hiervoor bedoelde beëindigingovereenkomst, die op zichzelf reeds was uitonderhandeld, werd afgerond, verscheen een persbericht van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarin werd bericht dat de ministerraad had ingestemd met een wetsvoorstel waarin de zogeheten vervolguitkering WW kwam te vervallen. Hierop heeft de gemachtigde van [eiser] laten weten dat dit een additionele vergoeding zou rechtvaardigen vanwege de mogelijke inkomensschade die [eiser] daardoor zou kunnen lijden. Daarop is een extra bepaling in de beëindigingsovereenkomst opgenomen die luidt als volgt: With a view to the proposed recsission of the supplementary unemployment benefit (“WW-vervolguitkering”), Goglio is willing to grant Mr. [eiser] an additional compensation of EUR 10.000 gross, should this proposed legislation indeed be enforced prior to December 31, 2004.” Bedoelde wetswijziging is op 1 januari 2004 inderdaad in werking getreden.
3. Na beëindiging van de dienstbetrekking heeft [eiser] over de periode 22 december 2003 tot 12 januari 2004 een WW uitkering genoten, die is beëindigd vanwege het feit dat hij inmiddels als zelfstandige was gaan werken. Daarbij is [eiser] erop gewezen dat zijn (mogelijke) WW rechten herleven indien hij binnen anderhalf jaar na 12 januari 2004 mocht stoppen als zelfstandige.
4. Goglio heeft niettegenstaande behoorlijke aanmaning geweigerd de hiervoor onder 3. bedoelde additional compensation uit te betalen.
Partijen blijken kort en goed verdeeld over het antwoord op de vraag of de hiervoor onder 2. bedoelde additional compensation nu wel of niet verschuldigd is.
Goglio meent van niet, nu [eiser] nimmer (serieus) aangewezen is geweest op een WW uitkering en hij dus nimmer enig nadeel ondervonden kan of zou kunnen hebben van het wegvallen van de WW vervolguitkering. [eiser] is eigenlijk direct aan de slag gegaan als zelfstandige en heeft dus helemaal geen last van het wegvallen van die vervolguitkering. Een redelijke uitleg van de betreffende contractsbepaling brengt met zich mee dat niet bedoeld kan zijn om de daarin toegezegde additional compensation ook toe te kennen in een geval waarin feitelijk geen werkeloosheid optreedt.
[eiser] meent van wel, waarbij hij zich (voornamelijk) beroept op de letter van de betreffende contractsbepaling. Daarin is niet opgenomen dat deze vergoeding alleen verschuldigd zou worden als hij daadwerkelijk het slachtoffer zou worden van het wegvallen van de vervolguitkering. Het risico daarop is afgekocht, niet meer en niet minder. Overigens wijst [eiser] erop dat hij wel degelijk een (kortstondig) beroep heeft gedaan op de WW en dat hij daarop vooralsnog nog altijd zou kunnen terugvallen, met alle financiële gevolgen van dien.
Daarover oordeel ik als volgt.
Hoewel onmiddellijk aan Goglio moet worden toegegeven dat de letterlijke tekst van een contractsbepaling niet altijd doorslaggevend hoeft te zijn bij de uitleg daarvan, is dat meestal toch het geval. Partijen zullen er in de regel jegens elkaar immers op mogen vertrouwen dat is bedoeld wat is opgeschreven.
Welnu, opgeschreven is dat [eiser] recht kon doen gelden op meergenoemde additional compensation als de WW-vervolguitkering vóór 31 december 2003 zou komen te vervallen. Daarbij is geen enkel voorbehoud gemaakt voor wat betreft daadwerkelijk door [eiser] geldend te maken WW aanspraken. Partijen hebben daaruit over en weer in redelijkheid slechts kunnen en moeten begrijpen dat alleen het risico op extra inkomensverlies werd afgekocht, als de WW-vervolguitkering -zoals verwacht- inderdaad mocht worden afgeschaft.
Was het anders dan is mij niet duidelijk aan welke voorwaarden dán precies moest worden voldaan. Moest [eiser] eerst de gehele overblijvende WW periode als uitkeringsgerechtigde uitdienen, of was het voldoende dat hij een kortere periode op de WW was aangewezen? Zo ja, hoe lang zou die periode dan moeten duren? Of was het misschien al voldoende dat [eiser] enige periode, hoe kort dan ook, WW zou genieten? Dat laatste is in elk geval gebeurd, waarbij verder aangetekend moet worden dat zijn (mogelijke) WW rechten vooralsnog kunnen herleven. Moet dat alles worden afgewacht? Allemaal vragen die in het contract onbeantwoord blijven, wat alleen valt te verklaren doordat partijen, zoals terecht door [eiser] aangevoerd, die vragen niet behoefden te beantwoorden, omdat de verschuldigdheid van de additional compensation daarvan nu eenmaal niet afhankelijk was gesteld.
Zo bezien moet het verweer van Goglio dus worden verworpen en ligt de vordering voor toewijzing gereed.
Wat anders is dat [eiser], bij het bedingen van het in deze procedure bedoelde beding, wellicht geen of onvoldoende open kaart heeft gespeeld, doordat hij op dat moment al wist, of wel kon vermoeden, dat hij geen enkel inkomensnadeel zou lijden door afschaffing van de aanvullende WW uitkering. Goglio had op die grond (dwaling/bedrog) wellicht vernietiging van het betreffende beding kunnen vorderen, wat zij echter niet heeft gedaan.
Proceskosten.
Over de proceskosten moet worden beslist zoals hiervoor bij de beslissing is bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.